vrijdag 30 april 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 64)


 

Amsterdam, maandag 10 januari 1966, Kees

lieve Ursula,

Ik heb het gevoel dat ik al in geen tijden meer iets van je gehoord heb. Dat is natuurlijk wel wat overdreven, maar ik wacht op post, op antwoord op mijn laatste drie brieven, die ik je vlak na elkaar gestuurd heb. Jouw laatste brief ging voornamelijk over je petroleumkacheltje. Ik begrijp wel dat er soms niet veel bijzonders te schrijven valt, omdat er niet voortdurend iets opzienbarends gebeurt, of omdat je eigenlijk niet in de stemming bent om te schrijven. Mijn brieven zijn ook niet allemaal even spiritueel. Maar ik hoop toch gauw iets van je te horen waar ik wat meer aan heb. Vrijdag, zaterdag en vandaag was er geen post. Tegen de tijd dat de post moet komen word ik altijd een beetje onrustig. Maar toen ik om half vijf vanmiddag de post in de brievenbus hoorde vallen, en eerst, om me groot te houden, nog vijf minuten bleef zitten, maar daarna de gang indook om te zien wat de PTT voor me had meegebracht, vond ik alleen het orgaan van de ANWB en drie brieven voor Froukje.
    De post van morgenochtend vind ik pas als ik terugkom uit school. De vakantie is voorbij. Het is nu half tien ’s avonds. Half elf in Israel. Waarschijnlijk lig jij nu in bed, of misschien schrijf je wel een brief (aan mij) of lees je wat. Ik lig aangekleed onder de sprei. Het is koud. Het vriest en er waait een gure wind. Ik kan niet zeggen dat ik erg vrolijk ben. Je moet hier niet op reageren met te schrijven dat ik geen reden heb om somber te zijn, dat ik er heus niet zo slecht aan toe ben etc. want dat leg ik naast me neer. Vergelijkenderwijs heb ik het niet slecht, dat weet ik ook wel. Maar ik behoud mij het recht voor om van tijd tot tijd, met of zonder reden, gedeprimeerd te zijn. Zo, dat weet je weer. Woef, waf, woef.
    Lieve Ursula, zo nu en dan verwijt je mij in je brieven hardheid en cynisme. Ik voel me geroepen om me tegen deze aanklacht te verdedigen. Ik heb juist voortdurend m’n best gedaan om me tegen deze gevaarlijke eigenschappen te verzetten, en ik vind zelf dat ik daar aardig in geslaagd ben. In één van je brieven constateer je gelukkig zelf dat wat je in eerste instantie voor cynisme aanzag, bij nader inzien een poging tot nuchterheid bleek te zijn. Waarschijnlijk ben ik een beetje angelsaxisch ingesteld: uiterlijk koel, maar ik verzeker je Ursula, van binnen brandt een vuurtje. Als ik na ga wat voor effect de gebeurtenissen van het afgelopen jaar en in het bijzonder de laatste paar maanden op mij gehad hebben, kom ik tot de volgende paradoxale conclusie: rationeel ben ik wat realistischer, wat relativerender, wat vergevingsgezinder geworden, en emotioneel wat harder, wat agressiever. Waar het gaat om mijn persoonlijke belangen accepteer ik wat minder van m’n medemensen. Woef woef!
    Als er morgen geen post van je is, bel ik je op, op kosten van je kibboets, en ga ik naar bed met de eerste vrouw die ik tegenkom. Uit wraak.

Het is nu half elf. Half twaalf in the promised land. Ik lig weer in bed, maar nu uitgekleed. De kachel staat op 1 (please!). Ik ben onder de hoogtezon geweest. Lichamelijk ben ik in die zin veranderd, dat ik nu behalve op mijn rug, ook puisten op mijn borst heb. Als je een beetje lief voor me bent als je terugkomt geef ik jou het opper-en-alleen-recht mijn mee-eters te mogen uitknijpen. Als tegenprestatie zal ik jou dan zo nu en dan op je rug krabben. (iets hoger, waar m’n bustehouder heeft gezeten) Hoe los je dit probleem trouwens nu op? Wrijf je je rug tegen de ruwe houten wanden van je huisje, of neem je een bereidwillige kibboetsnik in de arm?

Dinsdag 11 januari
Lieve Ursula. Ik zal je niet opbellen op kosten van Lahav en ook niet naar bed gaan met de eerste vrouw die ik tegenkom. Vanmorgen was de post vroeg, en vlak voor ik de deur uit moest vond ik in de brievenbus je brief van 6 jan. j.l. Ik vond het een beetje een pinnige brief, maar je had net wat je noemt ‘mijn bange brief’ ontvangen, en ik begrijp dat je daar niet zo blij mee was. Je schrijft dat ik nergens in ga op vragen die je mij gesteld had, nadat je al een hele tijd op post van mij gewacht had. Dan heb ik óf jouw brief niet gekregen, of jij hebt de brief die ik je vlak voor mijn ‘bange brief’ geschreven heb, niet gekregen. Ik heb je namelijk vlak achter elkaar drie brieven geschreven, waarvan de bovengenoemde de tweede was.
    Ik ben helemaal verkleumd van de kou, en ik moet een beetje op temperatuur komen voordat ik je een samenhangend antwoord kan schrijven. Zo, nu heb ik een kop koffie gemaakt en ik zal nu eerst op je brief ingaan en dan nog een paar praktische punten met je behandelen.
    Liefje, ik was natuurlijk toch blij met je brief, en ik denk dat mijn volgende brieven die je nu wel zult hebben, je wel wat zullen hebben opgevrolijkt. De moeilijkheid van schrijven is dat je nooit weet in wat voor stemming je brieven ontvangen worden, en dat je, als je ze eenmaal gepost hebt, er niets meer aan kunt veranderen. Ik vond jouw brief hier en daar niet helemaal duidelijk. Het is niet zo dat jij ergens in gelooft waar ik niet in geloof, en ik dacht dat je dat ook wel weet. Als ik helemaal niet geloofde in onze toekomst, zou ik jullie niet laten terugkomen. Je moet van me aannemen dat mijn plotselinge angst en twijfel me niet door anderen is aangepraat, zodat er geen reden hoeft te zijn voor je ‘walm van angst voor kritiek van anderen’. Ik heb je ook zelf geschreven dat ik niet met anderen praat over je terugkomst, en ook jou vroeg hier niet te definitief over te schrijven. Als we al kritiek te verduren krijgen staan we daar samen aan bloot, en ik verzeker je dat ik me er geen moer van aantrek. Mijn angst is, zoals je zelf ook schrijft, niet helemaal ongerechtvaardigd, maar je moet je niet voorstellen dat ik hier voortdurend handenwringend van angst rondloop. Deze angst vertegenwoordigt zo nu en dan één aspect van mijn totaal aan gevoelens. Ik ben blijer dan ik bang ben, hoopvoller dan bezorgd.
    Liefje, ik heb zonet Near East Tours opgebeld om te vragen hoe het precies zit met je kaartjes. Ze worden waarschijnlijk deze week nog verstuurd, anders begin volgende week, zodat je ze in ieder geval op tijd hebt. Ik verlang erg naar jullie, en ook ik tel de dagen af. Behalve Jan en Hans weet niemand wanneer jullie terugkomen. In mijn agenda heb ik van de 28ste tot de 2e bootjes getekend, en op de 3de een treintje met een vrouwtje en een jongetje. Ik denk werkelijk voortdurend aan jullie.
    Als er nog vragen of moeilijkheden zijn, laat me dit dan zo gauw mogelijk weten. Heb je nog wat geld teruggekregen of moet ik je wat sturen? Dit moet ik nu wel weten. Het overmaken van geld is een kwestie van een of twee dagen. Ik hoop dat er gauw, misschien vanavond nog, een antwoord komt op mijn latere brieven. Liefje, maak je niet te veel zorgen. Ik schrijf je voor je vertrek nog twee of drie brieven. Dan is meteen m’n luchtpostpapier op. Na de 20ste heeft het geen zin meer dat ik je nog schrijf.
    Ik moet nu ophouden, want mijn omgeving, poezen, melkboeren en mensen komen mijn aandacht opeisen en ik wil deze brief nog voor de lichting van half zes op de bus hebben. Vanavond zal ik je nog wat schrijven. Pas goed op jezelf en Klaasje. Ik zal hem ook nog één briefje schrijven. Liefje, houd moed, wees lief, omhelsd door mij, Kees.

Dag Ursula, Jan.


