dinsdag 28 februari 2023

In april, mei en juni 1989 speelde ik met mijn gitarenseptet The Seven Slowhands een reeks concerten in de Sovjet Unie, Mongolië, de Volksrepubliek China en Indonesië. We speelden muziek die ik speciaal had gecomponeerd voor het septet dat bestond uit gitaristen Vincent van Warmerdam, Corrie van Binsbergen, Edwin Ligteringen, Franky Douglas, Hans Croon, John van der Veer en mijzelf. Ik hield een dagboek bij.

11 mei
Half acht op, voel me alweer iets beter. Continental breakfast met vieze thee; waarom geven ze ons geen Chinese thee? Dan met de bus naar een fabriek waar ze beeldbuizen voor zwart-wit televisies maken en waar een ensemble van jonge arbeiders voor ons een optreden zal verzorgen. Een lokaal vol glunderende Chinezen en een groot, rood spandoek met welcome you, the dutch guitar group to our factory. Ze spelen belabberd, zelfs voor amateurs maar wel met een schaamteloos enthousiasme. Daarna moeten wij op hun versterkers een paar van onze stukken spelen, en hoewel de fabrieksarbeiders het geweldig vinden, zie ik onze gids van kleur verschieten. Waarschijnlijk maakt ze zich zorgen dat ons concert van vanavond net zo gaat klinken. Hopelijk zal dat niet het geval zijn.

Na ons concertje worden er nog wat liedjes door hun en door ons gezongen, en daarna krijgen we een fijne fabriekslunch aangeboden. Garnalen die ooit een natuurlijke dood zijn gestorven met gekookte fietsband; de afwasploeg mag van mij ook ontslagen worden. Ik hou niet van fabrieken, en zeker niet van het soort dat dag en nacht doorwerkt met ploegendiensten en waar de arbeiders min of meer intern wonen. Dat soort communisme, daar zul je mij niet snel warm voor krijgen.
    De omgeving van de fabriek ziet er ook vreselijk uit, alsof er net een bombardement is geweest of een tyfoon heeft gewoed. In Shanghai wonen veertien miljoen mensen en er is een hoop industrie in en rondom de stad.
    Na de lunch worden we naar het hotel teruggebracht waar ik lekker in een warm bad ga liggen. Om vier uur hebben we een professional music exchange met twaalf studenten van het Shanghai conservatorium in de villa van de vriendschapsvereniging. Als iedereen is voorgesteld komen er veel vragen over onze voor hun heel bijzondere elektrische-akoestische gitaar; waar dienen al die knoppen voor? En waarom spelen we allemaal op de zelfde Takamine gitaar? Jammergenoeg is de versterker die ze voor de gelegenheid hebben aangesloten te slecht om iets te laten horen van de mogelijkheden van het elektronische gedeelte van het instrument.
    We spelen dan maar zonder versterking drie van onze stukken voor ze en dan zijn zij aan de beurt, het zijn tenslotte conservatoriumstudenten en het zou een professional music exchange zijn.
    Na eindeloze discussies en laffe smoesjes speelt een onsympathiek ogende dikzak een romance met veel fouten en weinig subtiliteit, maar we belonen hem met een warm applaus voor zijn moed.
    Dan ontstaan er weer verhitte debatten tussen de Chinezen en gaat hun (enige) gitaar van hand tot hand tot eindelijk een zeer verlegen meisje met trillende vingers een klassieke deun speelt. Nu blijkt dat je hier pas sinds 1982 gitaar kan studeren en dat er een groot tekort is aan literatuur en lesmateriaal.
    Het niveau is wel heel erg laag. Ook onze (klassiek geschoolde) Corrie speelt een paar stukken, en hoewel het instrument van Chinese makelij praktisch onbespeelbaar is en zij al lang uit dit repertoire is, is het niveauverschil ontnuchterend.
    Wanneer wij hun docent vragen iets modern Chinees voor ons te spelen, krijgen we eindeloze ontwijkende antwoorden en pas na een half uur is hij bereid de eerste maten van een slap Spaans klinkend stuk voor ons te spelen. Plaatsvervangende schaamte gonst door het klaslokaal. I am sorry, stamelt hij uiteindelijk.
    Dan begint het vragenuurtje en wordt Corrie bestookt.Ze willen weten of barokstukken wel of niet apuyando gespeeld moeten worden. Corrie vindt van wel en dus is het zo. Niemand is geïnteresseerd in persoonlijk initiatief of een eigen opvatting of interpretatie, er moeten regels komen zodat er gestudeerd kan worden, dat is de mores hier.
    Na afloop doe ik een interview met de Beijing Daily met een journalist die ik zelfs uit de redactie van de schoolkrant van 3 Mavo zou ontslaan.
    Dan met de bus naar de haven waar we in het Peace Restaurant een Westerse maaltijd bestellen. De meesten nemen pizza, ik een hamburger, maar het verschil is minimaal.
    Tegenover het Peace Restaurant is het Peace Hotel, een twintigerjaren Amerikaans gebouw waar ze elke avond om acht uur live jazz hebben. De band heeft gedeeltelijk nog dezelfde bezetting als in de jaren veertig. (de drummer, de trompettist en de pianist) De bar ademt een soort zweterige landerigheid uit die mij bijzonder aanstaat. Hier zou ik avond aan avond tot diep in de nacht willen drinken tot ik me mijn eigen naam niet meer zou kunnen herinneren. Er zitten veel Engelsen die hier denk ik voor zaken zijn, met Chinese vrouwen en een jong Engels ogend meisje met een grote groep dikke Duitsers waar ik oogcontact mee heb. Het zou natuurlijk wel erg romantisch zijn om zo aan je vrouw te komen.
    De band speelt twintiger- en dertigerjaren standards in nogal belabberde arrangementen maar wel met veel overtuiging. De twee bejaarde saxofonisten kunnen maar net meekomen en worden regelmatig door de drummer terecht gewezen. Er wordt niet geïmproviseerd, ze spelen allen thema’s in wisselende arrangementen. De trompettist, een Chinees met een Chaplinsnor zwaait tijdens zijn snoeiharde solo’s naar klanten die hij kent. Later knoopt hij met ons een praatje aan omdat hij onze foto in de krant heeft gezien. Na elk nummer houdt de band vijf minuten pauze om op adem te komen.




    Op straat langs de kade wemelt het van de zwartwisselaars die ook hasjiesj verkopen. Veel Algerijnse en Marokkaanse zeelui. Jochum en Willem komen plotseling binnenlopen en hoewel ze aanvankelijk gereserveerd zijn, wordt het toch heel gezellig. Flink beschonken kom ik in het hotel aan waar ik gelukkig snel inslaap.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten