woensdag 31 maart 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 43)


Amsterdam, dinsdag 7 december 1965, Kees

lieve Ursula,

de laatste weken heb ik je wel vier of vijf brieven geschreven die ik je bij nader inzien niet gestuurd heb. Nu doe ik mijn zoveelste poging om je mijn standpunt duidelijk te maken ten opzichte van de nieuwe situatie waarin we verkeren, namelijk om terug te keren en je vraag aan mij: wat wil jij.
    Wij zijn twee mensen, ieder met hun eigen persoonlijkheid, achtergrond en inzichten. Ik kan je het beste zo eerlijk mogelijk proberen te zeggen wat ik voel. Welnu, ik voel blijdschap en angst. Ik geloof niet dat ik jou door God gegeven ben, of omgekeerd, ik geloof nauwelijks in wonderen. Ik moet je dit zeggen, willen we de zaken in een juist licht zien. Wij zijn twee mensen die moeten proberen met elkaar te leven en we hebben een kind, wat een groter noodzaak geeft aan het willen ondernemen van die poging. Voordat ik verder schrijf in een toon die je misschien koud op het hart zal vallen na jouw eigen warmbloedige brieven, zal ik je eerst zeggen dat ik helemaal bereid ben en ook de wens heb om het opnieuw te proberen. Als jij na het lezen van deze brief nog steeds bij mij wilt terugkomen, kan je er op rekenen dat ik mij volledig zal inzetten om al onze problemen op te lossen. Je moet je alleen een beetje mijn angst kunnen voorstellen.
    Voor je wegging heb je steeds met al je overtuiging volgehouden dat je niet van me hield, dat je iemand anders wilde en dat je weg wilde. Nu, na twee maanden schrijf je met dezelfde overtuiging dat je zeker weet dat je geen ander wilt, maar alleen maar mij. We staan nu voor een vitale beslissing, we kunnen niet aan de gang blijven. Weet je zeker dat je terug wilt naar mij en weet je precies waarom? Is het niet alléén om Klaas, of om andere redenen, die voor het willen samenzijn met mij niet essentieel zijn? Zal je niet wéér het gevoel hebben dat als je met mij vrijt, je liever met iemand anders zou willen vrijen? Ik wil dat je bij me terug komt omdat je van mij houdt, en niet omdat ik je door God gegeven ben, zodat je de verplichting hebt van mij te houden.
    Begrijp me goed. Ik wil het allerliefste dat wij weer bij elkaar komen, met z’n drieën, en misschien zelfs op den duur met z’n vieren, maar ons leven moet leefbaar zijn.
    In het huwelijk wil ik niet ontrouw zijn, maar ik weet zeker dat ik je ontrouw zal zijn als wij het seksueel niet met elkaar zullen vinden, zoals ik je ook nu ontrouw ben geweest. Ik heb bloed in m’n lichaam en ik wil liefhebben en bemind worden. Hoe stel je je voor onze problemen op te lossen? Geld voor psychiaters voor jou of voor mij zal er niet meer zijn. We zullen het samen moeten opknappen.
    Daniëlle. Als wij het opnieuw gaan proberen ben jij degene op wie ik al mijn gevoelens zal richten. Ik houd van jou op een manier die, tot nu toe, helemaal buiten mijn gevoelens voor andere vrouwen staat. Dat ik Daniëlle heb leren kennen, dat ik verliefd op haar ben geworden en op een bepaalde (nieuwe, andere) manier van haar ben gaan houden, is een feit, een consequentie van wat er tussen ons gebeurd is, waaraan ik mij niet schuldig voel. Ik had je al geschreven dat wij niet meer met elkaar naar bed gaan, zij wil proberen toch haar huwelijk met Micha weer in orde te krijgen. Wij gaan met elkaar om als goede vrienden. Wij hebben veel aan elkaar gehad en zijn daardoor op elkaar gesteld geraakt.
    Ten aanzien van mijn geluk zegt zij dat zij niets liever wil dan dat het tussen jou en mij weer goedkomt, en ik geloof dat ze het meent. Zij hoeft je niet te benauwen, noch wat haar betreft, noch wat mij betreft.

Praktische moeilijkheden. Ik houd op het ogenblik genoeg geld over om alleen van te leven, maar zeker niet genoeg om met z’n drieën van te leven. Je zal dus geld moeten verdienen om te helpen onze schulden af te betalen. Je schreef trouwens al dat je daartoe bereid was, maar je moet je dit niet te makkelijk voorstellen. Bij Assimil is alles gereorganiseerd. Smeeds is er weg en ik geloof niet dat je daar nog zult kunnen werken. Dit soort dingen is natuurlijk allemaal oplosbaar en in het licht van ons geluk onbelangrijk, maar er moet toch iets aan gedaan worden.
    Wat je terugreis betreft ben ik aan het informeren hoe we dat het beste en het goedkoopste kunnen doen. Ik heb Near East Tours opgebeld. Je retourbiljet is definitief verlopen. De goedkoopste manier is verder per boot naar Athene of Marseille, en vandaar per trein. Jan Fontijn heeft een broer die iets belangrijks bij de KLM doet, en hij zal vragen of hij iets voor jullie kan organiseren. Ik zal je schrijven zodra ik dit weet. De derde betaler aan ons telefoongesprek was inderdaad Hans van Rij. Ook in Holland wonen aardige mensen.
    Liefje, uit wat ik je nu allemaal geschreven heb moet je niet afleiden dat ik koel ben. Mijn hart klopt, mijn bloed is warm. Ik vond het erg moeilijk om je te schrijven en omdat ik het toch wilde, heb ik geprobeerd zo nuchter mogelijk te zijn. Ik houd van jou, Ursula en van Klaas en misschien lukt het ons. Als we opgewekt zijn en ons best doen zie ik de toekomst hoopvol tegemoet. Als jij van mij kunt houden omdat ik Kees ten Holt ben en ik van jou omdat je Ursula Roth bent, zal het gaan. Wat wij meehebben boven anderen in soortgelijke toestanden, is dat wij het nooit opgegeven hebben met elkaar te praten en onze goede wil te tonen. Antwoord mij meteen op deze brief en schrijf iets over hoe jij denkt een aantal problemen op te lossen. Als je wil om terug te komen onveranderd is gebleven zal ik m’n uiterste best doen om je vóór nieuw jaar in Amsterdam terug te hebben. Je laatste brief is de eerste die je eindigt met ‘omhelsd’ Ursula, ik omhels je ook, vanuit het koude noorden, ik denk voortdurend aan jullie.
    Ik zal het heerlijk vinden jullie te zien en Klaasje te knuffelen. Zodra ik je brief heb, zal ik het schooltje opbellen om te vragen of hij er nog op kan. Ondertussen ben ik bezig met proberen waar ik geld kan loskrijgen. Dit is niet zo gemakkelijk, omdat het een lening op lange termijn moet zijn, en daar zijn de mensen deze winter niet zo happig op. Ingesloten vind je nog een stuk van een oude brief die ik vond, dan heb je wat meer te lezen.
    Op het ogenblik staat Jan in de keuken te koken, nasi goreng of zoiets. De rommel die hij maakt is onbeschrijfelijk, maar daar staat zoveel tegenover dat het alleen maar leuk is. Ik heb Hub Mathijsen gezegd dat hij een andere kamer moet zoeken. Ik zal trouwens blij zijn als hij weg is. Froukje ergert zich voortdurend dood aan Jan en mij, die als twee ongemanierde, immorele zwijnen voortdurend inbreuk doen op de muur van Leids fatsoen waarachter zij zich verschuilt. Ik wacht met spanning op je volgende brief.
Omhelsd door Kees. Ook door Jan.









dinsdag 30 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 42)


 

Lahav, maandagavond 6 december 1965, Ursula

lieve Kees,

dit wordt het vervolg dus van de andere brief. We zaten in een café waar we niet naar de W.C. konden, dus zijn we naar het kantoortje teruggegaan en daar kon ik naar de W.C. Toen ik er uitkwam stond de kaartjesverkoper met Klaas te praten, die had hem verteld dat we uit Holland kwamen, hij vroeg me uit welke stad, en toen ik ‘Amsterdam’, zei, zei hij tot mijn verbazing ‘daar ben ik in de oorlog geweest’ ???? ‘Met het Engelse leger,’ zei hij er toen bij. ‘O,’ zei ik. Het leek wel Oostenrijk, dacht ik.
    We gingen daar zitten wachten en ik bekeek de mensen om mij heen, daar was wel wat aan te zien. Er zat een oude, dikke, blinde vrouw die er ontzettend armoedig uitzag en een dikke, slapende baby in haar armen hield. Naast haar zat een oriëntaalse vrouw, die kennelijk bij haar hoorde en, denk ik de moeder van de baby was, volkomen afgesloofd, somber en uitgeblust, maar vast niet oud, en toch al oud. Daarnaast twee jonge oriëntaals uitziende meisjes met schitterende zwarte ogen. Naast mij zat een elegant meisje, waarmee ik in gesprek raakte omdat ze mijn Joegoslavische schoenen zo mooi vond. Het gesprek was niet interessant.
    In de bus zat ik naast haar, maar schuin voor mij zat de andere dikke, blinde vrouw naast nog een zeer oriëntaals uitziende vrouw, ook armoedig en uitgeblust, maar toch nog wel met een soort gratie. Ze droegen allebei ingewikkeld gevouwen hoofddoeken. De blinde vrouw viel in slaap tegen de andere vrouw aan, die beschermend haar arm om d’er heen legde, maar na een poosje ging de blinde overeind zitten en riep heel angstig iets en begon vervolgens over te geven op de grond. Ze veegde haar gezicht af aan haar jurk, die sowieso al erg vuil was. De andere vrouw bekeek haar met een soort berustende, toch nerveuze afkeer. Bij de volgende halte riep de blinde vrouw weer iets, waarop van achter uit de bus een jongeman kwam, haar onder de arm nam en met haar uit de bus verdween, haar ondersteunende. Ik denk dat hij haar zoon was. Daarop haalde de andere vrouw een stuk brood tevoorschijn en begon te eten.
    Bij de volgende halte, of nee, nog bij dezelfde halte stapte een jong meisje in, heel mooi, dat erg op Kiki leek (Kiki Amsberg, vriendin van mijn ouders, KtH), ging ernaast zitten en zette haar tas op de grond in de kots en begon schrijfoefeningen in schriften na te kijken, dus een onderwijzeres.
    Klaas sliep inmiddels allang op mijn schoot. Enfin, eindelijk om kwart voor vijf waren we bij Beet Kamma, daar moesten we nog een kwartier wachten in de ondergaande zon, tot Motke met zijn bus kwam om vijf uur, en toen was het al donker. En nu ben ik weer thuis. Het was echt een geslaagde dag. Motke was blij verrast dat hij ons weer heelhuids zag, hij had me allerlei telefoonnummers gegeven in geval van nood, tot hij me de stuipen op het lijf joeg.
    Maar in Jeruzalem gaat het gewoon net als in Amsterdam, alles viel zo mee, en alles was zo goedkoop, en fooien geef je nergens. Ik had nog 27 lire over. Ik ga zo gauw als het kan nog eens, er is nog van allerlei dat ik wil zien. Jeruzalem is niet groot, je kunt een heleboel belopen. Liefje, ik ga slapen. Tot mijn grote teleurstelling was er vandaag weer geen post van je. Raak nu maar niet in paniek, het komt wel. Ik hoop dat er morgen wat is.

Dinsdagochtend 7 december
Liefje, ik heb de hele nacht van je gedroomd. Toen ik wakker werd, was Klaas boos aan het schreeuwen. Ik moet eraan denken dat hij toch wel steeds brutaler en ongezeglijker wordt. De kinderen hier maken hem ook brutaal, hij heeft een akelige manier van napraten ontwikkeld, die hier de gewoonte is, en ook een nare manier van meteen te dreinhuilen als iets hem even niet bevalt. Het maakt me toch wel erg bezorgd, ook zijn grenzeloze brutaliteit. Hij is wel lief, maar niet te geloven brutaal. Misschien is het toch beter als ik zo gauw mogelijk terugkom. Ik wou dat er vandaag post van je kwam, en dat je mij steeds expresse schreef. Het is allemaal erg belangrijk. Klaas is zo humeurig. Ik kan hem haast niet aanpakken. Als er iets moet gebeuren dat hij niet wil, b.v. opstaan, wassen, enz. dan is het zoiets van ‘O moet ik nu dit of dat?’ op een toon van ‘ik heb het al zo slecht,’ daarom is het misschien beter als ik maar gauw terugga, ik weet het soms gewoon niet meer. Schrijf me nu toch gauw en veel.