 


 

    









woensdag 28 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 63)


 

Amsterdam, vrijdag 7 januari 1966, Kees

lieve Ursula,

het is nu avond. Jan en ik hebben net gegeten. Het plan was dat we in de stad zouden gaan eten en daarna naar de film gaan. Maar bij nader inzien heb ik geen zin om uit te gaan. Bovendien ben ik zuinig aan het worden. We hebben dus toch thuis gegeten en Jan gaat nu naar Lisette om te vragen of die mee wil naar de bioscoop. Vanmorgen kwam je brief van dinsdag 4 januari. Die heeft het vlug gedaan. Ik las over je problemen met je oliekachel en je zinnen op een mogelijkheid om Jet mee te nemen. Ik hoop dat je nog een keer naar Eilat kunt gaan. Het lijkt me enorm interessant.
    Ik had je gisteravond willen schrijven maar Hans van Rij belde op om te vragen of hij hier kon eten. Hij is de hele avond gebleven. We hebben wel teveel gedronken, drie flessen wijn, maar het was erg gezellig. Al zeg ik het zelf, ik heb me ontwikkeld tot een goede kok. Ik eet met veel smaak m’n eigen gerechten. Gister, gebakken lever met uien, knoflook, paprika, tomaten en lof, met wat rijst.
    Het is nu nog steeds vrijdag (avond). Maar toen ik deze brief begon was het half acht en nu is het half elf. Wat heb ik in de tussentijd gedaan? Geslapen en gelezen. In m’n bed. Het is gewoon een genoegen om in bed te liggen in de nieuwe kamer. Ik ben de hele dag erg lui geweest. Ik werd wakker om elf uur. Heb toen gelezen tot één uur. Koffie gemaakt met toast en een gekookt ei, kamers opgeruimd, vloer en tafel in de was gezet om een prettige omgeving te maken om verder niets in te doen. Ik heb nog een paar dagen vakantie. Dinsdag begint alles weer. Ik voel me ontzettend lui, lichamelijk en geestelijk. Niet de juiste stemming om je een brief te schrijven, want ik heb geen zin om na te denken, en het soort onbenulligheden als hierboven vermeld zullen je niet erg interesseren. Ik heb net koffie gezet en ben nu bezig aan m’n derde kopje. Dat is niet erg verstandig, want ik slaap nog steeds slecht. Ik weet niet precies hoe dat komt. Ik denk er niet teveel over na en probeer gewoon maar toch te slapen.
    Het nadenken over jezelf zie ik als een niet helemaal ongevaarlijke zaak. Natuurlijk moet je nadenken over jezelf. maar het mag niet leiden tot een kloof tussen jou en de realiteit van de samenleving. Voor kluizenaars, monniken en zonderlingen die het niet erg vinden zonderlingen te zijn, ligt dit anders. Als je, zoals ik op het ogenblik, kiest voor het leven met je medemensen, je omgeving, de maatschappij, gaat het om een compromis tussen denken en doen. In een van zijn alleenspraken zei Hamlet: ‘My native hue of resolution, is sicklied o’er by the pale cast of thought’. Hoe moet ik dit vertalen? De gezonde blos van mijn daadkracht van weleer is overtrokken door de vale teint van mijn gedachten. Soms moet je ophouden met denken uit zelfbescherming. In een van je brieven adviseer je me, denk veel na, maar niet te veel. Door teveel na te denken kun je geïsoleerd raken van je omgeving, die intelligentie van je verwacht, maar ook besluitvaardigheid, agressie en daadkracht. “Maatschappelijke intelligentie” is het in staat zijn tot het voortdurend vinden van het compromis tussen denken en doen, tolerantie en agressie, accepteren en niet meer accepteren.
    Lieve Ursula, we verlangen allemaal erg naar je, ik, de poezen, de planten en Amsterdam. Eergisteravond heb ik in drie en een half uur tijds de 45 brieven die je me geschreven hebt nog eens allemaal doorgelezen. In het briefje dat je, vlak voor je vertrek, toen ik even weg was, haastig hebt opgekrabbeld schrijf je: wij verdwijnen niet uit elkaars leven, wij zullen nooit zonder elkaar leven. Een letterlijke interpretatie van ‘niet zonder elkaar leven’, impliceert ook fysieke nabijheid. Het lijkt erop dat je woorden, behalve lief, en geschreven vanuit een oprechte opwelling, ook een beetje profetisch waren. Ik ben ervan overtuigd dat voor ons, dus ook voor Klaas (zoals je ergens schrijft, de vrucht, de resultante van ons tienjarige samenzijn) in alle opzichten het beste is als wij er in slagen de rest van ons leven in redelijke harmonie met elkaar door te brengen.
    En hoe verschillend van aard we misschien ook mogen zijn, door ons lange samenzijn op een leeftijd waarin we ons ontwikkeld hebben van kinderen tot ‘volwassenen’, zijn er banden gesmeed die onvervangbaar zijn geworden en onverbreekbaar. Er zijn wel andere, nieuwe banden mogelijk, maar mijns inziens noodzakelijkerwijs van een inferieure kwaliteit. We zijn gevormd door het verleden, en in die zin is ‘opnieuw beginnen’ een feitelijke onmogelijkheid. De keuze van een nieuwe partner kan niet anders dan beïnvloed worden door ons gemeenschappelijke verleden, en zo ook de relatie die je met die ander zou hebben. Je begint op je dertigste namelijk niet ‘opnieuw’ met een blanke lij. (lei?) Ik wil hiermee niet suggereren dat ik onze hereniging zie als iets noodlottigs, maar veel meer als een wil tot continuïteit zolang dit mogelijk is. Jij en ik zijn geloof ik zo gemaakt, dat we de rest van ons leven spijt zouden hebben, als we de kans om het weer opnieuw te proberen, niet met beide handen en volle inzet aangrepen. Het is me al vaak opgevallen dat hoewel onze benadering van bepaalde problemen via een andere kronkel tot stand komt, onze conclusies vaak overeenstemmen. Voor dit soort verschillen tussen jou en mij ben ik dan ook niet bang. Integendeel, het zijn de kruiden van onze conversatie. We hebben tien jaar lang met elkaar gepraat, vervolgens hebben we onze gesprekken per luchtpost voortgezet, en ik neem aan dat we tot onze        toe met elkaar zullen blijven praten. Een van de pilaren waarop het huwelijk rust. En de andere pilaar? In dit verband wordt pilaar een symbolisch woord. Een goede vriend van mij zei eens: ‘Seks is iets waar je zo min mogelijk over moet praten, en wat je zoveel mogelijk moet doen.’ Afgezien van het feit dat ik het ook wel leuk vind om erover te praten, ben ik het wel met hem eens. Seks bestaat nu eenmaal in ons leven, en ik ben ervan overtuigd, dat het tot minder frustraties leidt om het wel te doen dan niet. En met wie? Met iemand die je aardig vindt, gewoon omdat je er behoefte aan hebt en omdat het prettig is. Vind jij mij aardig? Ik jou wel. Volgens mij wordt er aan het hele ‘probleem’ seks veel te zwaar getild. Het is een menselijke behoefte, die door onze puriteinse of (even erg) romantische voorouders verminkt en vervormd is tot iets dat in geen enkele proportie meer staat tot de werkelijkheid. Dit is geen oversimplificatie van mijn kant. Ik weet heel goed dat veel mensen problemen hebben op dit punt, maar deze problemen worden niet veroorzaakt door seks op zichzelf, maar door inhibities en verziekte ideeën van de cultuur waarin we leven. Ik heb zelf ook mijn angsten, schuldgevoelens en twijfel op dit punt gehad, resulterende in mijn zo nu en dan optredende impotentie. Maar ik geloof dat ik nu in dit opzicht genezen ben, niet alleen door te denken en te lezen, maar ook door te doen. Het doen van iets heeft namelijk een enorme relativerende kracht op de ideeën waarmee we rondlopen. Ik geef geen cent voor seksuele theorieën van de paus, of het chauvinisme van de man die nog nooit over de grens is geweest.

    Lieve Ursula, laat ik deze brief op een wat lichtvoetiger toon beëindigen. Vanmiddag draaide ik twee Beatlenummers, die momenteel een expressie zijn van mijn gedachten: “You’re coming home now, yeah, oh yeah, oh yeah, and you’ll not leave me anymore, oh no, oh no, oh no, en Mr Postman, can’t you see, if there’s a letter, a letter for me.”
    M’n gezicht, handen, voeten en kleren zaten onder de boenwas, want, op het ritme van de muziek was ik verwoed bezig de vloer in de was te zetten. Toen ging de bel. Toen ik de voordeur opende stond daar de Talakken vrouw, met haar allerduurste glimlach. Ach meinherr, kan de radio niet wat zachter etc. Ik begon met Jan Fontijn de schuld te geven (want wij geven elkaar van alles de schuld) toen ze me onderbrak, en niet zonder genoegen vaststelde dat jij en Klaas zeker verhuisd waren. Ik deelde haar mede dat jullie met vakantie waren, en spoedig zouden terugkeren, waarop haar gezicht meteen de even op haar anders zo zure tronie doorsijpelende vreugde verloor en zij haar tirade vervolgde. Laten we mild blijven. Ik zal voor zover mogelijk met haar wensen rekening houden.

                Gossip
    Joost Daalder gaat (toch) trouwen met Truus Broekman op 15 jan a.s. Zij gaan wonen in Nieuw Zeeland. Volgens mij is het uit tussen Froukje en Mark. Kan haar geen kwaad doen. Als er één achterlijke, hersenloze, Leidse corpsstudent rondloopt is hij het. Laten we mild blijven. (proberen)
    Door Daniëlle’s scheidings initiatieven (actie = reactie) wil Micha het nu toch weer met haar proberen. Hij is sinds gisteravond weer bij haar ingetrokken. (Hij woonde sinds twee maanden op een kamer) Daniëlle is hier maar half blij mee. Als het tussen hen goed gaat, zal het wel makkelijker zijn voor alle betrokkenen om op gewone vriendschappelijke voet met elkaar om te gaan.
    Liefje, ik heb nog een paar regels over om wat liefs tegen je te zeggen. Voor mij op tafel staat een bos met gele tulpen. Een ervan zal ik afplukken en in een glas naast mijn bed zetten. Dat ben jij. Mooi en grillig als een bloem. Ik zei je ergens in deze brief dat ik je aardig vind. Dat is ook zo. Ik vind je ook mooi en ik houd van je. Ik streel je zachte huid en ruik aan je haar, en zeg zachtjes knoedeltje in je oor. Hoe vind je dat? Kus Klaasje en zeg hem dat ik ook aan hem denk.
Omhelsd door mij, Kees.
 


 

    










 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 62)


 

Lahav, dinsdag 4 januari 1966, Ursula

lieve Kees,

ik heb je een paar dagen niet geschreven omdat er eigenlijk niet zoveel te schrijven valt. Ik wil niet dat je erg lang zonder post zit, dus schrijf ik je toch iets. Ik heb gisteren of eergisteren een pak met boeken en een truitje van Klaas, als vulling, gemaakt, maar vandaag moest ik allerlei ingewikkelde formulieren invullen, dus het gaat pas morgen weg. Het zal er nog wel niet zijn als wij terug zijn, ik ben van plan nog meer weg te sturen. Het is een opluchting om niet met  zoveel bagage te hoeven reizen. Ik bezin me op een mogelijkheid Jet mee te nemen, want het gaat me zeer aan het hart haar hier achter te laten. Ik heb nog nooit zo’n lieve, intelligente kat gezien. Ze loop ons nu al een heel eind tegemoet als we thuiskomen. Ze is zo lief, zo aanhankelijk, en ik ben bang dat ze zo’n lief baasje als Klaas ook nooit meer zal krijgen. Maar het zal wel niet gaan, ik zie geen mogelijkheid, het wordt een ellende voor haar en voor ons. Ik geef haar terug aan Nomi als het mag, dan heeft ze in ieder geval haar moeder en broertjes weer.
    Ik ben alsmaar aan het opruimen en weggooien. Klaas wil helemaal niet meer met de andere kinderen spelen, ik weet me soms geen raad, hij hangt de hele dag om me heen, hij is wel erg lief en hij ziet er zo mooi en lief uit, hij is geloof ik een flink stuk gegroeid, hij is bruin en zijn gezichtje is rond en zo mooi en bloeiend, ik vind hem het allermooiste kind dat ik ooit gezien heb.
    Moshe gaf hem laatst een stel houten borden om op te schilderen, Moshe zelf stond er ook op te schilderen, toen ging Klaas ook hard aan het werk. Als Klaas wel eens huilt b.v., dan zegt hij dat de kinderen hem plagen, dan roept Moshe ‘Klááás wat is er, wat is er Klaas?’ Laatst liep ik met Klaas langs een troep soldaten die heftig stonden te discussiëren, toen draaide iemand zich om en riep ‘Klaas, slalom Klaas!’ en praatte weer door. Ze zeggen hier ‘K’lás’, dat klinkt heel melodieus. Ik betrap me erop dat ik het zelf ook dikwijls zo zeg.
    Mijn kachel is een crime!!! (ik sta gewoon te beven) hij wil niet meer uit, met geen mogelijkheid, dus om hem toch uit te krijgen haal ik het tankje eruit. Net was hij bijna uit en ik wilde hem buiten zetten omdat hij zo stonk, ik pakte hem op (zo doe ik het altijd) hij begon te ploffen, grote vlammen sloegen eruit, ik zette hem gauw neer, gelukkig was hij ineens uit. Ik zette hem buiten en er sloeg een enorme walm en rook vanaf. Het is geen goeie kachel, als ze nog ouder worden moet je ze zelfs buiten aansteken, zo’n walm komt er af. Hij ploft en knalt terwijl hij brandt, en dan moet je hem schoppen, dan houdt hij op, maar hij wordt daar ook slechter van. Je kunt hem niet meer verstellen want dan gaat hij gek doen.
    Ik heb hem vandaag helemaal schoongemaakt, hij brandt veel beter, maar de schroef waarmee je hem uitdraait, blijft steken. Het is onbegrijpelijk want het is een zeer eenvoudig systeem, je zou zeggen er kan niets aan stuk. Enfin, hij is uit.
    Ik ga maar naar bed want het wordt nu koud. Ik heb al een paar dagen geen post van je gehad, wel een brief van mevrouw Lachmann. Liefje, ik vergeet het bijna, je merkt er hier namelijk niets van, ik wens je een heel gelukkig nieuwjaar, het zit er hopelijk wel in, het is een mooi begin in ieder geval. We zullen erg ons best doen, liefje. Ik hoop dat je iets gevierd hebt, ik hoor het nog wel. Hopelijk is er morgen post van je, ik ben teleurgesteld als er niets is.
    Liefje, schrijf me gauw en gauw. Ik ga denk ik nog een keer met Klaas naar Eilat, met de bus door de woestijn, dan blijven we er overnachten en de volgende dag weer terug. Het is daar nog helemaal zomer geloof ik. Hier is het trouwens ook niet koud.
    Veel liefs en omhelsd, Ursula.

 

    









dinsdag 27 april 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 61)


 

Amsterdam, dinsdag 4 januari 1966, Kees

lieve Ursula,

vannacht en vanmorgen werd ik plotseling vreselijk bang. Ik hoop dat je werkelijk goed hebt nagedacht en nu weet wat je doet. Je kunt er zeker van zijn dat ik me niet laat beïnvloeden door anderen. De verstandigen onthouden zich trouwens van een oordeel. Nee, ik werd plotseling zelf bang dat het hele gesodemieter opnieuw zou gaan beginnen, dat je toch alleen maar terug wil omdat je het daar niet kan bolwerken, of om andere redenen die het werkelijke probleem voor het moment verduisteren. Wat moet er gebeuren als het weer misgaat? Een nieuw reisje naar Israël zit er dan werkelijk niet meer in, en ik verdom het om mijn liefdesleven buitenshuis te moeten blijven zoeken.
    Een sombere aanhef van een brief, maar je moet je dit soort gevoelens kunnen voorstellen. Het is niet dat ik niet geloof in jouw oprechtheid, maar het drong plotseling tot me door dat je in feite al na anderhalve maand tot je besluit kwam. Het is heel goed mogelijk dat je enorm snel geëvolueerd bent, maar toen ik dacht aan het verleden en het hele afgelopen jaar, waarin we niet met elkaar naar bed zijn geweest, en waarin je voortdurend hebt volgehouden dat je niet van me hield, niet verliefd was, en van me weg wilde, sloeg plotseling de schrik me om het hart.
    Schrijf me snel. Ik begrijp dat dit geen leuke brief is, maar we hadden elkaar beloofd eerlijk te zijn, en ik schrijf je nu over mijn angst. Schrijf me zo gauw mogelijk terug. Ik ben werkelijk vol goede wil en ik houd erg veel van je.
    Mijn bezorgdheid heeft me overigens niet belet Near East Tours op te bellen. De Moledet vertrekt op 28 januari uit de haven van Haifa om 16.00 uur, dus 4 uur ’s middags. Je moet wel zorgen dat je minstens anderhalf à twee uur van te voren bij de douane bent. Je komt aan in Marseille op woensdag 2 februari om negen uur ’s ochtends.
    Als Hub Mathijsen, die ik nu al ruim twee weken niet meer gezien heb, op tijd weg is, zal ik de vloer van Klaas z’n kamertje nog beitsen. Als Hub voor de 15e januari niet terug is, zet ik zijn spullen in de kelder. Bijna alles wat er staat is trouwens van mij.
    Speelgoed voor Klaas is er bijna niet meer. We zullen langzaamaan wat nieuwe dingen voor hem verzamelen. Gekleurd papier, schetsboeken, schriften, verf en potloden zijn gelukkig niet zo duur. Ik verstuur dit papiertje nu.
    Schrijf me gauw terug. Wat zijn je plannen, en hoe stel je je ons leven voor, in praktische zin? Het leven bestaat uit pijn en vreugde. Als ze elkaar maar een beetje afwisselen is het allemaal niet zo erg. Alle liefs, sterkte, kusjes, omhelsd door Kees.