Dinsdagavond
Vandaag heb ik bij Nomi op de afdeling gewerkt. Ik heb eerst met een elektrische naaimachine leren omgaan, en toen luiers omgezoomd. Dit is wel een gezellige afdeling, er zitten nooit meer dan drie mensen te werken, er komen wel veel lui binnenlopen om kleren te passen. Om tien uur drinken ze koffie met van allerlei erbij. Dat vind ik een reuzenidee, dan komen de mensen van de wasserij ernaast ook. Nadat ik om één uur Klaas in bed had gestopt, ben ik er weer gaan werken. Om twee uur heb ik Klaas gehaald, die lief heeft zitten tekenen, en om drie uur ben ik gestopt. Toen verdween Klaas, en ik heb hem pas om zeven uur ’s avonds weer gezien, al die tijd had hij bij Uriël gespeeld, hij kwam alleen om half zeven even thuis om zijn puzzel te halen. Ik ben er wel blij mee, ik kon nog rustig even slapen en zitten lezen. Ik voel me weer niet lekker, het is weer hetzelfde geloof ik. Ik heb maar gauw weer pillen geslikt. Er was nog altijd geen post van je, wel een brief van mijn vader. Hij vond het hogelijk interessant dat ik hier zit, hij wist er inderdaad al iets van af. Hij vroeg wel wanneer ik weer terugkwam.
    Het begint hier nu al aardig koud te worden, wel is het nog steeds zonnig. Overdag kun je nog zonder jas, maar ’s avonds is het gewoon koud. Er moet ook echt regen komen, anders verdrogen de akkers. Het is nu overal groen op de velden. Ik hoop dat ik nu gauw een huis krijg, want ik vind het maar koud om ’s morgens naar de douche te gaan. Ik kan gewoon niet meer opstaan, ik heb zo’n slaap de hele dag. Dat komt ook omdat ik me niet lekker voel. Klaas is lief gaan slapen, hij bedacht uit zichzelf dat hij voortaan lief en beleefd zou zijn.
    Ik heb van Schlomiet een paar Engelse kinderboeken geleend, die vertaal ik nu voor hem. Het gaat reuze, ik vertaal vlot terwijl ik lees. Het is natuurlijk heel eenvoudig Engels. Ik ben wel blij dat ik iets heb om voor te lezen, ik heb totaal geen fantasie om zomaar iets te bedenken, en hij heeft er echt behoefte aan.
    Nu is het half tien en ik val alweer om van de slaap. Het is ontzettend vervelend, ik doe gewoon helemaal niets meer op een dag, ik lees haast niets meer, ik word er doodmoe van. Ik moet allerlei mensen een brief schrijven en ik heb er gewoon geen zin in. De dag is toch zeer inspannend geweest, eerst in de Beet Jeladiem wat geholpen, toen naar Nomi, toen eten en Klaas in bed leggen, toen weer naar Nomi, het is een reuze geren heen en weer. Klaas kan denk ik wel over een poosje in het kinderhuis, maar er is geloof ik geen bed voor hem. Ook b.v. ’s avonds moet ik om zeven uur eerst met hem naar het kinderhuis, dan naar de eetzaal, dan weer naar huis hem melk geven en in bed leggen. Als ik met alles klaar ben is het negen uur, half tien, dan ben ik doodmoe. Ik wil toch nog wel even schrijven en lezen. Ik schrijf je morgenochtend verder. Welterusten.

Woensdag 8 december.
Het is half acht, wij moeten weg maar Klaas wil niet opstaan. Ik kon trouwens zelf ook niet opstaan, ik doe maar net als de mensen hier, ik was me niet, vanmiddag heb ik veel meer tijd. Van dat neurotische schoonmaken ben ik ook aan het afkomen, ik was mijn vaat met een dweil, je moet hier wel, want soms, zoals vanmorgen, is er gewoon geen water. Ik had gelukkig nog wat water voor koffie in mijn koemkoem (ketel) zitten, ik ga nu Klaas maar weer eens porren.
    Nog eventjes iets opschrijven wat me zo opviel, ik kleedde Klaas aan, op zijn bed, toen hij aangekleed was, stapte hij zo de deur uit de frisse lucht in, ik zit hier de hele ochtend met open deuren en ramen, dat is wel heerlijk.

’s Middags half vijf
Kees, wil je mij het adres geven van Nic en Kiki en Joost en Ria, dan stuur ik die een kaart, want ik heb er een paar in Jeruzalem gekocht. Ik stuur er ook een aan Jan en een aan Froukje, ze zijn identiek want ik kon niets anders krijgen. Ik heb een heel aantal brieven en kaarten geschreven vandaag. Ik moet er nog een heel stel meer. Bah. Omdat ik alles driedubbel moet vertellen is er niets aan, snap je, ik schrijf eerst altijd alles aan jou, vervolgens schrijf ik nog heel wat in mijn dagboek en dan nog zo hier en daar wat aan een kennis. Ik heb nog steeds geen post, er moet ergens een staking zijn, dat kan niet anders. Ik vind het erg vervelend. Iedere keer weet ik zeker dat er wat zal zijn, en dan is er weer niets. Ik heb de halve dag in de naaiafdeling gewerkt, Klaas is vanmiddag weer ergens anders gaan spelen, ik laat het nu maar even zo, omdat het wel ontspannend is, maar over een paar dagen wil ik hem ook wel weer een uurtje thuis hebben.
    Liefje, deze brief gaat op de post want hij is vol zoals je ziet. Er is ook niet veel meer te vertellen. Ik denk veel aan je, veel liefs en omhelsd, Ursula.







maandag 29 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 41)


 

Lahav, zondagavond 5 december 1965, Ursula

lieve Kees,

dit is het vervolg van de vorige brief, die je hoop ik al gelezen hebt. Je krijgt hem, neem ik aan, een dag later, maar hij is vijf minuten later geschreven. Vanavond had Klaas een vreselijk verstopte neus en ik had niets meer om erin te doen, ik liep eerst naar de Beet Jeladiem om te vragen of ze daar iets hadden, maar Edna verwees me naar Nouriet, ik wist niet waar ze woonde. Edna kon het me niet duidelijk maken, dus ik klopte ergens aan, en degene die daar woonde, wees me het huis. Nouriet gaf me een briefje mee voor een zekere Awrahamle die een soldaat was. Ik rende naar de soldatenbuurt en vond in een kamer een stel soldaten die aan het kaarten of dammen of schaken waren en één bleek Awrahamle. Ik gaf hem het briefje en hij gaf me een flesje druppels voor Klaas, reuze ingewikkeld en Klaas was al die tijd alleen. Daarna moest ik weer weg om sandwiches te maken, maar hij vindt het niet erg meer om alleen te zijn. Hij liep ook helemaal alleen in het donker van de eetzaal naar Nomi’s huis om een vliegtuigje te halen dat hij daar vergeten was. Hij wordt gelukkig al zelfstandiger. We waren vandaag weer bij de varkentjes, moeder zeug had er een vertrapt, het bloedde aan zijn pootje, we zijn maar gauw naar de koeien gegaan. Als ik een stenen huis krijg, heb ik meteen een veel grotere kamer, dit kamertje is wel erg klein, ik zal het thuis wel erg groot vinden, denk ik.
    Doe je nog iets vanavond? Ben je nog uitgenodigd voor Sinterklaas? Je zult wel nergens op ingegaan zijn. Evy (zuster van Ursula, KtH) schreef dat ze had begrepen dat ik terugwilde, ze had kennelijk niet begrepen dat ik weer naar jou ga, want ze schreef dat ik maar een kamer moest zoeken en een baantje. Ik moet er niet aan denken, dat zou funest zijn voor Klaas. Ik ga haar over onze plannen niet schrijven, zoals je zegt, begrijpt toch niemand er iets van, niemand weet iets van ons want ze wisten en begrepen ook niet waarom ik wegging. Ze kunnen ook niet begrijpen waarom ik terugkom. Ik geloof, ik ben er echt van overtuigd dat het goed zal gaan, ik ben zo aan het veranderen, het is heus waar, ik kom beter terug dan ik ben weggegaan, ik word echt steeds minder nerveus en jachtig, ik zie steeds meer hoe situaties zijn, ik ga steeds beter en rustiger met Klaas om, ik zie steeds beter waar mijn fouten en dwalingen liggen, kun jij er iets van merken in mijn brieven? Ze zijn wel wat van de hak op de tak, maar dat komt ook omdat er steeds zoveel gebeurt, ik wil alles tegelijkertijd vertellen anders vergeet ik het, er gebeurt zo vaak iets waarvan ik denk ‘dat moet ik Kees schrijven,’ en dan vergeet ik het weer.
    Ik wilde nu ook maar dat er post van je kwam, ik kan veel beter denken als ik eerst gelezen heb wat jij schrijft. Van Musaph (behandelend psychiater van Ursula in Nederland, KtH) heb ik ook nog niets gehoord, dus kan ik hem ook niet schrijven. Ik moet het hem goed uitleggen, want hij zal zeer sceptisch zijn, toch, het klinkt misschien pedant, maar hij is gewoon een mens en hij kan niet precies weten hoe ik ben, en of ik alleen uit heimwee handel. Trouwens, op het ogenblik heb ik niet zo’n heimwee, het komt misschien omdat ik weet dat ik terugga, en omdat ik mijn tijd hier echt goed wil gebruiken. Het zal moeilijk zijn hier uit te leggen waarom ik wegga, ze denken geloof ik alweer dat ik blijf, ik laat het maar even zo, anders hang ik er zo bij. We moeten toch nog precies beslissen wanneer het zal zijn en hoe. Vliegen heeft het voordeel dat het zo vlug gaat en zo makkelijk, het heeft het nadeel dat mijn bagage beperkt is, hoewel ik niets heb (niet meer dan eerst) behalve de encyclopedie, maar die kan ik sturen, en het is erg duur, en ik ben er erg bang voor. De boot heeft het nadeel dat het lang duurt, en dat ik dan in Marseille de trein moet nemen en voor een trein ben ik ook bang en misschien voor de boot ook wel. Het heeft het voordeel dat je iets ziet onderweg. Misschien ben ik dan ook wel niet bang meer, maar vliegen vind ik echt eng, maar wel makkelijk. Ik houd op met schrijven want ik wil in deze brief ook nog over Jeruzalem schrijven. Dag liefje, welterusten.