P.S.
Tot nu toe ben ik steeds vergeten naar je Mezoeza(?) te vragen. Misschien is dit symptomatisch, omdat je hem (het) van de Lachmannen hebt gekregen. Kees.  

    









maandag 26 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 60)


 

Amsterdam, 2 januari 1966

Lieve Klaas, je zal wel denken: wat een gekke tekening. Hij hoort een beetje bij een grammofoonplaatje dat ik gekocht heb: een meneer Oscar Brown heet hij, zingt een liedje, en dat liedje heet ‘Hey daddy, wat dat dere?’ (https://open.spotify.com/track/0TCmgtbTtbLA0OW0EhfEFb?si=mgCDQbCBQCyG1KYPMTxZBQ) En dat betekent: Hé pappie wat is dat daar, en hé pappie, hé, moet je daar kijken, en wat doen die mensen daar, en hé pappie, mag ik die grote olifant daar hebben?
    Het gaat over een jongetje dat met zijn vader op straat loopt, en allemaal vragen stelt, alsmaar door. En toen ik dat liedje hoorde moest ik plotseling denken aan een ander jongetje, dat Klaas heet, en toen heb ik meteen dat plaatje gekocht, en als je thuis komt zal ik het voor je draaien, en jij zal het vast ook leuk vinden.

Lieve Klaas,
over een poosje ga je op een echt groot zeeschip, vier dagen lang. Dat schip brengt jou en mammie naar Marseille, een stad in Frankrijk. Pappie en mammie zijn daar al eens geweest, vraag maar eens aan mammie. Vandaar gaan jullie verder in de trein naar Amsterdam. Het is een lang en vermoeiende reis. Zal je precies doen wat mammie zegt? Ik verlang er erg naar jou te zien. Dag lief mannetje, tot gauw, pappie.



Amsterdam, maandag 3 januari 1966, Kees

lieve Ursula,
het is maandagmiddag 5 uur. Ik ben net thuis. Ik ben met Jan de stad in geweest. Vanmorgen was er geen post. Ik was vanmiddag een beetje zenuwachtig. Ik had vannacht allerlei nachtmerries, en ik droomde ook dat jij verliefd was geworden op iemand anders en schreef dat je niet wilde terugkomen. Er lag net een korte brief van je in de brievenbus (van dinsdag 28 nov). Ik heb gewacht tot ik alleen was met hem te lezen. Ik geef het op dromen teveel te analyseren. De 28ste januari dus. Ik heb zonet Near East Tours opgebeld om je passage te boeken. er moeten nu maar de bekende spijkers met koppen worden geslagen. Op de Moledet krijg je een hut voor 4 - 6 personen. In de trein heb ik voor jou en Klaas een couchette genomen. Ik heb vanmiddag alles wat ik nog aan geld heb op de giro gezet plus het geld dat ik heb kunnen lenen. Je zult door een paar zure appels heen moeten bijten.
    Ik begrijp dat het moeilijk voor je is om met Eri en Michal te moeten praten. Waarschijnlijk heb je dat nu al gedaan, en meestal valt dat soort zaken erg mee. Als je denkt dat het om je levensgeluk gaat, zijn deze zure appels ook minder belangrijk. Maak je geen zorgen. Voor ik het vergeet nog dit: schrijf aan je familie of kennissen eventueel wel dat je terugkomt, maar niet wanneer. Ik heb hierover alleen gesproken met Jan, Hans en Daniëlle. Andere mensen weten wel (sommige) dat je terugkomt, maar als ze vragen wanneer, zeg ik dat dit nog niet vaststaat. Ik wil in de eerste week van februari geen nieuwsgierige bezoekers. Niet om vage gevoelens van gêne of iets dergelijks, maar omdat ik voorlopig met jou en Klaas alleen wil zijn. Tegen de meeste mensen die er naar vragen zeg ik dat je waarschijnlijk eind februari thuiskomt. Ze merken het wel. Ik hoop en verwacht dat je het hierin met me eens bent.
    Ik hoop zo gauw mogelijk van Near East Tours precies te horen wat de reis gaat kosten. Laat me zo gauw mogelijk horen of je iets van je fl 600,- kunt terugkrijgen. Je kunt dan dat geld gebruiken voor onderweg. Geld wisselen kan je bij iedere douane instantie. Zodra je in Marseille aankomt, wissel je fl 50,- Frans geld. Een kruier betaal je 1,50 nouveau franc. Een taxichauffeur geef je 20 % fooi. Dat is makkelijk uit te rekenen, 2 x 10 %. Als je taxi b.v. 4 n.f. kost, geef je hem 4,80 of 5 n.f.
    Neem rustig je tijd. Iedereen begrijpt dat een buitenlander moeite heeft met rekenen en betalen. Bovendien ben je een vrouw met een kind. Als je eens vriendelijk lacht, helpt dat altijd. Kijk op de menukaart rustig wat je hebben wilt en wat het kost. Fooi is 15 %. Neem bij betalen de tijd, en als je groot geld hebt, vertrouw er dan op dat je eerlijk terugkrijgt waar je recht op hebt.
    Ik heb nu net even opgebeld naar Near East Tours om te vragen hoe laat en van waar precies de Moledet vertrekt, maar ik kreeg geen gehoor meer, het is al kwart voor zes. Ik zal je de details zo gauw mogelijk schrijven. Zo omstreeks de 20ste zal ik je m’n laatste brief sturen, latere brieven zullen je niet meer bereiken.
    Vraag alles wat je nog weten wilt. Er zullen misschien moeilijkheden zijn waar ik niet aan denk. Als je niets van de fl 600,- terugkrijgt, zal ik je nog wat sturen, maar vraag er wel om, en schrijf zo snel mogelijk terug. Bepaalde overgevoeligheden zullen we opzij moeten zetten, we hebben nu te maken met feiten. De reis zal erg vermoeiend zijn, maar je weet waar het voor is. Blijf rustig. Het komt hierop neer dat je je gaat verplaatsen van een plek op de wereld naar een andere, en dat doen dagelijks miljoenen mensen. Dit klinkt misschien wat ‘schoolmeesterachtig’, maar ik leef echt met je mee en probeer je een beetje te helpen.
    Van de 28ste tot de 3de zal ik er voortdurend aan denken dat je op weg bent hier naartoe, waar je precies bent en wat je doet. Ik probeer me voor te stellen hoe je er uitziet, en hoe het zal zijn als je weer hier bent. Ik weet niet goed wat ik je hierover schrijven moet, maar ik geloof dat we allebei zo langzamerhand heel goed weten hoe het moet en hoe het niet moet. Liefje, ik verlang erg naar je. Ik wil je graag zien en aanraken en met je praten, eten, drinken, slapen en werken.
    Ik heb net gegeten. Jan had een broodmaaltijd bereid met veel fruit toe. Hij is nu net naar boven. Het is nu acht uur. Naast me staat een brandende kaars. Er zijn geen lucifers meer in huis en er moet toch zo nu en dan gerookt worden. Ik ben opgewonden en een beetje zenuwachtig. Ik heb zonet nog even doorgelezen wat ik je geschreven heb. Het klinkt wat vaderlijk, al die aanwijzingen, maar ik laat het toch maar staan, misschien heb je er wat aan. Het is goed bedoeld. Er wordt voortdurend opgebeld. Dat is vervelend, het haalt me van m’n gedachten af van wat ik je schrijven wil. Ik denk veel na over onze toekomst, maar de werkelijkheid zal moeten uitwijzen wat er gebeurt. Hiermee bedoel ik niet dat ik alleen maar een afwachtende houding aanneem: je kunt wel degelijk proberen bepaalde intenties en ideeën na te leven en waar te maken, maar we hebben ook te maken met een aantal gegevens, condities, die er nu eenmaal zijn. Ik hoop dat jij nu werkelijk weet wat je wilt en wat je gaat doen. Er moet een einde komen aan de verwarring, terwille van Klaas, van jou en van mij. We zullen voorzichtig moeten zijn, maar ook doortastend. We moeten niet gaan horen tot de groep van eindeloze modderaars en twijfelaars. Binnen de grenzen van het mogelijke moeten we gaan leven als ‘normale’ mensen, op ons eigen niveau. We zijn geen van beide heiligen, maar misschien wel net een beetje meer dan de middelmaat. Als we het hierover eens zouden zijn, zegt dat meteen wat over de eisen die we mogen stellen. Niet te hoog, maar vooral ook niet te laag.
    In een boek van James komt een zeer hooggestemde vrouw voor, die trouwt met een man die ze gaat haten, omdat hij een koud, snobistisch wezen blijkt te zijn. Maar ‘she accepted her fate with dignity’. Dat gaat mij te ver. Jou ook trouwens. Bij ons ligt de zaak ook anders. Ik geloof dat wij van elkaar houden en dat veel van ons falen te wijten is geweest aan onze jeugd en onervarenheid. Een beetje jeugd hebben we gelukkig nog wel, maar onze ervaring lijkt me enorm toegenomen.
    Afgezien van mijn huwelijk is voor mij op het ogenblik het allerbelangrijkst dat ik afstudeer. Dit heeft mij het laatste jaar de grootste moeite gekost, zoals je weet. Wat ik hiervoor nodig heb is voornamelijk rust, en dat is iets dat ik al sinds lang niet meer gekend heb. Ik hoop dat er nu voor ons allemaal een periode van rust zal aanbreken waarin we allemaal zullen kunnen doen wat we willen en moeten; Klaas moet naar school (in september gaat hij al naar de lagere school), ik afstuderen, en jij wat je je dan ook tot taak stelt.
    Je vroeg me te schrijven wat ik allemaal doe op het ogenblik. De kerst- en nieuwjaarsweek is een aaneenschakeling van drink-rook-praat-feest-verwarring-laat naar bed, laat op-dagen geweest.
    Al met al leuker dan niet leuk en in ieder geval met als positief resultaat dat we Hans van Rij een beetje hebben kunnen wakkerschudden uit zijn melancholie door hem te koppelen aan Lisette Lewin (schrijfster en journaliste, vriendin van mijn ouders, KtH). Zij vertelde me dat ze een beetje verliefd is op hem, en het doet Hans kennelijk goed dat een vrouw als zij een beetje belangstelling voor hem heeft. Hij is een stuk opgewekter. Toen ik over Hans schreef, moest ik aan hem denken en had ik plotseling zin om hem op te bellen. Dat heb ik nu gedaan. Ik vertelde hem dat ik jou zat te schrijven en hij vroeg me jou zijn groeten en wensen voor 1966 over te brengen. Ondertussen heb ik een Beatleplaat gedraaid. I wanna be your lover baby, I wanna be your man, love you like no other baby, like no other can. Heb een solodans gedanst voor mezelf en een jongen in de spiegel.
    Het plaatje waarover ik in Klaas z’n briefje schrijf zal je vast erg goed vinden. Aan de ene kant staat ‘Worksong’, een schitterend, enorm swingend nummer, en aan de andere kant ‘Hey daddy wat dat dere?’, een prachtig charmant liedje over een jongetje dat zijn vader bestookt met vragen en vraagjes, en de vader die zich zorgen maakt over de toekomst van zijn kind, maar zijn best wil doen om hem alles te geven waar hij recht op heeft.
    Jouw laatste twee brieven zijn erg kort, Ursula, ik wou graag dat je me wat meer schreef over je gedachtes en gevoelens. In een van je vorige brieven doe je wat sceptisch over werken. Ik begrijp niet goed waarom. Je zult moeten werken, althans geld verdienen, en dit lijkt me ook niet onredelijk. De Natuurmethode zal moeilijk gaan, omdat jij alleen de lagere nummers maakt, en ik geen tijd zal hebben om de hogere nummers te doen. Tenzij we een lot in de loterij winnen, zullen we nog anderhalf jaar fl 200,- per maand aan schulden moeten betalen. Je moet dit niet zien als een verwijt, maar als feitelijkheid. Het is nu eenmaal zo, en niet anders.
    Weer een onderbreking. Hans van der Kamp kwam hier binnenstappen en heeft ruim een uur tegen me aan zitten ouwehoeren. Hij is nu weg, het is half twaalf. Ik heb bij Jan boven een glas wijn gehaald. Mijn kachel is uit en de petroleum op. Buiten sneeuwt het. Natte sneeuw, brrrr. Deze brief gaat zo dadelijk weg op de bus. Dan ga ik naar bed. Misschien lees ik nog wat. Ik ben moe. Iedereen is moe. Van de feestdagen, van de winter, van verdriet en narigheid, Van de verhoogde huren en prijzen. Wij zullen proberen niet moe te zijn. Ik sluit hierbij in mijn gevoelens voor jou en Klaas, mijn liefde, mijn bezorgdheid, een kus voor je lippen, je zachte wangen en een voor iedere boezem en duizend knobbeltjes en knabbeltjes voor Klaas. Mijn bloed stroomt, ik ben vol hoop voor de toekomst. Ik denk aan jullie. Alles is mogelijk. Schrijf me nog wat, alles wat je maar wilt. Ik vind jou nog steeds de mooiste. Probeer dat te accepteren en prettig te vinden. Ik wil graag zacht en lief voor je zijn. Een goede echtgenoot. Ik wil niet hard zijn. Voor jou, en speciaal voor jou, wil ik graag zacht en teder en lief zijn. In gedachte kus ik je. We shall overcome. Sterkte en liefs.
Kees

donderdag 22 april 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 59)

 

Lahav, 30 december 1965, Ursula

lieve Kees,  

het is nu 11.30 uur, dus erg laat voor mij maar ik schrijf je toch. Ik heb vanavond met Eri en Michal gesproken. Het was een pak van mijn hart, ik was ineens zo nerveus voor hun komst dat ik twee pilletjes uit een vol doosje heb genomen. Zij begrepen het volkomen, en vonden het het beste wat ik doen kon om ons gezin te herenigen. Eri sprak er wel over dat wij met z’n drieën konden komen en dat hij dan z’n best zou doen voor een goede kibboets, want het is inderdaad zo dat dit kinderhuis te kampen heeft met grote moeilijkheden. Ik durfde niet te zeggen dat het niet mijn wens is in een kibboets te wonen. Michal zei dat ze het ongelofelijk vond dat ik niet ontzettend teleurgesteld was in het leven, en dat ik me van niemand iets aan moest trekken, en dat zij dit het beste vond wat ik kon doen.
    Ik heb proberen uit te leggen waarom ik het deed, ik kan niet zo duidelijk zijn, liefje, ik vertel je alles nog wel precies. Ik kan alles wat ik wil opsturen. Nu ga ik dus de 28ste! Wil jij dan alsjeblieft zorgen dat ik alle reispapieren heb, en ook nog extra geld, want over mijn geld hebben we het niet gehad, ik durf er niet over te beginnen.
    Dit wordt een verwarde brief, maar ik ben erg moe. Ik heb toen ze weg waren en Klaas wakker was hem precies voorgerekend hoelang het nog zou duren. Hij was in de wolken, hij gelooft het nu pas echt, denk ik. Ik ben zo opgelucht, ik voel echt reiskoorts. Klaas wil niet slapen. Ik voel echt dat het een goed besluit is om terug te komen bij jou, ik heb ook een gevoel dat ondanks alle kritiek die er misschien zal zijn, iedereen het toch als iets verheugends moet zien als een huwelijk weer goed komt, als men er tenminste aan wil werken, denk je ook niet? Als ik er aan denk dat ik uit de trein stap en jij staat daar, voel ik me helemaal blij worden.
    Ik hoop (misschien uit gemakzucht) dat alles zonder moeilijkheden zal gaan. Ik voel me zo lui en dik en suffig. Maar toch tot veel in staat. Ik maak het niet helemaal waar, ik kan niet opstaan, niet naar bed gaan  ik wil steeds de matperah uit, ik ben onrustig. Ik doe alles zo goed ik kan. Liefje, ik ga nu slapen (of misschien nog wat lezen in On human bondage) Ik heb in één adem Nine stories (science fiction) van Isaac Asimov gelezen, ontzettend goed. Ik heb in een adem Russische verhalen gelezen, ik heb een leeshonger. Tussendoor lees ik Chassidische verhalen. Ik voel me een echte sufferd, een luilak in alle opzichten, heb jij dat ook wel eens?
    Ik wil werken, want dat moet ik wel, maar ik wil mijn eigen werktijd bepalen, daar kom ik niet meer van los. Ik vind het moeilijk om een afgebakende tijd te moeten werken. Ook met het opstaan gaat het zo, toen ik niet hoefde stond ik netjes om vijf à zes uur op, nu sta ik met de grootste moeite om zeven uur op. Enfin, zoals ik al zo vaak schreef, ik zie het wel weer, alles sal reg kom.
    Ik ben in een heel dubieuze stemming, opgewonden, luchtig en moe, liefje, tot gauw ziens, schrijf me ook gauw, veel veel liefs en omhelsd. Ursula.