maandagavond 6 december
het is nu negen uur ’s avonds, Klaas ligt in bed, maar Jet is zo wild, dat ik erg bang ben dat hij nog niet slaapt. Ik zal je de hele dag vertellen. Vanmorgen stond ik om half vijf op, wekte Klaas vast, die ook meteen klaarwakker was. Ik dofte me mooi op met ketting en ring (waarvan ik nu ook het muntje ben verloren) en om precies half zes stonden we in de keuken, daar zat het al vol met soldaten die al om vijf uur waren begonnen te werken, geloof ik. Nomi was er en gaf me haar horloge en een muts voor Klaas en om precies tien over half zes vertrokken we. In Beet Kamma, of liever aan de hoofdweg, was een halte waar Klaas en ik gingen zitten wachten op de bus naar Jeruzalem. We moesten drie kwartier wachten, dat wist ik gelukkig, we zagen de zon opkomen boven de heuvels in het oosten, het was vreemd om in je eentje in zo’n kaal landschap op een eenzame bushalte te zitten. Het was erg koud ook. Toen, precies op tijd, kwam de bus, wij erin en daar gingen we. Het landschap werd steeds heuvelachtiger tot bergachtig en het werd zo mooi, met oosterse dorpjes, bossen, velden, een zo oosters landschap, heel indrukwekkend. De reis duurde zoiets van een uur en drie kwartier en toen was er iets dat niet zo was als ik het had gepland, de eindhalte van de bus was ergens anders. Ik wist dus niet meer waar ik was, en nergens een naambordje te bekennen, maar toen vroeg ik maar eens waar het loket was en dat was daar toch precies. Van daar nam ik toen de bus naar de dierentuin, die aan de rand van Jeruzalem ligt. Nu, liefje, zo’n dierentuin heb je nooit van je leven gezien, een beeld in één woord, zo iets moois en leuks, niet te beschrijven. Hij is tegen een heuvel op gebouwd, overal bomen, bosjes, paadjes, rotsjes en overal beeldige kooien, niet keurig op een rij langs een pad, maar zo hier en daar verspreid, nauwelijks te zien, van goedkoop materiaal als tuintjes. O, echt, het is niet te beschrijven zo lieflijk, en met een schitterend uitzicht aan alle kanten over bergen met huisjes als blokjes verspreid erop, een beetje rommelig maar O zo mooi (dit slaat weer op de tuin).
    Hij was ook niet zo groot, er was niet zo erg veel, maar toch heel behoorlijk. We hebben daar ons brood gegeten en zijn er erg lang gebleven. Er was niemand behalve een paar oppassers met baarden. We hebben bij de uitgang, limonade, chocolade en een Berliner bol gekocht, en toen aan iemand gevraagd hoe we bij Mea Sheariem (dat is dus de ultra orthodoxe buurt) konden komen, het was niet ver weg, en ik kon precies op mijn kaart zien waar we waren, dus we gingen lopen, de buurt werd steeds leuker, gekke winkeltjes, overal mensen met baarden, oorlokken, zwarte jassen enzovoorts, vrouwen met hoofddoeken, kleine jongetjes met peies (oorlokken) en draden onder hun jasje uit (die draden zitten aan een gebedsdoek vast die ze om moeten hebben onder hun kleren). We gingen achter de huizen kijken, overal trappen en was. We kochten een paar maal brood, koek, limonade bij gekeppelde mannetjes of breiende zedige meisjes met wollen kousen die zo ultra waren dat ze geeneens Iwriet spraken, maar Jiddish, en iedereen was armoedig en vies, ontzettend, daar begrijp ik aan de ene kant niets van, omdat je sommigen toch in winkels ziet staan, of in werkplaatsen, en aan de andere kant begrijp ik dat ze de hele dag leren (een boel van hen) en dus niet kunnen werken. Ze hebben ook dikke brillen en zien er slecht uit.
    Ik keek mijn ogen haast uit mijn hoofd, ik gluurde bij iedere openstaande deur, ieder winkeltje of werkplaatsje naar binnen. Overal deze mensen met hun vreemde kleding die uit Oost Europa stamt. Enfin, Klaas werd danig moe en toen was ik ineens blij dat ik er uit was. Ik zocht de bus naar de Zionberg met het graf van koning David. Na veel vragen vond ik er een, wij erin, en ineens dacht ik ‘waar ben ik? Ik vind het nooit meer terug naar de bus voor Beet Kamma,’ maar de paniek verdween al gauw. Toen wij uitstapten was het weer buiten de stad, bij het station, ik vond al gauw onze plaats op mijn kaart, en toen we een eindje gelopen hadden zagen we voor ons de berg Zion in een schitterend landschap, onbeschrijfelijk mooi. Je kon tot ver in Jordanië kijken. Wij de berg op, op het laatst waren het trappen, Klaas liep keurig mee, toen een groot gebouw in. Er was een synagoge, en ik geloof nóg een. In de ene synagoge zat een man die ons aansprak. Hij zei dat het een synagoge was (hij sprak bijna onverstaanbaar Jiddish, geloof ik) en op een tafel wijzend zei hij dat daar de Thora rollen werden geschreven. Ik was blij dat Klaas iets op zijn hoofd had anders hadden we er niet in gekund. Hij was geen gids, wat hij was weet ik niet. Hij zei nog van alles en vroeg waar we vandaan kwamen. Ik verstond de helft niet. Toen een paar trappen lager zijn we een zaal binnen gegaan versierd met foto’s, twee grote Israëlische vlaggen en een menora van hout, heel groot op een podium, daar konden we iets drinken, er was niemand, behalve een gebaarde man met zwarte hoed achter de tapkast met nog een vrouw erbij, en er kwam nog iemand met baard en hoed binnen, iedereen begon ons te vragen waar we vandaan kwamen, en hoeveel een autobusje dat ik voor Klaas gekocht had, kostte. Toen ik de prijs zei vonden ze dat veel te duur, wat volgens mij niet zo was. Een man zei dat hij zoiets ook voor zijn zoontje wilde kopen, maar dit was veel te duur. Het was echt leuk. Ze legden me ook nog uit welke bus ik moest nemen voor de bus naar Be’er Sheba. We moesten namelijk weer weg, want het was al behoorlijk laat geworden. Ik kon niet meer naar het Bezalel museum.
    Dus alle trappen weer af, de weg opklimmen, en daar was de bus. We waren keurig op tijd weer bij het kaartjes kantoor, De man achter het loket zei dat we om tien voor drie een bus hadden, het was pas tien over twee, ik moest naar de W.C. dus ik ging ergens in een cafeetje met Klaas een espresso drinken, maar daar kon ik niet naar de W.C. (ik ga op een volgende brief verder) Vast omhelsd door Ursula.






 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 40)


 

Lahav, sjabbat 4 december 1965, Ursula

lieve Kees,

ik zit heel tevreden en rustig in ons kamertje, met een kop koffie en een cigaret, het is tien over elf. Klaas is met Eri en Offer mee. Jet heeft buiten gespeeld en zit nu naast me. Tot nu toe was het een echt goeie dag. Ik werd om half acht wakker, dat is voor hier echt laat, Klaas ging zoet in zijn bed tekenen, en ik kon door sudderen tot half negen. Toen onderdrukte ik met alle macht een gevoel van haast, want iedereen was allang op, en speelde nog een tijdje met Klaas. Wij wasten ons niet en gingen eten, het ontbijt was verrukkelijk, er was gepofte mais met suiker, eieren, koffie, tomaten, shemmenet (zure room), honing, kaas, ik at op mijn gemak, dat er nog anderen aan tafel zitten, stoort mij allang niet meer. Toen ging ik naar de keuken om kool, wortel en tomaten voor de konijntjes te halen, suiker voor mezelf en melk voor Klaas en Jet. Ik speurde naar iets van vlees voor Jet, toen Schlomiet me riep en me een stel kippenpootjes gaf en zei ‘ik heb het niet altijd, maar als het er is kun je het krijgen.’
    Ik toog blij huiswaarts, Klaas bleef in de speeltuin, ik kon dus in alle rust de konijntjes eten geven, Jet melk, vlees en een schone bak, en het huis opruimen. Toen kwam Klaas er ook weer aan, en kwam Eri zeggen dat hij had gehoord dat ik naar Jeruzalem wilde en dat hij me geld zou brengen. Vind je dat nu niet aardig? Ik zei dat ik nog twintig pond had, maar hij zei dat dat niet genoeg was. Toen vroeg hij of we mee gingen wandelen en dat hebben we gedaan, en nu is Klaas nog weer met hen mee.
    Ik geloof dat het op het moment goed gaat met ons, als het goed gaat moet ik niet te haastig naar huis komen, niet omdat ik dan hier wil blijven, maar juist omdat ik dan voel dat het een goed besluit is weer bij jou te zijn. Ik zal het je uitleggen. Als ik rustig ben, kan ik veel aan. Het verblijf hier doet me veel goed, het is een soort genezing, ik voel dat ik iedere dag een stapje verder kom. Je moet een vrouw terughebben die gezond is, die niet humeurig en gejaagd is, ik begin te merken dat langzaamaan (er is een goed Hebreeuws woord voor: Leat Leat) ik mijn humeur niet alleen in bedwang houd, maar dat het door een natuurlijke rust, innerlijke rust, niet meer zo gauw uit zijn evenwicht raakt. Dat komt omdat hier niet steeds zo veel op me aanstormt, en juist om alle stormen te kunnen overzien, en te zien dat het geen stormen zijn, dacht ik dat ik niet zo’n haast moest maken. Ik verlang erg naar je, ik denk altijd aan je. Vind je dit verstandig, wat ik nu zeg? Of wil je ons liever meteen terughebben? Ik denk trouwens dat het niet zo meteen kan, en zoals ik al zei, ik wil de tijd die ik hier ben goed gebruiken. Ik denk voortdurend na over alles, het lijkt ook wel alsof, sinds ik dit positieve besluit heb genomen, ik in alle opzichten veel positiever ben geworden. Er is niet meer een onzekere toekomst, maar, wat je eens schreef, ik weet nu waaraan en waarvoor ik werk, aan een gelukkig huwelijk en een gelukkig gezin.
    Ik kan niet meer rustig schrijven, want Klaasje is er weer. Jet is dol op me, ze zit voortdurend bij me op schoot. Ik praat de hele dag tegen jou, liefje, en als ik tijd heb en een stuk papier schrijf ik er iets van op, maar het komt zo onduidelijk over, ik praat liever tegen jou zelf. Als we weer terug zijn komen we voorlopig niet uitgepraat. Ik heb je zoveel te vertellen. O ja, wat ik ook nog wilde zeggen, het is misschien ook wat goedkoper als we nog even blijven, of scheelt het niet zoveel? Enfin, we zien wel.

’s avonds
Ik zit hier nu weer heel tevreden in mijn kamer, het is alleen wel laat, tien uur, maar ik kan toch niet slapen want er zijn mensen in Moshé’s kamer en die maken teveel lawaai. Ik heb vandaag van alles gekregen, een bende heerlijke koekjes, snoep, chocolade, koffie, thee, kaarsen, echt goeie limonade, een kaart van Jeruzalem, hoewel niet zo’n duidelijke. Klaas is het grootste deel van de dag erg lief geweest, alleen was er een vreselijke uitbarsting toen hij naar de Beet Jeladiem moest, en nog een ’s avonds toen hij al in bed lag en Motke de kaart kwam brengen. Je weet niet hoe hij dan te keer kan gaan, het is niet gewoon meer. Ik heb, mag ik tot mijn eer zeggen, geen van de twee keren mijn kalmte verloren, zodat het vrij gauw over was.
    Ik vraag me steeds af of je Daniëlle nog ontmoet, heb je haar gezegd dat ik weer bij je terugkom? Het moet toch prettig voor je zijn om dat tegen haar te kunnen zeggen, of voel jij het niet zo? Maar kun je nu nog wel wachten? Ik geloof dat je moet beginnen met langzaam de verhouding te verkoelen en af te breken, anders, als je wacht tot de laatste dag voor we terug zijn - trouwens dat zou ik niet willen - maar als je dat zou doen, dan zou er een hele rare toestand zijn.
    Liefje, ik ben zo benieuwd naar wat je denkt. Schrijf mij toch heel uitgebreid alles wat je erover denkt, ik krijg steeds meer moed, echt waar. Ik zal mijn best doen om het hier nog even vol te houden, omdat ik geloof dat we rustig aan onze voorbereidingen voor een thuiskomst moeten treffen. Ik moet het volhouden omdat iedereen hier even aardig voor ons is. Klaas is wel moeilijk, maar het gaat al beter. Dit is heus geen verloren tijd voor hem, lezen en schrijven is niet alles, buiten zijn, dieren zien, landbouw zien, Iwriet leren, dit is ook goed voor hem, maar niet te lang zonder vader, hij heeft je echt nodig, dus schrijf hem veel.
    Ik vind dat je beeldige brieven maakt voor hem. Ik wou dat ik wist wie die mensen hiernaast waren. Een is geloof ik Eri, maar dat kan haast niet want die weet dat Klaas moet slapen. Klaas en ik gaan een prachtige locomotief maken, we hebben voorbeelden genoeg in een boek met treinen dat ik uit de bibliotheek heb gehaald. Als hij erg mooi wordt, nemen we hem mee, dan moet Klaas hem maar in zijn hand houden.
    Liefje, hoe kom je nu aan het geld voor de reis? Misschien kun je iets sparen, maar het zal wel te kort tijd zijn. Ik wil niet té lang meer wegblijven. Ik heb zoveel opgeschreven, ik zal het je allemaal laten lezen als we terug zijn. Ik heb nog steeds de foto’s niet van Motke. Ik hoop nu maar dat ze niet allemaal mislukt zijn. Ik heb net de kaart van Jeruzalem ijverig bestudeerd. Ik wil naar van alles toe, er is zó veel dat ik wel twee of drie keer zal moeten gaan, wil ik het allemaal zien. Ik zal ook precies vragen waar de bus stopt. Ik verheug me er erg op. Liefje, ik ga slapen, hiernaast zijn ze weg. Ik schrijf morgen verder, jij gaat nog niet slapen, bij jou is het nu tien uur, jij leest of praat met Jan of bent bij Hans.

zondag 5 december
Even gauw nog wat schrijven, ik heb net even tijd. Klaas is op school. Daarstraks was ik ook even thuis, hij kwam me pas na drie kwartier achterna. Dinsdag leert Nomi me met de naaimachine omgaan, het zou wel fijn zijn als ik eens goed leerde naaien, dat zou goedkoop zijn, alleen moet je me dan nog een naaimachine kopen. Klaas stond vanmorgen op met een pesthumeur zonder enige reden. Ik had hem wel ’s nachts horen schreeuwen in zijn slaap. Ik wekte hem om zeven uur met snoep en chocola, hij was meteen nijdig. Ik zette thee en gaf hem nog twee koekjes, en liet hem even doorsudderen. Hij werd wel weer lief, maar toen ik hem wilde wassen, werd hij weer razend, daarna weer lief en toen we op school waren werd hij weer onmogelijk. Ik begrijp er eigenlijk toch niet zo veel van. Ik heb hem gezegd dat we weer naar Holland gaan en dat vindt hij erg fijn, hij praat er voortdurend over, ik ben blij dat hij nog geen Iwriet kent, maar hij begint het aardig te leren. Ik begin het ook iets beter te spreken. Ik doe erg mijn best om het goed te leren, misschien kan ik volgend jaar weer les nemen. Het liefst zou ik het gaan studeren, maar dat is van later zorg. Als ik erg flink en zelfstandig word, kan ik wel met de boot teruggaan.
    Ik zie net dat ik je brief (de brief die ik eergisteren schreef) door het gezeur met Klaas niet op de bus heb gedaan, ik doe het nog even, misschien is de post nog niet geweest.

De post was nog niet geweest, dat betekent dat je maar één dag geen brief krijgt, op sjabbat is er geen post. Als ik naar de post loop, kom ik voorbij het slachthuis, ik vind het altijd weer een walgelijk idee dat in dat huisje dieren afgemaakt worden. Er kwam vrolijke muziek uit, en door een open deur zag ik een bak met bloed staan. Ik dacht aan de domme biggetjes, het is niet zo heel erg, want ze weten absoluut niet wat er gebeurt.
    Klaas ziet er zo prachtig uit, hij is bruin, hij ziet er zo gezond uit en hij is zo mooi en hij kijkt zo pienter uit zijn ogen, aan de ene kant volwassen en soms als een echt klein kindje. Hij heeft al aardig wat meegemaakt in zijn leventje. Liefje, ik moet nog wat wassen en dan weer naar Klaas.

’s avonds
Ik ben heel opgewonden, want morgen ga ik naar Jeruzalem met Klaas. Ik was vanavond bij Eri en Michal om Michal, die Jeruzalem kent er iets over te vragen. Ze vroeg ‘wanneer ga je?’ Ik zei ‘volgende week of zo,’ maar toen bedacht ik me ineens dat ik nu maar eens gewoon morgen moest gaan. Ik heb toch niets bijzonders te doen en dat eeuwige uitstellen van mij moet ook maar eens uit zijn. Ik heb de plattegrond goed bekeken, ik weet hoe laat alle bussen gaan, ik weet precies wat we gaan doen. Eerst naar de Bijbelse dierentuin, dan naar Mea Sheariem (de ultra orthodoxe buurt), dan naar de berg Zion, dan naar het Bezalel museum en dan weer naar het busstation. Ik wil ook nog ergens iets eten of drinken, ik zal wel zien. Eri gaf me dertig lira, ik heb zelf nog twintig. Van Nomi leen ik haar horloge, want ik moet om vijf uur bij kibboets Beet Kamma zijn, daar is Motke met de bus naar Lahav.
    Ik moet dus de bus van drie uur uit Jeruzalem hebben. Nomi heeft geholpen sandwiches maken in de keuken, ik heb kip, ei, kaas, bananen, mandarijntjes keurig in plastic zakjes in de KLM tas van Jan, plus passen, geld, zakdoeken, W.C.papier, cosmetica , en een paar platte schoenen voor mij, want ik ga nu eens op hoge hakken, maar als ik erg veel moet lopen gaan m’n voeten misschien pijn doen, ik ben het niet meer gewend. Ik heb van Nomi nog zo’n mutsje (zo’n kibboetspetje) voor Klaas geleend. Ik moet om half vijf opstaan, om half zes rijdt de bus weg. Dan moet ik drie kwartier wachten op de bus naar Jeruzalem, dat kan me niets schelen, ik kijk wel op de kaart ondertussen, of we eten iets.
    Het is natuurlijk niets bijzonders om te doen, maar je weet hoe een schaap ik ben, ik vind mezelf erg flink. Nomi zei ‘ik wou dat ik met je mee kon.’ Iedereen die het weet leeft met me mee. Ita zei ‘je moet die en die vragen, die gaat er eens in de week heen,’ dat is nota bene de moeder van Boaz die ik zo stom vond, die studeert er wiskunde. Ik doe m’n beige wollen jurk aan en ik maak me lekker op, maar dat doe ik wel ergens in Jeruzalem. Klaas slaapt nog niet hoewel het over tienen is, dat komt waarschijnlijk omdat wij vanmiddag ontzettend lang geslapen hebben, het was zo drukkend en benauwd. Ik hoop nu maar dat hij morgen op wil staan.
    Er was vandaag weer geen post van je, ik heb al drie dagen niets gehad. Er was wel een brief van juffrouw Ammy Würth (mijn juf van de kleuterschool in Amsterdam, KtH)en een heel aardige van Evy. (zuster van Ursula, KtH) Ik moet nog een heleboel brieven schrijven, aan Janneke, Henny, Evy, Ammy. Ik schreef een hele tijd geleden aan m’n vader, maar die heeft niet teruggeschreven. Ik heb er ook een aan May geschreven voor haar verjaardag. Als ik er aan denk, koop ik wat briefkaarten in Jeruzalem. Ik zit met krulpennen in mijn haar. Het is echt goed geknipt door Van der Laan, want het zit nog steeds goed, als ik weer terug ben, ga ik weer bij hem, denk ik. Nu is het papier bijna vol, ik ga maar door op een ander vel, dat doe ik dan een dag later op de bus, anders weet je niet waar ik het over heb. Ik heb nog een heleboel te vertellen, zie je.
    Ik groet je op dit vel en omhelsd door mij,
Ursula.



vrijdag 26 maart 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 39)


 

Lahav, vrijdag 3 december 1965, Ursula

lieve Kees,
onze Jet levert mij moeilijkheden op. Nomi zei dat ik altijd eten uit de keuken kon krijgen, maar het heeft tot nu toe steeds problemen opgeleverd. De een weet het niet, de ander begrijpt het niet, nog een ander zegt ‘kom straks terug.’
    Vandaag werd me driftig door Schlomiet (een andere dan die in het kinderhuis) meegedeeld dat zij geen tijd had zich met mijn kat bezig te houden en dat ik Nomi maar moest vragen om ook voor mijn kat te zorgen. Ik zei ‘waar haalt Nomi het eten dan vandaan? Als je me zegt waar ik het vinden kan, haal ik het zelf.’ Maar Schlomiet zei dat ze geen tijd had. Schlomiet is de kwaadste niet, maar ze is nerveus en altijd druk en zenuwachtig in de weer en tegen iedereen aan het schreeuwen.
    Ik heb alweer een andere oplossing bedacht, ik ben naar het kinderhuis gegaan en heb vlees uit de afvalbak genomen en ze gevraagd om pap, vis en vlees voor mijn poes te bewaren. Ik moet nu ook al voor de konijnen eten meenemen en ook voor de schildpadden, want die krijgen nooit iets, maar dat pak ik gewoon zelf. De moeilijkheid is, ik moet hier om alles vragen. Soms word ik er daas van. Als er lekker vlees is, moet ik vragen of het varkensvlees is, en of ik misschien iets anders kan krijgen. Eerst vroeg ik ook om melk, maar dat pak ik nu zelf. Vlees eet ik nu maar helemaal niet meer. Om koffie, thee en koekjes moet ik ook vragen. Koekjes doe ik dan maar voorlopig niet meer. Ik hoop dat ik deze maand wel weer een pakket met alles erin krijg, anders vraag ik Nomi er toch maar om. Ik vraag tien keer per dag om iets. Ik moet er echt mee ophouden, maar alles is zo gauw op bij mij.
    Jet is een brave kat, toen ze het vlees ophad, kwam ze zeggen dat ze tevreden was, ze kwam meteen spinnend bij me liggen. Ik heb drie foto’s van haar gemaakt. Ze zit onder de rooie verf van haar geschilderde kist. Aan de ene kant is het makkelijk dat ze zo schreeuwt, want daarnet zat ze enorm tegen me te schreeuwen, tot ik zag dat haar poepdoos buiten stond. Ze ging er meteen op, nu ligt ze weer heel tevreden bij me. Daarstraks speelde Klaas met haar, hij had een touw aan een stok en hengelde naar haar, als ze het wilde pakken, trok hij het weg. Jet werd zo boos, ze schreeuwde uit alle macht. ’s Nachts is het alleen ontoelaatbaar.
    Klaas is niet thuis, hij speelt nog op school, hij ging vanmorgen ook alleen naar huis om iets te halen. Ik gaf hem een bakje pap voor Jet mee, en hij kwam maar niet terug. Eindelijk, toen ik net op het punt stond hem te gaan zoeken, kwam hij eraan. Ik zei ‘waar ben je zolang gebleven?’ Klaas zei ‘nou, ik moest wachten tot ze alle pap had opgegeten.’ Hij is dol op Jet. Ik ben ook erg blij met Jet, ze is lief en het is zo goed voor Klaas een eigen beestje te hebben. Ze ziet er wel anders uit, geloof ik, dan een Hollandse kat, het is echt een mager scharminkeltje met heel dun haar, zo dun, dat je de vlooien er zo uit kan pakken. Dat heb ik ook gedaan, nu is ze pietvrij. Ze heeft ook ellenlange, dunne, pezige pootjes en een beetje uitpuilende oogjes, Haar moeder heeft een afschuwelijke bek, een soort vissenbek, doodeng. Ik heb wel eerst goed gekeken of Jet dat ook niet had. Ze is wel erg gek om te zien, heel slordig getekend, de ene helft van haar neus zwart, de andere wit.
    
6.30 uur
Ik heb vanmiddag niet geslapen, maar m’n hele kamer opgeruimd. Ik heb een heleboel stenen weer weggegooid. Toch zijn er nog wel veel over. Zodra ik hier heb gezegd dat ik wegga, maak ik een pakket en doe daar de boeken in, want ik wil graag alle stenen meenemen. Als je hier buiten loopt of de deur uitkomt, ritselt er altijd wel iets in het gras. Dat kan een muis zijn, een slang of een hagedis. Vanavond ging ik de deur uit en er was een enorm geritsel, toen ik het licht aandeed zou ik zweren dat ik een soort hond zag weglopen. Toen ik vanmiddag iets uit m’n tas haalde in de kast, sprong er een enorme hagedis uit.
    Klaas heeft de hele middag lief buiten gespeeld, maar toen Esther op bezoek kwam, ging hij meteen ook naar binnen, praatte overal tussendoor, dreinde, sloeg me, het is een onmogelijke situatie als er mensen bij zijn. Ik mag tot m’n eer zeggen dat ik doodkalm bleef. Het moet echt zover komen dat kalmte m’n tweede natuur wordt. Ik zeg je, ik raak er meer en meer van overtuigd dat alle moeilijkheden met kalmte en rust en geduld volkomen op te lossen zijn. Ik zeg de hele dag, op elk ogenblik tegen mezelf ‘doe rustig aan’, als iets teveel is ‘doe het niet’, als je laat bent ‘doe een hele hoop niet’, en kom je te laat ‘doet er niet toe’.