Vrijdagochtend.
Liefje, dat is nu dus afgesproken, ik vaar met de Moledet de 28ste januari, maak jij het dan in orde?    









 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 58)


 

Lahav, dinsdag 28 december 1965, Ursula

liefje, gistermiddag in de matperah was ik eventjes met Nomi alleen en toen heb ik tegen haar gezegd dat ik wegging. Het kwam allemaal heel brokkelig over, want ik werd er erg nerveus bij. Gister vroeg ik ook aan Michal of ik haar kon spreken. Zij zou vanavond komen. Zij en Eri zijn wel geweest, maar alleen om te zeggen dat ze donderdagavond pas kunnen. Tegen Nomi kon ik niet veel zeggen, voor zover ze eruit wijs kon begreep ze het wel. Ze was de hele dag en ook vandaag ontzettend vriendelijk tegen me. Je moet weten, zij is geloof ik een beetje uit haar humeur, ze spreekt tegen iedereen op ruzie toon behalve tegen mij.
    Ik houd me helemaal vast aan de 28ste januari, die dag moet het worden. Ik denk steeds aan de terugreis, ik kan er nauwelijks van slapen. Het is erg jammer dat ik niet met Michal en Eri heb kunnen spreken, ik ben een beetje bang dat ze zullen proberen me hier te houden. Dat zal niet lukken want ik ben vastbesloten. Het is nl. zo dat Nomi vandaag tegen me zei dat ik, nu ik wel zes uur werkte, een blouse en een lange broek kon krijgen en nog meer. Ik kreeg een mooie dikke deken met een laken er omheen, zoals hier de gewoonte is, tot nu toe hebben we altijd onder heel oude, dunne dekens en heel oude, soms kapotte lakens geslapen. Ik krijg voor Klaas ook zo iets. Het kan natuurlijk toeval zijn, maar misschien vinden ze het de moeite waard om te proberen ons hier te houden. Ik doe, al zeg ik het zelf, mijn werk heel goed. Ik onthoud wat me gezegd is en maak praktisch nooit fouten. Maar hoe het ook zij, ik houd de 28ste aan. Ik ben van plan om in Marseille tot ’s avonds een kamer te nemen in dat hotel naast het station, zodat we rustig kunnen zitten. Klaas houdt niet van sjouwen door een stad en zeker niet als het koud is. Dat zal wel kunnen denk ik, dan eten we er ’s avonds wat en ’s middags ook. Alleen, hoe kom ik aan Frans geld, hoe kom ik überhaupt aan los geld, en wat kost zoiets allemaal? Dus, b.v. op de boot cigaretten, iets extra’s, in Marseille, iets te eten voor onderweg in de trein, een taxi naar het hotel, misschien een kruier, 2 x eten, een kamer? Ik heb eigenlijk geen idee van prijzen en ik ben altijd bang dat ik te weinig geld heb.
    Ik hoop nu maar dat ze het me hier niet te moeilijk maken. Enfin, ik zie het wel weer. Klaas is erg lief. Hij wil alleen helemaal niet naar de Beet Jeladiem en hij komt ook steeds naar de matperah, daar zit hij dan zoet te schrijven, ellenlange verhalen in een zelfgemaakt boekje. Ik heb zijn haar zelf geknipt en het zit heel goed. Vandaag kwam je brief voor hem, hij was er dolblij mee. Hij dacht wel eerst dat de rode auto van ons was.

Woensdag 29 december.
Ik heb gewoon niets meer om mee te schrijven. Het is ’s ochtends 7.15 uur, ik kan helemaal niet meer opstaan van de kou, ik breng deze brief weg, hoewel er niet veel instaat. Ik schrijf je zo gauw mogelijk weer. Schrijf me alles wat je aan het doen bent. Veel liefs, omhelsd door Ursula.  











dinsdag 20 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 57)


 

Amsterdam, maandag 27 december 1965, Kees

lieve Ursula,

het water druipt langs m’n neus, oren, haren en kin naar beneden. De meeste van mijn brieven ontstaan in het bad. Ik heb vanmiddag een heerlijke shampoo gekocht en een nieuwe aftershave, kleine maar belangrijke zaken in mijn bestaan. Soms tenminste. Vanmiddag heb ik mijn haar laten knippen, voor het eerst sinds je weg bent. John Lennon was kaal vergeleken bij mij. Echt waar. Ik ben naar de kapper van Jan Fontijn gegaan. Froukje vindt mijn haar nog lang, ’s lands eer, ’s lands wijs: ik ben geen Leienaar. De kapper heeft mij goed geknipt. Hij heeft een eenmansbedrijf in de Joh. Verhulststraat. Hij ziet er uit als een vriendelijke gangster. Een van de achtergrondfiguren uit een Eddie Constantine film. Hij was zo fysiek aanwezig dat ik de shampoo en de lotion maar bij hem gekocht heb. En dure. Er werd net opgebeld. Jan neemt de telefoon aan. Sim, of ik terug wil bellen. Vanmiddag belde Elly op om me uit te nodigen, woensdagavond, etentje met Sim, Elly, Hetje plus verloofde, Sim(metje), Heleen, Ben en Katrijn. Ik wist van Heleen dat ze me zouden uitnodigen. Ik had besloten niet te gaan, dus heb ik tegen Elly gezegd dat ik woensdag niet kon. Ik ben benieuwd wat Sim nu heeft. Ik moet hem terugbellen als ik uit het bad kom. Ik doe tegenwoordig voor zover mogelijk alleen nog maar waar ik zin in heb.
    Vanmorgen was er geen post van je. Vanmiddag om vier uur ook niet. Maar door de kerstdrukte was de post erg laat. Om half zes hoorde ik iets in de brievenbus vallen. Rekening van Herngreen (belastingadviseur van mijn vader, KtH), aantal kerstkaarten van leerlingen (allemaal meisjes), kerstkaart gericht aan K. ten Holt, van Joost en Joop van de Pol, Zwanenburgwal 39. Nog nooit van gehoord. Enfin, er wonen aardige mensen in deze stad. Ik zal ze eens opzoeken.
    En, helemaal onderop een brief van jou. Liefje, dit was geen vrolijke brief. (19 dec.) Ik ben blij dat mijn pakje eindelijk is aangekomen. Was Klaas wel blij met de autootjes? Ik heb Klaas vorige week een brief geschreven. Ik hoop dat die inmiddels is aangekomen. Hopelijk ook mijn brief met reismogelijkheden. Misschien zal dat je een beetje opvrolijken.
    Ik probeer al zuinig te worden om zoveel mogelijk voor je reis zelf bij te kunnen leggen. Ik kocht nog al eens lekkere dingetjes. Ik heb wat etenswaren betreft altijd alles in voorraad, 2 pakken koffie, twee pakken rijst, 2 kilo suiker enz. Als één op is, koop ik nieuwe, dat is erg handig. Alleen vindt Jan dat ook, en als ik m’n tweede pak koffie wil aanbreken, heeft Jan dat al voor me gedaan. Hij praat ook over ‘ons huis’. Op een dag gaat hij mij huur vragen, of zal hij in ieder geval de huur van Froukje innen. De sfeer in huis is erg goed en gezellig. Froukje doet erg haar best, Vandaag heeft zij voor Jan afgewassen, en laatst heeft zij boodschappen voor me gedaan.
    Ze probeert niet gechoqueerd te zijn door de, overigens keurige, gesprekstoon van Jan en mij. (“die jongen, ok, dat is een geweldige slappeling, hij heeft geen kloten”) Dit was Jan. Mijn bad wordt koud. Ik ga eruit, ik schrijf je straks verder.

straks.
Ik heb Sim opgebeld. Omdat ik woensdag niet kon hebben ze het hele gedoe naar donderdag verplaatst. Daar zit ik mooi aan vast. Ik had niet het hart om te zeggen dat ik donderdag ook niet kon.