10.00 uur
Zo, ik zit eindelijk met een kop chocolade en een piepklein stukje chocoladecake en cigaretten. Ik heb nog honger als een paard, ik heb haast niets gegeten. Eerst was er in het kinderhuis een prachtige verjaardag van Boaz, een heel vreemd jongetje, volgens mij is hij debielig of zo. Hij heeft zulke enge ogen, heel mooi van kleur, maar hij kijkt zo eng, en hij luistert nooit, en hij is ontzettend ongezeglijk. Edna had het weer eens beeldig gedaan, ik bofte dat ik erbij kon omdat Klaas er anders niet bij wilde (de andere ouders waren er niet) want er was erg veel lekkers. Klaas heeft zich buikpijn gegeten, ik kreeg niet zoveel, maar het was erg prettig iets te snoepen, deze week hadden we zowat niets. Maar in de eetzaal was het eten helemaal niet lekker, en Klaas was ziek, dus ik at een stuk cake, en nam er een mee. Ik had de hele schaal wel mee willen nemen, maar er was er voor ieder maar een. Tegenwoordig is het eten iets minder, omdat er ineens zoveel meer mensen zijn. Vanavond alleen vieze viskoekjes of varkensvlees. Gelukkig is er bij de kinderen altijd nog echt lekker eten, die hebben altijd iets extra’s, en er is ook genoeg voor mij. Ik zit daar altijd alles op te vreten wat overblijft, ik heb nooit genoeg.
    Waar Ita zo dik van wordt? Ik verdenk haar ervan dat ze nog een tweede keer in het Chader Ochel gaat eten. Maar Ita is de enige dikke hier. Ik moet zeggen dat hoewel de vrouwen hier veel rimpels hebben, ze bijna allemaal een goed figuur hebben, en ze lopen allemaal zo goed en rechtop. Wat me ook opvalt is het ontzettend mooie en lange haar dat sommigen hebben. Schlomiet van de keuken is een hoogblonde vrouw met een ellenlange, dikke vlecht, prachtig gewoon. Haar dochter is nog mooier blond, net een poppetje, met niet zo lang haar. Er is nog een blonde ook met lang haar en twee heel donkere met heel lang prachtig haar. Verder heeft Esther ook schitterend, glanzend lang zwart haar. En nog een heel stel van de soldatinnen ook. De Schlomiet van de kinderen heeft halflange, zwarte krullen, als ze niet zo gek keek en liep, zou ze wel mooi zijn. Edna is net een jongetje, met kort zwart haar, stevige armen en benen en stevige, mooie, echte werkhanden. Ze werkt ook enorm hard, de kinderen zijn dol op haar. Klaas ook al.
    War Edna met de kinderen doet is werkelijk fantastisch. Iedere dag heeft ze iets leuks voor ze, en het zijn hele moeilijke kinderen. Ze zijn wild en in mijn ogen echt onopgevoed. Ze eten als beestjes, ze staan op als ze hun eten op hebben, ze schreeuwen aan tafel, als ze iets niet meer eten willen, gooien ze het in de afvalbak en roepen om iets anders. Alles waarmee ze spelen laten ze staan en slingeren. Als ze hun eten ophebben, moeten ze hun bord, kopje en lepel in de gootsteen zetten; ze smijten het erin. Alles is van plastic, anders zou er niets meer heel zijn.
    Er is een meisje dat ik een schatje vind, dat is een heel klein blond meisje, Hagar. Er zijn nog wel meer lieve kindertjes, over het algemeen vind ik de meisjes leuker dan de jongens. Er is een heel intelligent meisje bij, Jaïl, maar zo onopgevoed. Haar ouders zijn ook erg leuk. De vader is Schmoelek, voor wie ik het varkensartikel heb vertaald. Hij is een beetje zo’n type als m’n vader, maar jonger en vriendelijker, beschaafd, en hij werkt gewoon bij de varkens. Je kunt toch wel zien wie beschaafd is, wie burgerlijk, wie onbeschaafd. De meesten zijn wel beschaafd. Toch krijg ik niet veel hoogte van ze. Ze zijn rustig en vriendelijk. Schlomiet van de keuken is een uitzondering omdat ze nerveus is. Ik vind haar kinderen ook niet leuk. Het meisje is tien jaar, ze heet Tal. Ze is eigenlijk wel lief, maar ze doet wel vreemd, ze showt zichzelf voortdurend. Deze twee kinderen zijn aan de ene kant lief en aan de andere kant over het paard getild.
    Als je hier bij de mensen binnenkomt, ziet het ene huis er net zo uit als het andere, maar ik was in een andere kibboets, en daar kwam ik een huis binnen dat zo persoonlijk en artistiek was ingericht. Het is niet overal hetzelfde natuurlijk, dit is een erg jonge kibboets, met jonge mensen. Iedereen werkt hard, geloof ik. Ik ga maar eens naar bed, ik ben zo ontzettend moe, ik ben de laatste tijd zo moe. Ik kan de hele dag slapen. Jet ligt bij Klaas, nu ik even naar haar kijk zegt ze ‘piep’, heel grappig. Ik zeg ‘dag Jet.’ ‘Piep, piep,’ zegt Jet en begint meteen te spinnen. Het is een enig en lief beest.
    Er gebeuren soms de gekste dingen. Er viel vanmiddag een vogel uit de boom, dood op de grond. Misschien van de warmte, maar het is niet zo erg warm meer. Je kunt nog wel zonder jas en zonder trui lopen. Ik zal even een plattegrond van de kamer tekenen. Jet ligt nu op schoot. Liefje, ik heb niets zinnigs meer te vertellen, ik ben te moe, dus ik ga slapen. Jij zit nu ongetwijfeld met Jan (Jan Fontijn, KtH) een glas bier te drinken. Ik heb net aan Jet haar oren geroken, maar er is niets te ruiken.



woensdag 24 maart 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 38)


 

Amsterdam, 2 december 1965, Musaph (Prof. Dr. H. Musaph, bijzonder hoogleraar De medische sexuologie, behandelend psychiater van Ursula, KtH) 

Beste mevr. ten Holt,
Vandaag is uw man bij mij geweest om te spreken over uw moeilijkheden. Het is duidelijk dat u dik heimwee hebt en dat Klaas moeilijk is. Het laatste is alleen maar gunstig van mijn gezichtspunt uit gezien.
    Kees denkt na wat er verder met u gebeuren moet. Hij wil u met Klaas hierheen halen en denkt er over om het met u verder te proberen. Hij vroeg mij of ik veronderstel dat u na hereniging een normaal huwelijksleven met hem zou kunnen hebben, inclusief het sex.
    Ik antwoordde dat ik veronderstel dat het opnieuw grote moeilijkheden zal geven en dat ik geen aanleiding zie om te veronderstellen dat u de sex nu principieel anders zou liggen dan al die voorafgaande jaren. Hij vroeg of u dan soms lesbisch bent. Ik ontkende dit en zei dat de relatie tussen u en hem dus ongelukkig ligt. En verder beloofde ik hem u dit te schrijven.
    Dat u eventueel op korte termijn terug zou komen, zou ik moeten duiden als een falen, waarvoor men zich niet hoeft te schamen, maar dat nou niet bepaald een uitdrukking is van een gezond aanpassingsvermogen. Heimwee- en wanhoopsgevoelens zijn normaal in uw situatie. De vraag is alleen of u ervoor capituleert ja of nee.
    En ik vertelde Kees dat ik erg blij ben met de agressieve gedrag van Klaas. Dat is een normale reactie op de grote verandering en de scheiding met zijn vader. Verder vind ik het mesjogge om te denken aan andere mannen. Daar bent u nog lang niet aan toe. Dat hoeft echt niet.
    Met beste groeten en
H. Musaph


 

Lahav, donderdag 2 december 1965, Ursula

Lieve Kees,
boven mijn hoofd is een enorm gehamer, want ze repareren het dak. Toen ik vanmorgen even thuiskwam om naar Jet te kijken, was het een ravage van kapotte dakpannen en gruis voor mijn deur. Het beeldige tuintje is totaal verwoest. Het is een ontzettende ravage. Jet maakt het best, zou je denken dat ze mee te nemen was? May (zuster van Ursula, KtH) heeft indertijd ook een kat uit Joegoeslavië meegenomen. Zeg liefje, als ik per vliegtuig terugkom, dan moet ik echt een heleboel van hier per pakketpost sturen, want ik heb veel teveel, d.w.z. dat wat je me stuurt plus een paar stenen plus schoenen. Ik zou b.v. de encyclopedie plus schoenen plus lange broek kunnen versturen. Ik kan hier wel mijn spijkerbroek en nog een broek achterlaten en b.v. ook die blauwe jas. Ik kan de boeken van Klaas ook opsturen, hij heeft ze allemaal uit. Maar ik moet eerst zien dat jouw pakket aankomt, anders durf ik niets te sturen. Wanneer heb je het verstuurd?
    Voor ik het vergeet, het is vandaag donderdag twee december. Ik ben een kostbaar schrift met aantekeningen en overdenkingen kwijt. Ik denk me suf en schrijf alles op. Ik ben in mijn eentje onze erotische verhouding aan het oplossen, en lach me niet uit, ik doe echt denkwerk. Ik meen ook hier de bron van de mislukking te hebben gevonden, ook hier ligt de oorzaak in mijn ongeduld, het niet willen geven van tijd aan een ander. Je mag best weten dat toen ik gisteravond laat in bed lag en ik bewust aan jou en mij in bed begon te denken, ik in de grootste verwarring raakte. Ik dacht eerst, we moeten rustig aan doen, en toen dacht ik daar gaat het niet om. En nu denk ik zo: ik wilde nooit met je naar bed omdat ik met iemand anders naar bed wou, dus ik wilde jou mijn lichaam en mijn tijd niet geven, maar nu wil ik je mijn lichaam en mijn tijd wél geven, dus zal ik niet zo geïrriteerd zijn als je mij wilt hebben. Want het is bij mij altijd zo, ik word geïrriteerd als ik tijd meen te verliezen. Ik ben geloof ik niet erg duidelijk. Maar als je met een man vrijt terwijl je liever met een ander vrijt, word je geïrriteerd, terwijl als je niet aan een ander denkt, dan ben je tevreden met dit moment.

6.30 uur
Daarstraks belde je me weer op. Liefje, je belt je arm. Het is heerlijk je stem te horen, hij klonk ook veel meer als jouw stem. Ik hoop nu maar dat je me verstond. Klaasje is bezig het kistje waar Jet in slaapt prachtig rood en geel te schilderen. Jet eet ondertussen mijn schoenen op. Ze heeft gemeen scherpe klauwtjes. Het is een mooi katje met een zwart snoetje, witte wangen, een zwarte staart en nog hier en daar verspreid wat zwarte vlekken en verder wit. Klaas vraagt steeds of hij haar mee kan nemen.
    Ik durf hier nog niet goed te vertellen dat ik wegga, ik ben bang dat (ja, het is misschien erg achterdochtig van me) dat ze dan niet zo behulpzaam meer zullen zijn. Bovendien wordt het dan zo’n zinloos wachten tot ik wegga, ik denk dat ik het pas zeg als we precies beslist hebben welke dag ik wegga, in ieder geval ongeveer. Ze zullen toch wel iets vermoeden door de twee telefoontjes uit Holland. Vlak na het telefoongesprek vroeg iemand mij of het beter ging en of ik al beslist had of ik blijven zou of niet. Ik zei dat ik het nog niet wist.
    Het is gek, ik weet niet wat ik je schrijven moet, ik leef al weer met een hoofd vol thuis. Ik vertel je liever alles. Ik wil nog graag naar Jeruzalem. Motke zal zien of hij een kaart van Jeruzalem in Be’er Scheba kan krijgen. We moeten Israël maar samen nog eens goed bekijken, als er weer geld is.