Woensdag 29 dec. 1965
Lieve Ursula, ik zit aan tafel in de kamer. Ik rook een cigaret. M’n hand trilt. Het is twaalf uur (overdag). Het is binnen behaaglijk warm, buiten mooi weer, maar koud. Twee verwarrende, drukke, maar wel fijne dagen achter de rug. Maandagavond begon ik je verder te schrijven onder het hoofd Straks, toen ik de eerste zin op papier had kwam Jan de kamer binnen. Ga je mee naar de film? Nee. Waarom niet? Er is een nieuwe film van Godard in de Uitkijk (bioscoop aan de Prinsengracht, KtH). Ik heb geen zin. Toe, ga nou mee. Nee. Breng me dan een eindje weg. Nou goed. Jassen aan, de kou in. Bij de Uitkijk. Je gaat nu zeker wel mee? Nee. Ik heb geen zin om alleen te gaan. Nou, dan ga je niet. Toe nou. Nee.
    Jan alleen naar de bioscoop. Ik even een glas bier drinken, dan naar huis, verder schrijven, op tijd naar bed. Eén glaasje bier. Nou ja, misschien twee. Niet méér. Ik kom Hoppe binnen. Er wordt aan mijn arm gerukt, ik val om. Schrok enorm. Hans van Rij. Hé, hallo, sorry, ik was alleen blij dat ik je zag. Ik ben hier al vanaf vier uur, heb nog niemand gezien tegen wie ik kan praten. Neem een glas bier. Graag. Hans dronken. Lisette komt binnen. (Lisette Lewin, KtH) Terug uit de Sinaïkliniek. Lisette komt bij ons zitten. Dit is Hans, dat is Lisette. Wil je een glas tonic? Nee, bier. O. Drie bier. Nog drie bier. Praten. Hans praat aan een stuk door hoewel z’n tong niet helemaal meer meewerkt. Half twaalf. Ik wil weg. Jan komt binnen. Somber van sombere film. Je gaat nog niet weg. Je kan best even wachten. Vier bier. Nog vier bier. Een uur. Oude herberg. Willem Royaards. (neef van Kees, KtH) Vijf bier. Nu zijn we allemaal dronken. Willem met de auto. Brengt ons thuis. (Jan, mij, Lisette, die nu vlakbij ons in de buurt woont) Willem neemt meisje mee. Jan herinnert zich een fles Beaujolais die van ons kersteten is overgebleven. Wil Lisette ook nog een glaasje wijn? Lisette wel. Goed. Tot vier uur ’s nachts gedronken en gepraat.

Volgende dag (dinsdag) om 11 uur op. Daniëlle komt met broodjes en paté. Twaalf uur aan het werk. ’s Avonds komt Heleen hier eten. Heleen, Jan, Daniëlle en ik. Ik heb gekookt. (lever, uien, tomaten, champignons, knoflook,, mandarijntjes, spaghetti, erwtjes, ik word een goede kok)
    Om acht uur naar Daniëlles huis. Kijken naar Toon Hermans op de T.V. Elf uur naar huis. Jan, Heleen en ik. Nog een glaasje wijn. Telefoon. Hans van Rij. Mag ik naar je toe komen, de muren van m’n kamer komen op me af, ik heb hallucinaties. Natuurlijk, tot zo dadelijk. Vijf minuten later is hij hier, met een taxi en een fles wijn. Heleen slaapt in haar stoel. Jan, Hans en ik praten. Wij zijn bezorgd dat Paul McCartney de Beatles zal verlaten om alléén meer geld te kunnen verdienen. Dat zou een ramp zijn. Wijn, meer wijn. Heleens hoofd is opzij gezakt. Froukje komt thuis. Froukje wil je ook een glas wijn? Nou, eh, graag. Froukje vindt ons maar gekke jongens. Een hoop van onze ideeën vindt ze ‘helemaal fout, zeg’. Toch constateren wij dat ze wat soepeler aan het worden is. Wij vinden dat onze invloed een relativerende werking heeft op haar (Marks) ideeën. Mark is het prototype van rechtlijnig burgerlijk fatsoen. Volgens Jan heeft hij geen kloten. Wijn is op. Kom op, Froukje, jij hebt vast nog wel iets lekkers in huis. Na enige aarzeling komt er een fles sherry op tafel. Binnen een half uur is de fles leeg. Bel een taxi voor Heleen. Froukje naar bed. Wij praten nog wat. Bied Hans aan te blijven slapen. Hij wil naar huis. Jan en ik lopen nog een eind met hem op. Vier uur in bed, vanmorgen om elf uur gaat de bel. Willem Royaards. Koffie. Opstaan. Willem weer weg. Toen dit relaas over de afgelopen twee dagen.
    Vanavond ga ik met Hans in de stad eten. Hij kan mij maar fl. 250,- lenen omdat hij een grote rekening van zijn psychiater heeft gekregen. Maar ik mag een paar maanden wachten met hem terug te betalen, zodat ik nu vrij gemakkelijk de rest van iemand anders kan lenen en dat dan eerst terugbetalen.
    Je brief van vanmorgen is een stuk opgewekter dan je vorige brief. Fijn dat het met Klaasje beter gaat nu. Zodra we het eens zijn over een datum zal ik naar juffrouw Acohen gaan. Een aantal mensen weet nu wel dat je terugkomt. Ik zeg niet wanneer. Ik neem aan dat we geen behoefte hebben aan al te grote belangstelling. Ze merken het wel als je er weer bent. Ik blijf maar wat vaag. Waarschijnlijk eind februari, zeg ik. Ik zal alleen tegen Hans en Jan zeggen wanneer je terugkomt, en misschien zelfs niet eens tegen hen. Maar je géén zorgen. Het gaat erom of wij gelukkig kunnen worden, en wat anderen denken of willen denken is niet relevant. Bovendien is wat ons is overkomen zo ‘gewoon’ dat er geen enkele reden tot gene hoeft te bestaan. Binnen een uur na je aankomst weet heel Amsterdam dat je terug bent, en binnen twee uur is iedereen het alweer vergeten. Ik verbied je hierbij om nog één gedachte te besteden aan de gedachten van anderen. Veel belangrijker lijkt me Jet. Hoe wil je die in godsnaam meenemen? Ze is van harte welkom, maar ik zou het toch maar uit m’n hoofd zetten. Je zult meer dan genoeg zorgen en zorgjes hebben op je terugreis, en een week lang reizen met een volwassen poes lijkt me een lastige en onnodige extra taak. Bovendien is er een zwartwit gevlekte poes in de buurt die zich hier binnen probeert te dringen. Marietjes verzet tegen zijn plannen wordt al wat zwakker, en drie katten vind ik wel genoeg. Probeer maar om een goed tehuis voor haar te vinden in Lahav.
    Ik heb vorige week op de T.V. een film gezien over Israël. Een bus op weg naar Jeruzalem. Ik heb goed gekeken, maar je was niet bij de mensen in de bus. Misschien was het wel dezelfde bus waarmee jij ook geweest bent. Ik vind het zo vreemd als ik eraan denk dat je beweegt, rondstapt, ademhaalt, eet, naar de W.C. gaat op een vierkante kilometer van deze aarde, terwijl ik hetzelfde doe, ook op een klein plekje van de wereld, maar zo ver weg. Het is geen erg diepe gedachte, maar toch vind ik het gek.
    Klaas z’n rode muts met kwast is terecht. Hij zat onder in de slaapzak van Deborah. Op 16 maart trouwt Claus von Amsberg met Beatrix. Het gerucht doet de ronde dat Claus een homo is. Sim is katholiek geworden. Ik zit in m’n kamer en schrijf een brief aan mijn vrouw in Israël. Jan draait een plaat van Bach. Froukje zet krulspelden in. De planten zeuren een beetje verlept om water. Er komt een vliegtuig over dat gaat landen op Schiphol. Hoeveel verdriet en vreugde, vaarwels en verwelkomingen brengt dat met zich mee? De klok tikt verder, straks gaat de zon onder. Kom maar gauw terug.
    Voor me liggen de drie foto’s van Klaas uit Israël, ik heb ze van de muur bij m’n bed gehaald om ze aan Willem te laten zien. Ik verlang erg naar Klaas. Vanmorgen kwam Folkert (buurjongen uit de straat, KtH) vragen wanneer hij nu eindelijk terugkwam. Ook de Brouwerkinderen vragen regelmatig naar hem. Een van de heldjes van de straat. Daniëlle breit een trui voor hem. Ik zie Mathijsen nooit. Ik hoop dat hij gauw opdondert. Maar we moeten ons geen zorgen maken.
    Liefje, deze brief gaat per expresse naar het beloofde land, al krijg ik niet de indruk dat het veel sneller gaat. Het is nu een uur of twee. Ik ga me wassen en wat eten. Houd je goed en wees blij. Er is nog een hoop voor ons te doen. Je mag best zo nu en dan somber zijn, daar is voldoende reden voor, maar gelukkig is er zo nu en dan ook wel enige reden tot blijdschap.
    Kus Klaasje van me en wees omhelsd door mij. Kees.