’s avonds
Ik werk op het ogenblik zo ontzettend aan mezelf. Ik heb altijd erg aan mezelf gewerkt, maar nu span ik me helemaal in om rustig en geduldig te zijn, me niet van mijn stuk te laten brengen en niet eraan te denken wat anderen van me vinden, met als resultaat vriendelijkheid. Ik zal je een recent voorbeeld geven. Klaas ligt in bed met Jet. Hij slaapt niet want hij wil met Jet spelen. Hij teutte al erg met zijn melk en hij is vanavond in het Chader Ochel volkomen onmogelijk geweest. Maar hij lag dan eindelijk in bed, ik had wat foto’s met hem bekeken, hem verteld wat we morgen gaan doen en even bij hem gelegen, dus het werd tijd dat hij sliep. Ik werd dus kregelig toen ik merkte dat hij met Jet lag te spelen. Ik zei dus vrij vinnig dat hij moest gaan slapen en dat anders Jet ergens anders moest. Vervolgens bedacht ik dat het heel begrijpelijk was dat hij met Jet wilde spelen omdat hij eindelijk zijn beestje heeft en dat ik alleen maar kregel was omdat ik rust wilde hebben. Ik zei dus vriendelijk zoiets van dat het ook wel erg leuk was dat Jet bij hem lag, en ook moeilijk om te gaan slapen, en zo nog wat praatjes. Nu slaapt hij, het is vijf minuten geleden. Ik hoop dat Jet ook slaapt.
    Ik ga ook maar eens echt vroeg naar bed. Ik ben steeds moe. Hoe gaat het met jouw nachtrust, liefje? Probeer ook rustig te zijn en opgewekt, het gaat wel goed. We moeten alleen nog wachten op hereniging en ons ongeduld bedwingen. Ik denk voortdurend aan je. Het is hier zo stil, ik hoor alleen het geronk van de electriciteitscentrale. Moshé is een paar dagen weg, ik zorg voor de konijntjes, het vrouwtje is zwanger. We kijken bijna iedere dag bij de biggetjes, eergisteren was er een dikke zeug die volgens mij op barsten stond, ze had het echt moeilijk. De volgende dag had ze elf biggetjes, het is een lief gezicht en een naar idee dat ze allemaal over zes maanden geslacht worden, Varkens zijn slechte moeders, ze trekken zich niets van hun jongen aan. Koeien daarentegen zijn echte lieve moeders. Ze likken hun kinderen en je kunt echt een soort verhouding zien tussen koe en kalfje, heel aandoenlijk. Het is een reuzeleuk gezicht een koe naar zijn jong toe te zien gaan, het te zien besnuffelen en dan echt liefkozend te zien likken. Het stikt hier van de dieren, er zijn twee gitzwarte kleine paardjes en twee magere witte paarden. Allerlei waakhonden, stieren, ossen, kamelen, kalkoenen in alle maten van kuikens tot volwassen, een moedergeit met twee kindertjes die nog piepklein zijn, katten met kinderen. Het is zo leuk al die dieren.
    Vanmorgen gingen we weer wandelen door het bos, daar loopt een weg, en dat is de andere weg naar Lahav. Als je op die weg loopt, dan ineens zie je voor je tussen de heuvels door de vlakte. Dat is een fantastisch mooi gezicht. Op een keer toen we vlak bij die weg zaten te eten, kwam er een troep kinderen van een andere kibboets voorbij. Je ziet er nooit iemand. Ik vroeg me altijd af waar die weg naartoe liep, en vandaag liep ik met Klaas die weg af, en toen kwam hij, half tot mijn verbazing, half tot mijn teleurstelling, gewoon op de hoofdweg uit. Ik kon niet laten bij mezelf te bedenken dat vaak in je leven dingen die zo geheimzinnig lijken, heel eenvoudig blijken. Waar moest die weg anders naartoe gaan?
    Ik word hier geconfronteerd met andere moeilijkheden dan thuis. Thuis zijn het vaak mijn medemensen die mij beangstigen of irriteren, hier irriteert niemand me, omdat ze me volkomen met rust laten, en dat geeft dan weer aanleiding tot andere moeilijkheden. Thuis heb ik vaak zorgen over mijn uiterlijk en kleren, hier heb ik die ook niet, in de spiegel kijk ik nooit, want in mijn kamer heb ik alleen een heel kleine in de kast, en het is daar altijd te donker om iets te zien. In de douche is er wel een, maar ik heb nooit tijd om erin te kijken. Heel rustig. Ik ga nu naar bed. Morgenochtend schrijf ik nog iets en dan gaat hij op de bus.

vrijdag 3 december
Wat vliegt de tijd toch, ik vind het wel best. Jet is erg lief, maar wel een schreeuwerd. Ze schreeuwt me ’s nachts wakker, daar word ik ontzettend boos van. Ik probeerde haar in haar kist op de galerij te zetten, maar ze schreeuwde zo hartverscheurend dat ik haar maar weer binnen heb gehaald. Het enige zal zijn: vetmesten zodat ze dik en vadsig en lui wordt. Daarnet brandde ze haar bek aan de melk, ze gaf een ijselijke gil. Heb jij ooit een kat horen gillen van pijn? Ze springt door de kamer en schreeuwt aan een stuk door. Misschien is ze van Siamese afkomst.
    Liefje, ik houd maar op met schrijven, Klaas zit ook al op mijn rug, het is geen doen meer en ik wil nog voor het weekeinde een brief versturen, ik vind het erg prettig dat jij je brieven expresse stuurt, ik kan het moeilijk doen omdat het zoveel meer kost. Hier komt nog iets van Klaas:
    
Miljoenen miljoenen kusjes van Klaas. Weet je dat ik verbaasd ben wanneer het boek aankomt? Weet je dat we een heel snoezig poesje hebben? En ik ben ook een heel lief jongetje en jij bent mijn schat mijnheer.

    Nou liefje, hij is erg speels en Jet ook. Ik schrijf vanavond weer. Morgen is het gelukkig Sjabbat, dan lig ik de halve dag in bed. Daag liefje, omhelst door
Ursula.

 


In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 37)
 

 

Lahav, woensdag 1 december 1965, Ursula

lieve Kees,

liefje, sinds vanavond weet ik echt dat ik erg veel van je houd en dat ik een ontzettend lieve man heb die mij nooit heeft laten barsten en waar ik het aan te danken heb weet ik niet, maar hij helpt me nu ook weer en belt me zelfs op. Heus, je hoeft niet bang te zijn, ik zal niet meer veranderen, ik houd van jou en ik wil bij jou zijn en ik wil echt een goed huwelijk met jou hebben. We zullen veel praten en veel doen. We hebben er nu zoveel voor gedaan en alles wijst erop dat er niets kapot is, maar juist veel hersteld. Ik kan er niets aan doen, vanavond is het feest voorbij, ik ben vol hoop. Musaphs pessimisme (Prof. Dr. H. Musaph, behandelend psychiater van Ursula, KtH) begrijp ik heel goed, maar hij gelooft niet in wonderen en ik wel. Dat wil zeggen, liefje, ik geloof dat ik altijd mijn best heb gedaan de waarheid te zoeken en rechtschapen te handelen. Ik probeer altijd zo te leven als ik met mijn geweten verantwoorden kan, en ik geloof hierbij in goddelijke hulp. Ik probeer van alles de zin te zien. En het is oprecht waar dat mijn grote verwardheid en twijfel ook voortkwamen uit het feit dat ik meende dat mijn man, dus jij, mij door God was toegestaan en dat ik misschien heel verkeerd handelde door van je weg te lopen.
    Het is zo moeilijk precies te zeggen wat er met mij aan de hand is. Ik wil namelijk helemaal niet zozeer terug naar Amsterdam, het leven hier (niet zo precies de kibboets maar in Israël) trekt mij zeer aan. De mensen hier zijn ontzettend aardig voor ons, het zijn echt goede mensen die hun best voor je doen. Ik zie er tegenop om te zeggen dat ik wegga, maar ik geloof dat ze het zullen begrijpen. Ik hoop het tenminste, en ieder van hen die ooit in Amsterdam komt zal zeker bij ons gastvrij ontvangen worden. Ik heb zoveel nagedacht. Natuurlijk is het moeilijk je los te maken van de plaats waar je bent opgegroeid, maar al deze gevoelens zijn weg te redeneren, of in ieder geval verdwijnen ze na verloop van tijd. B.v. het verlangen naar een terras of kennissen of een bad. Maar dat was het niet zozeer. Iedere keer dat Klaas erg moeilijk was, (op verschillende manieren) werd ik zo neerslachtig, ik begon meteen te huilen, ik kon gewoon niet ophouden of me beheersen. Ik had zo’n buikpijn, en nog steeds iedere ochtend heb ik geen zin in de nieuwe dag, er zijn allerlei redenen voor, b.v. dat ik niet werk; ik lummel maar wat rond. Maar in de eerste plaats begrijpt iedereen het, en in de tweede plaats heb ik al tweemaal een andere oplossing bedacht en vandaag alweer een nieuwe: ik heb om naaiwerk om mee naar huis te nemen gevraagd.
    Alles en alles vraagt om denkkracht, en heus ik weet wel als ik dóórzet, wat Musaph me zei, dan raakt Klaas wel gewend aan de kinderen en aan het leven hier. En op een dag komt er dan misschien iemand die ik wel zou willen. Maar om dit alles gaat het niet, het gaat om het niet willen verbreken van een oude innige band, er is een verschuiving gekomen, ik zie dingen die ik eerst naar achteren schoof en ik zie ook een afgrond voor me, van een breuk, een nooit te versluieren breuk, een verleden wat nooit te vergeten is omdat het niet vergeten moet worden omdat het een deel van mezelf is geworden.
    Ik zie onze seksuele moeilijkheden nu helemaal niet als opgelost, helemaal niet, maar er is nu wel een wil om ze op te lossen. Want ik weet nu dat ik eigenlijk niets anders wil dan jou en ons gezin bij elkaar te houden. Ik begin me nu pas echt met je verbonden te voelen, omdat ik weet dat wij verbonden zijn door innige geestelijke en lichamelijke banden met als vrucht Klaas, die wij samen moeten opvoeden. Er is een spreekwoord dat zegt “de lucht van Israël maakt wijs”, het is gewoon waar. Het is goed dat ik hier naartoe ben gekomen. Heus, er zit een lijn in ons leven, wij leven niet zomaar erop los. Natuurlijk wél in de ogen van anderen. Je kunt ook zeggen: ze is van hem weggelopen, maar ze is weer bij hem teruggekomen, en ze leefden nog lang en gelukkig. Dat zeg ik, ik wil geen mislukkeling zijn, en ook geen tragisch leven leiden, ik wil leren te leven.
    Ik ben erg gelukkig met je telefoontje, er is niet veel meer gezegd dan ‘Hallo, ik versta je niet,’ maar het geeft niet. Het ging erom dat jij nog van me houdt, en dat sprak er uit, en wat me zeer verwarmde was de mededeling dat Jan en nog iemand (heb ik niet verstaan, schrijf me dat nog, was het Hans?) er ook aan meebetaald hebben, dat je zulke goede vrienden hebt.
    Haast je niet met het geld, ik houd het nu wel uit. Er is een ontzettende last van me afgevallen. Toen ik die brief postte, zei ik bij mezelf ‘dit is een kostbare brief,’ hij kreeg mijn beste wensen voor een behouden overtocht mee. Hij heeft je ontzettend vlug bereikt. Ik heb hem zondagochtend verstuurd en met expresse. Ik zal Musaph nog een keer schrijven, ik zal even afwachten wat hij schrijft, maar op mijn besluit kom ik niet terug, ik wil het eigenlijk niet eens meer zeggen.
    Ik zal mijn resterende tijd hier goed gebruiken, goed nadenken in zeer positieve zin. Het komt niet altijd op tijd aan om iets in te kunnen zien, het is een inzicht, een geschenk, een stap, een sprong, een licht dat je ziet, een inspanning die ineens resultaat afwerpt, een barrière die wordt weggenomen.
    Liefje, nu ga ik naar bed. Op mijn schoot ligt “Jet”, de nieuwe poes die ik vandaag van Nomi kreeg. Ik heb veel zin om haar mee te nemen, want het is een loeder, net iets voor Marie. En mooi is ze ook. Wit met zwarte vlekken.
    Kees, ik denk dat ik hier als reden voor mijn weggaan zal opgeven dat jij me opbelde dat ik thuis moest komen en dat ik het doe omdat ik nu ook vind dat ik ons gezin bij elkaar moet houden. Ik denk namelijk dat ze dat het beste zullen begrijpen. Vind je dat goed?
    Liefje, schrijf me gauw, veel liefs van Ursula.

P.S.
de telefoonlijn van Be’er Sheva was stuk, daarom werd de verbinding verbroken, ik heb nog een hele tijd ruzie in het Duits (dat is de beste taal ervoor) gemaakt met de telefonist. ‘Waarom schreeuwt u zo, mevrouw? Schreeuwt u toch niet zo. Shalom, shalom, de lijn is stuk. U kunt niet meer spreken, shalom.’


dinsdag 23 maart 2021

 

                                                        illustratie Ursula Roth, voor N.I.W.

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 36)
 

 

Lahav, dinsdag 30 november 1965, Ursula

lieve Kees,

Vandaag kreeg ik twee brieven van je, allebei even somber, maar denk je ook over ons na? Je vroeg mij om echt goed na te denken en erover te schrijven. Ik denk voortdurend na en je weet nu mijn conclusies. Maar wat vind jij? Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik voel dat wij het weer samen moeten proberen. Ik weet wel dat jij dit altijd al vond, maar je schrijft ook erg veel over Daniëlle. Zij kan geen plaats hebben in een nieuw begin.
    Wat mij betreft is het me zo gegaan, ik zie dat ik Klaas zijn vader niet kan vervangen, ik wil hem geen andere geven, het is net wat je zegt, voor een kind van een ander kun je niet hetzelfde voelen als voor je eigen kind, ik heb een andere man uit mijn hoofd gezet. Ik wil geen andere man, wij kennen elkaar al te goed, te intiem, te lang.  Ik vind ons leven hier kaal en droevig en half met z’n tweetjes. Ik heb zelf niet het gevoel ouders gehad te hebben. Ik gun Klaas een betere jeugd. Ik wacht op jouw mening, op je antwoord. Je schrijft wel dat je ons terug wilt hebben, maar nu ik wil terugkomen, deins je niet terug? Als jij het ook wilt, moeten we er naartoe leven, een begin maken, hoe moet ik het zeggen, ophelderen, opruimen, plannen maken.
    Liefje, ik ga naar bed, we hebben vandaag in een andere kibboets een poppenkast gezien, beter gezegd marionettentheater. Erg leuk. Ik ben overal maar half bij. Ik wacht eigenlijk op antwoord. Ik voel me dankzij alle pillen van Nouriet weer best, Nouriet heeft voor alles uitstekende middeltjes, had je niet gedacht midden in de woestijn. Dag liefje, tot morgen. Ik ga nog even je brieven doorlezen. Al die brieven, al die woorden, schrijf me nog maar meer, lap alle kritiek aan je laars. Het is toch niet voor niets dat wij elkaar zoveel schrijven, dat betekent toch wel iets?

Woensdag 1 december
Ik eet hier wel mandarijntjes, hoewel ik verbaasd was die in de zomer te eten, maar het is ook al 1 december, daar dacht ik niet aan. Vandaag kreeg ik eindelijk eens een brief van je waar ik iets aan heb. Het eerste deel was nog vrij somber, maar in het laatste deel had je net een brief van mij gekregen waar blijkbaar iets over mijn overdenkingen instond, hij was van 24 en 25 november. (jouw brief)
    Jij wilt er dus wel over denken om weer samen te leven. Het is nu eigenlijk zo, eerlijk gezegd, dat ik het als een zekere toekomst zie. Ik probeer me al zoveel mogelijk (geestelijk) los te maken van de kibboets, daarmee bedoel ik dat ik probeer me zo weinig mogelijk van iedereen aan te trekken. Niet dat iemand me lastig valt, ik val mezelf lastig. Ik maak het mezelf erg moeilijk hier, vooral nu ik weet dat ik wegga voel ik mij als een vreemde eend. Ik wil je om steun en raad vragen als echtgenoot en vader, want ik weet niet wat ik moet doen, waar moet ik beginnen.
    Kijk, ik kan niet werken, want Klaas laat me nooit alleen, en juist dan niet wanneer ik werken wil. Ben ik thuis of doe ik niks, dan gaat hij gewoon helemaal alleen een heel eind weg. B.v. ook zit ik in de Beet Jeladiem, b.v. ik was af of ik dweil of zo, dan speelt hij rustig buiten of in de speeltuin, of bij de dieren. Zeg ik dan ‘Klaas ik ga in de grond werken,’ dan wil hij onmiddellijk mee, en dat is niet de bedoeling, dus dan gaat het niet door. Soms word ik daar zo nerveus van dat ik grondig uit mijn humeur raak en dat is ook heel erg. Wil ik b.v. ’s middags als Klaas slaapt gaan werken, dan moet hij om één uur in bed liggen, want dan slaapt hij tot drie uur en dan kan ik ook nog van twee tot drie slapen, maar dan wordt het een gehaast dat weer op ruzie uitloopt!
    Om elf uur worden de kinderen gewassen, dan kan ik b.v. een half uurtje in de grond werken, maar het wordt een geren, eerst de kruiwagen ophalen, dan naar de nieuwbouw, dan eerst thuis een mes en de klok halen, en als ik dan een kwartiertje heb gewerkt, zijn we nog te laat voor het eten. Ik heb dus vandaag besloten dat ik ophoud met werken en niet het onmogelijke van mezelf verg. Klaas gaat voor. Ik moet alle onaangename gevoelens trotseren, het is nl. niet zo leuk om overal steeds rond te lummelen.
    Gisteren heb ik wat getekend, en ik schrijf veel op over al mijn gevoelens. Over het niet teveel van jezelf vergen, dit is ook een van de redenen waarom ik terugkom. Ik had het goed bij jou, waarom zou ik het ontkennen? Er ontbrak dus iets aan, maar ik zie het nu anders. Waarom zou ik niet teruggaan naar waar het goed was? Ik heb geen zin om hier overnieuw te beginnen. Hoe meer ik mij hier ga ontspannen, hoe duidelijker ik zie dat ik niet zo’n stap had hoeven doen. Ik ben blij dat ik het nu zo zie en ik hoop nog veel rustiger te worden voor ik terug ben. Misschien is dit gedwongen niets doen heel goed voor me, ik word ook gedwongen tot diep nadenken en ik ben een boel wijzer geworden, dacht ik.
    Het is nu middag, en het moeilijkste gedeelte van de dag is achter de rug. Het is nog steeds zo dat ik met een gevoel van weerzin tegen de dag opsta, dus: denken, denken en nog eens denken, hoe de weerzin te verdrijven en er levenslust voor in de plaats te stellen. De kibboets heeft niets aan mij, maar ik heb veel aan de kibboets, tenslotte heeft het mij, of liever jou (of ons) ook een hoop geld gekost. Ik hoop dat het voor ons winst blijkt te zijn.
    Liefje, ik ga deze brief nu eindigen, ik ga even slapen. Veel liefs,
Ursula.


maandag 22 maart 2021

 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 35)


 

Amsterdam, maandag 30 november 1965, Kees

Sweet Ursula,

ik kwam thuis uit Aalsmeer om één uur en vond je brief van woensdag 23 november. Ik ben blij dat je zo eerlijk bent, ook in het vermelden van Klaas z’n gevoelens. Wij zijn te oud geworden om elkaars gevoelens voortdurend te hoeven sparen, en omdat ik geloof dat we allebei van goede wil zijn, helpen we onszelf en elkaar meer met eerlijkheid dan met halve waarheden en hele leugens. Wat zijn onze stemmingen veranderlijk. We schrijven elkaar beurtelings sombere, opgewekte, emotionele en ingehouden brieven. Ik wacht op antwoord op mijn vorige drie brieven, waarin ik je iets heb proberen te schrijven over mijn gevoelens voor jou, voor Daniëlle en de rest van de wereld. Ik hoop dat je ze krijgt. Een paar brieven heb je kennelijk niet gelezen, anders zou je er wel op gereageerd hebben, hoewel je mij nu net schrijft dat je zou willen dat ik op een aantal vragen van je zou ingaan. Krijg ik ook niet al je brieven? Of denken we teveel aan onszelf, en wat we zelf willen zeggen?
    Je vraagt me nu wat je moet doen als Klaasje zo te keer gaat en je verwijt dat je hem z’n pappie hebt afgenomen. Wat vreselijk moeilijk moet dit voor je zijn. Hij maakt je een redelijk verwijt, maar doet dit nu nog alleen als hij in een onredelijke bui is. Als hij aan het spelen of tekenen is of opgewekt en beheerst, zal hij zulke dingen waarschijnlijk niet zeggen. Zeg hem in ieder geval dat hij mij weer zal zien, dat ik van de zomer zal proberen naar Israël te komen. Je moet met hem zeker niet praten over teruggaan naar Holland voor je daartoe werkelijk besloten hebt.
    Wat onze beslissingen betreft is de moeilijkheid dat we tijd nodig zullen hebben om tot een besluit te komen, maar dat dit toch ook niet té lang moet duren. Zoals we nu te vroeg iets zouden kunnen doen, kunnen we iets tot te laat uitstellen. Het leven gaat gewoon door, er gebeuren dingen, je ontmoet mensen etc. Ik dacht dat we wel deze zomer op z’n laatst een beslissing moeten proberen te nemen.
    Ik heb geschreven dat ik van je houd. Maar hoe houd ik van je? Mijn gevoelens voor je zijn zuiver, dacht ik, en als ze dat niet zijn, ben ik waarschijnlijk niet in staat tot zuiverder. Ik houd van je als mens, omdat je me dierbaar bent, hierover heb ik je al geschreven. Maar ik weet niet of het nog mogelijk is dat ik van je houd als man, of ik je nog spontaan zal kunnen benaderen en begeren. En alleen op die manier wil ik met je getrouwd zijn. In het laatste jaar dat we gescheiden geslapen hebben is mijn verlangen naar je (seksueel) steeds afgenomen, en op het laatst koste het me weinig ‘moeite’ om je niet te begeren. Hier zit hem meteen de kronkel. Het koste me weinig moeite om je niet te begeren. Ik kan je wel begeren, je weet hoe mooi ik je vind, etc, maar je voortdurende weigeringen hebben mijn begeerte gefrustreerd en afgestompt. Ik benader het probleem nu van mijn kant. Of jij met mij naar bed zal kunnen is jouw probleem, maar ik weet niet of ik het nog met jou kan. Hier denk ik vaak over na. Ik wil op dit punt niet meer gefrustreerd zijn. Je hebt me weleens gezegd dat je mijn aanrakingen te slap vond etc. Ik weet dat ik geen slechte minnaar ben, en dat je mijn aanhalingen zo ervoer, kwam door het feit dat ik je niet meer kón beminnen. Ik miste alle zekerheid zelf ook begeerd te worden die een man nodig heeft om werkelijk z’n talenten te ontplooien. Ik zeg niet dat ik op dit punt zo geweldig ben, maar zeker niet slecht.

Liefje het is nu kwart voor acht ’s avonds. Het voorgaande gedeelte schreef ik je vanmiddag tussen vijf en zes in het bad. Nu lig ik in bed. Ik was na het eten (Jan heeft zeer middelmatige pannenkoeken gebakken waar het huis nu bovenmatig naar stinkt) zo moe, dat ik eerst óp, en vervolgens ín bed ben gaan liggen. Zie wat ik hierboven geschreven heb niet te absoluut. Het zijn gevoelens die ik soms koester, gedachtes die soms bij me opkomen, meestal ’s avonds als ik in bed lig. Overdag ben ik meestal te druk bezig om erg diep na te denken. Ik weet alleen voortdurend heel zeker dat ik gelukkig wil zijn, ook seksueel. Ik stel me daarbij geen paradijselijke toestand voor, en verwacht en accepteer moeilijkheden, met iedere vrouw, wie dan ook. Maar het moet niet al te dwaas worden.
    Ik blijf bij mijn vroegere standpunt dat seks tussen man en vrouw geen kwestie is van voortdurende verliefdheid, maar van een uitvloeisel van een meer omvattende kameraadschap die het mogelijk en prettig maakt elkaar plezier en genot te geven. Zo stel ik me seks in het huwelijk voor. Ik dacht dat seks het kernpunt was in onze huwelijksmoeilijkheden, en de rest bijzaak. Ik dacht ook dat de ‘rest’ voortkwam uit onze seksuele problemen, meer dan omgekeerd. Ik geloof namelijk niet zo erg in m’n eigen onvolwassenheid, d.w.z. ik geloof niet dat die zo flagrant is dat ik tekort zou schieten als man voor iemand van min of meer mijn eigen niveau. Ik weet niet of je het vervelend vindt dat ik over dit soort zaken schrijf, maar vroeger of later zou dat toch moeten gebeuren. Ik zou je graag willen beminnen, maar zonder jouw hulp én medewerking kan ik het niet. Ik hoop dat je een beetje wijs kunt worden uit deze brij van hier en daar tegenstrijdige gevoelens.

Kees.

vrijdag 19 maart 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 34)


 

Lahav, 28 november 1965, Ursula

Lieve Kees,

ik schrijf weer heel klein, want ik heb twee luchtpostbrieven voor drie dagen. Ik kreeg vandaag je brief van maandag 22 november en ook een brief voor Klaasje met een beeldige tekening van een Amsterdamse gracht. Tot je geruststelling kan ik je zeggen dat we al je tekeningen hebben gekregen, Klaas laat ze aan iedereen zien. De meeste mensen vinden ze prachtig, dat zijn ze dan ook, die van de twee poezen is beslist een meesterwerk. Je moest eigenlijk eens de olieverf proberen die er nog is, er zijn vast ook nog wel penselen. Het N.I.W. krijg ik alweer. Je brief vind ik erg cynisch, je moet oppassen dat je niet een koud, hard en cynisch iemand wordt. Waarom zou je? Je hebt het heus niet moeilijker dan een ander, misschien is ons leven wat stormachtiger, maar daardoor ook boeiender. Natuurlijk wil je een vrouw en kinderen om voor te werken, maar dat hoeft niet alleen geld te zijn, je moet goed nadenken wat je voor je gezin over hebt, hoe graag je ons weer bij je wilt hebben, of je het de moeite waard vindt, niet cynisch afwachten of het leven nog wat voor je in petto heeft, en ondertussen je wat amuseren met Daniëlle. Je moet ook diep nadenken zonder wrok of klagen en cynisme, echt nadenken wat je wilt, inderdaad, een gesprek.
    Dit alles is niet alleen mijn werk, jij bent er ook bij betrokken, zoek uit waar jouw aandeel begint. Ik ben bereid om er mij helemaal voor in te zetten. Dat het vaak op een fiasco is uitgelopen, maakt het vechten op zichzelf niet minder waardevol. Ik heb er veel van geleerd. Ik heb echt het gevoel, Kees, dat ik iedere dag zo ontzettend veel leer, iedere dag zijn er andere moeilijkheden die ik moet oplossen, en ik wil ze ook echt oplossen. Al dit denken en werken is gericht op een evenwichtig karakter, een gelijkmatig humeur. Ik heb het gevoel dat als ik dat eenmaal bereikt heb, ik het leven echt aankan.
    Ik heb op het ogenblik ontzettende keelpijn, het voelt alsof hij verbrand is, net als wat jij had, ik zal de zuster maar om iets vragen. Ik zou nu zin hebben om met jou ergens in een restaurant te zitten of op een terrasje. Vind je het gek? Als ik aan de laatste anderhalf jaar denk, krijg ik het een beetje benauwd, zover als wij van elkaar verwijderd waren toen al, en als ik aan Daniëlle denk, benauwt me dat ook, ook een teken van verwijdering tussen ons. Hoe zal het gaan? Je begrijpt natuurlijk ook wel, dat je volledig en volledig met haar zou moeten breken, wil je ons terug hebben. Ik zal je er nooit mee lastigvallen, het was mijn eigen schuld, maar zij kan er niet bij als ik er ben. Ik geef mij ook volledig.

Zondagavond.
Ik heb echt angina, een hele dikke vuurrode keel met vieze witte plekken erin en hevige keelpijn. Ik dacht eerst dat het van het roken kwam, wat ik gisteren gedaan heb (was het gisteren? het lijkt een eeuw geleden). Ik heb vandaag nog helemaal niet gerookt, toch was Klaasje onmogelijk, op school wilde hij niet eten en iets van een ander hebben. Toen we gingen wandelen, gooide hij iedereen met stenen. ’s Middags wilde hij niet slapen, toen ik sliep heeft hij een (weliswaar prachtige) tekening op de muur geschilderd, maar ik was woedend omdat hij echt móet slapen, en omdat hij overal verf gemorst had, en die verf is er nergens meer af te krijgen, enfin, verder is hij betrekkelijk lief geweest.
    Ik heb een zak vol mandarijntjes voor Klaas gehaald, maar ik zit ze allemaal zelf op te eten. Soms ga ik naar de keuken en vraag fruit en koekjes en dan krijg ik enorm veel en lekkere koekjes zoals vandaag, en soms doen ze er van alles voor Klaas bij. Nomi is ontzettend aardig tegen me. Ze komt steeds kijken hoe het gaat. Michal vroeg ook hoe het ging, het is echt hartverwarmend, iedereen is zo lief voor Klaas. Dit zijn heus heel, heel lieve mensen. Jammer dat jij ze niet kent. Toch is dit leven op het moment niets voor mij, d.w.z. ik kom er nooit eens uit, de anderen gaan heel dikwijls naar Tel Aviv. Vooral de bouwvakkers zijn er nooit. Ik vroeg aan Michal ‘wanneer krijg jij een nieuw huis?’, ze zei ‘O over zoiets van anderhalf jaar, die mensen werken zo langzaam, ze komen een paar dagen werken en dan gaan ze een maand weg.’ Michal gaat tegenwoordig naar de schoonheidsspecialiste, die heeft haar ook al gezegd dat haar huid in zo’n slechte conditie is. Vandaag kwam ze er vandaan en ze was ook naar de kapper geweest. Ze heeft indertijd haar haar af laten knippen, nu kun je pas zien dat ze nog jong is, zesentwintig jaar, toen ik haar voor het eerst zag, dacht ik dat ze veertig was.
    Vanmorgen besloot ik zo min mogelijk in de tuin te werken, niet omdat het geen leuk werk is, maar het is teveel geren voor me, Broeriah kwam wel vragen of ik wilde helpen, ik heb vanmiddag nog wel wat gedaan. Het kon, want Klaas speelde met de andere kinderen buiten. Het is zulk rustig werk, je kunt er goed bij nadenken en het is lekker buiten, en het is dankbaar werk. Ik ben blij dat ik in Israëls grond mag werken. Voorlopig alleen nog wortels uittrekken, maar ik heb ook in mijn tuintje een cactus geplant, net zo een als wij eens gehad hebben, die grote, waar nu nog een stek van staat bij de plant van Evy (Evelyn Roth, zuster van Ursula, KtH)  in de koperen pot. Helemaal verkommerd lag hij bij de vuilnis. Iedereen die planten heeft, zet ze in een keiharde, droge kluit aarde. Ik geef de mijne rustig water, maar niet al te veel. Deze planten zijn eigenlijk niet van mij, ze wonen bij me.
    Ik ging daarnet even naar de W.C., het is stikdonker buiten, je kunt totaal niet zien waar je loopt. Meestal ga ik niet naar de W.C., maar als ik moet poepen, moet ik wel. Ik vind het ontzettend vervelend om ’s avonds zo’n eind te moeten lopen in het donker, niet dat ik bang ben, maar ik vind het koud, en meestal kleed ik me al heel vroeg uit. Ik voel me echt ziek. Ik kan pas morgen bij Nouriet, de verpleegster terecht. Ik heb pijnlijk gezwollen klieren in mijn hals. Ik kan hier niet ziek zijn, want wat doe ik met Klaasje? Ik houd me maar kalm en kleed me warm. Vandaag was het trouwens weer warm, alleen woei er een gure wind. Hannah is dit weekend niet op komen dagen, het was maar goed ook, want ik had haar toch niet kunnen ontvangen.
    Kees, ik begrijp nu pas dat Daniëlle het met jóu heeft uitgemaakt, ik dacht eerst met mijn stomme hoofd dat je met Micha bedoelde, en ik begreep totaal niet waarom jij je hier nu ongelukkig over moest voelen. Ik ben erg geneigd te zeggen, geeft niets, je hebt met haar toch eigenlijk niets te maken? Maar ik begrijp heus wel dat jij er niet zo over denkt, en je dubbel eenzaam en getroffen voelt. Het lijkt wel allemaal bij elkaar te horen, Daniëlle weg, wij terug, zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Hoe kom ik trouwens terug? Hoe doen Hans en Lottie dat? (Hans en Lotje Reyzer, vrienden van mijn ouders, KtH) Wat zijn dat toch een handige en ik neem aan ijverige mensen. Had zij hun kind ook bij zich? Enfin, ik ben niet zo’n reizigster en iemand van de wereld. Ik bereis mezelf, dat is al te veel voor mij. Liefje, ik ga naar bed, houd je sterk en wees niet al te cynisch. Ik heb flinke koorts geloof ik. Alles doet me pijn.

Maandagochtend 29 ‘Nov.
Ik ben nog steeds ziek, ik heb echt koorts. Ik ruimde de kamer op en ineens dacht ik, stel je voor dat je de kamer opruimde om naar huis te gaan. Ik wil echt naar huis, liefje, wat mij betreft, ik twijfel er niet meer aan. Mijn besluit staat vast, het hangt alleen nog van jou af, of we het doen, wanneer, en hoe. Het spijt me erg dat je weer geld zult moeten lenen, maar als ik terug ben, is het een lening van ons beiden die ik ook help terug te betalen. Ik ga gewoon weer naar Keesing. (Systemen Keesing, een drukkerij waar Ursula werkte, KtH)

’s Middags
Ik heb een heleboel pillen van Nouriet gekregen, ik voel me slap en ziek, ik zal me maar heel rustig houden, op de een of andere manier ben ik hier altijd zo gespannen. Ik kan geen rust vinden. Ik moet altijd excuses hebben om eens rustig te kunnen blijven zitten. Nu b.v. zeg ik, ik ben ziek, dus ik mag echt blijven zitten, en ik ben er toch niet zeker van, ik moet echt geen dingen doen die ik niet kan, als ik even rustig ga zitten voel ik me schuldig tegenover de kibboets die mij maar alles geeft. Ik ben voor hun echt een schadepost, maar aan de andere kant heeft het mij toch ook veel gekost om hier te komen. Ik ga nu even met Klaas naar de beesten. Jij moet mij veel langere brieven sturen, ik heb ze zo gauw uit.

Maandagavond
Ik voel me weer een stuk beter. Ik ben vanaf gisteren een soort dagboek bij gaan houden, dan kan ik ook nakijken, wat ik aan jou geschreven heb, dan weet ik precies waar je het over hebt als je brieven van mij beantwoordt.
    Ik heb vandaag maar eens niet in de tuin gewerkt. Ik heb vanmiddag rustig in mijn bed gelegen. Ik moet sulfapillen slikken. Het is nu kwart over negen en ik ben met alles klaar. Ik poets iedere avond schoenen, laarzen mag ik wel zeggen, ik heb de was gedaan (een piepklein wasje) en ik heb me afgekrabd. Ik wou morgen maar weer eens om vijf uur opstaan, dan kan ik alles op m’n gemak doen. Ik probeer voor alles de tijd te nemen, vooral waar het Klaasje betreft, dus ik laat hem maar even spelen voor hij in bed gaat, hoewel het al acht uur is als wij thuiskomen, dan maak ik chocolade en kom erbij zitten. ’s Morgens en ’s middags wacht ik tot hij vanzelf zijn bed uitkomt. Als hij erg speels is met aankleden, laat ik hem spelen en doe kunsten met hem.
    We zijn vanmiddag bij de varkens geweest, er was een moedervarken dat net vier baby’s had gekregen, piepkleine roze gevalletjes op wiebelpootjes, er moeten er nog meer komen, er zijn nog een stel zwangere zeugen, ik hoop steeds dat er iets geboren wordt als wij er zijn. Ik vond in het begin de varkens eng, maar Klaas niet, hij is ook niet bang voor de koeien, hij gaat rustig bij de koeien in het hok, terwijl ik het eng vind. Voor de waakhonden is hij ook niet bang, en torren en kevers en duizendpoten pakt hij rustig op. Er zijn ook een bende kalfjes, snoezig, toch is het een naar idee als je naar al die beestjes kijkt, dat ze allemaal geslacht worden. Ik ga bijna iedere dag met hem naar de beesten, het is goed als hij het boerenbedrijf leert kennen. Morgenmiddag gaan we naar een andere kibboets om een poppenkastvoorstelling te zien. Ik ben altijd blij als ik er even uit kan. Ik moet ook een keer naar Jeruzalem. Het is toch helemaal niet ver weg, ik kom er gewoon niet toe, maar ik ga het nu toch echt eens doen, ik kom er anders nooit uit.
    Je vroeg me nog waar het gietertje was, dat staat op de plank in de keuken bij het raam, ik zou je niet aanraden het te gebruiken, gooi het maar weg want het lekt. Ik deed het altijd met de koperen ketel, daar kan veel meer in, of je doet het, en dat is nog beter, met het roodbruine keteltje dat in de serre staat. Verder, de geraniums hadden gesnoeid gemoeten, maar laat het maar, want ze zijn al zo oud. Ik zag hier een grote struik staan en dat bleek een bloeiende geranium. Je kunt hier alles buiten laten staan, in dit klimaat. Op de heuvels begint het al groen te worden, over een maand zal alles daar in bloei staan. ’s Nachts begint het nu al echt koud te worden, overdag is het nog vrij warm. Ik hoop dat je wat minder somber en onverschillig bent. Ik ben erg blij dat Jan zo aardig is, dat heb je wel nodig. Ik ben ook erg blij dat je niet naar Hoppe gaat, dat zou je alleen maar nog somberder maken, liefje.
    Ik denk dat ik maar naar bed ga, het is koud en ik heb geen zin om de kachel aan te steken, teveel moeite, ik ga maar slapen, misschien eerst nog wat lezen, er was vandaag geen post van je, wel het N.I.W. Ik hoop dat er morgen weer iets is. Ik stuur deze brief morgenochtend maar weg, er is nog wel plaats, maar anders heb je zo lang geen post. Liefje, sterkte en veel liefs,
Ursula.