 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 56)


 

Lahav, zondag 26 december 1965, Ursula

lieve Kees,

Terwijl ik dit schrijf, lieve Kees, ben jij op een feestje of je zit nog te eten met Jan en Daniëlle. Dat we hier niets van de kerstdagen merken? Dat denk je maar, we hebben in de kibboets een kerstboom, die is van Odie en Marscha. Marsha is een Amerikaans meisje dat met een Israëli van de kibboets getrouwd is, ze is niet joods, en ze is hier pas. Ze hebben slingers en ballen en cadeautjes gekocht en een dennenboom uit de heuvels gehaald. De hele kibboets is naar hun huisje gegaan om hem te bekijken, ik heb hem zelf niet gezien, ik weet niet waar ze wonen, en bovendien ken ik ze niet. Ik hoop dat jij prettige dagen gehad hebt. O ja, ik kreeg trouwens nog een kerstkaartje van mijn vader en Rucki.
    Liefje, vandaag kreeg ik je brief van 23 december. Allereerst ga ik nu even dus wat bespreken met je. Ik zal denk ik met de Moledet op 28 januari gaan, dat lijkt me een geschikte datum, dan arriveren we 3 februari in Amsterdam. Ik heb nog niet met Michal en Eri gesproken, maar ik zal het morgen of overmorgen doen, en dan stuur ik m’n boeken vast weg, dan heb ik niet veel meer te dragen, want aan gesjouw heb ik een reuzehekel. Ik hoop nu alleen maar niet dat ze het erg vinden en dat ze me ook niet zullen pressen dan maar zo gauw mogelijk op te krassen, regel jij dan ondertussen als het kan alles. Zo gauw ik met ze gesproken heb schrijf ik je en ik zal vragen of het nu eens expresse kan. Ik zeg trouwens wel dat het niet eerder kan omdat jij het huis hebt verhuurd en de mensen er niet eerder uit zijn. Kun jij me nog schrijven wat de vertrekdatum uit Israël van de Moledet is? Moledet betekent geboorte, thuis, geboorteland, dat lijkt me voor mij toepasselijker dan Bilu, dat betekent Huis van Jacob, komst en laat ons gaan. De Bilu was een groep van jonge pioniers in Israël, en ik ga juist weg. Hoewel ik blij ben dat ik naar huis ga, vind ik het heel erg Israël te moeten verlaten. Ik beschouw het nog steeds als een groot geluk en geschenk dat ik hier ben. Ik hoop dat we er samen nog eens zullen komen, en misschien, wie weet, nog eens kunnen wonen. Op het moment ben ik er kennelijk nog niet aan toe, ik heb een beetje het gevoel van een gladde wand af te glijden. Dit was ook geen Alyah, (term voor de Joods-Zionistische emigratie naar Palestina en later Israel, KtH) dit was een sprong en een genezing, een gunst.
    Ik hoop dat je me nu geen kwezel vindt, maar dit is zo’n mooi en wonderlijk land. Er gaat een sfeer van eeuwen vanuit, en heus niet alleen van de oude steden, maar juist van de heuvels. Het lijkt zo bekend, dat komt omdat ik ze ook ken uit de bijbel, uit verlangen ernaar. Kun je hier iets van begrijpen? Ik begrijp er zelf niets van, maar het heet niet voor niets het heilige land.
    Deze brief wordt niet zo lang, ik heb niet erg veel te schrijven, ik denk steeds aan jou, vannacht droomde ik dat ik thuis was en ik droomde ook dat ik met jou in bed lag en dat dat heel prettig was. Klaas spreekt voortdurend over je, hij wil je dolgraag weer zien, en toch zegt hij ook dat hij in Israël wil blijven, maar met jou erbij. Enfin, het is toch echt kindergepraat. Hij is ontzettend mooi en lief, het aanminnigste kindje dat ik ooit gezien heb. Ik heb vandaag zijn haar weer uit de greep van de kapper gered, het is behoorlijk lang, ik knip het zelf wel en dan kan hij in Amsterdam naar een goeie kapper. Is er eigenlijk nog iets van speelgoed voor hem, wil jij het dan uitzoeken? Liefje, ik ga nog even lezen, ik heb een spannend boek “War of the worlds” van H. G. Wells. Daaag, ik schrijf morgenochtend nog wat.

Maandag 27 december
Liefje, jammergenoeg heb ik niet veel tijd meer om te schrijven. We moeten weg, ik wil deze brief nu posten, dus hij blijft vrij kort. Ik heb het boek van Wells gister helemaal uitgelezen, het hele boek in één dag. Ik heb me een ongeluk gelezen. Ik begin nu aan een boek met Russische verhalen. Als ik weer thuis ben ga ik ook ontzettend veel lezen, ik heb op het ogenblik een echte leesrage, ’s morgens kan ik niet opstaan.
    Liefje, nu moet ik ophouden, heel, heel veel liefs. Omhelsd en sterkte en schrijf me gauw en gauw. Ursula.

LIEVE PAPPIE WEET JIJ DAT IK AL KAN SRIJVEN
LIEVE LIEVE PAPPIE
VAN KLAAS





zondag 18 april 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 55)


 

Amsterdam, donderdag 23 december 1965, Kees

lieve Ursula,

gister kwamen je twee brieven van woensdag 15 en vrijdag 17 dec. Ik heb gister geen rust gehad om terug te schrijven. Laatste schooldag, boodschappen, mensen, telefoon. Nu is het donderdagmiddag drie uur, ik heb mij teruggetrokken in de badkamer. Ik zit in een heerlijk vol, warm bad. Ik heb een droge handdoek over de plank gelegd, en nu kan ik je op m’n gemak gaan zitten schrijven. Ik was erg blij met je twee lange brieven. Mijn antwoord ga ik indelen in een paar hoofdstukken, zodat alles zo duidelijk mogelijk overkomt.

                                Je terugreis.

De reis per boot waarover ik je schreef, is ruim fl. 600,- voor jou, Klaas, boot en trein inbegrepen. Dit is dus veel goedkoper dan het vliegtuig, dat exclusief bijkomende kosten fl. 1060,- gaat kosten. Mijn financiële toestand is niet rooskleurig. In het voorjaar vervalt de cursus voor de buschauffeurs, de huur gaat omhoog, de huur voor Klaas z’n kamertje vervalt, ik moet weer schoolgeld voor Klaas betalen en ziekteverzekeringen voor jullie beiden. Als jij iets van je fl. 600,- terugkrijgt, moet je dat dus niet aan vliegen uitgeven, maar mee naar huis nemen. De kaartjes zal ik van hieruit regelen en betalen. Hans van Rij is bereid mij nog fl. 500,- te lenen, de rest zal ik ergens anders vandaan halen. Vind je dat niet geweldig van Hans dat hij ons weer wil helpen? Ik ben vanmorgen naar Near East Tours geweest om alles te informeren. Hieronder stuur ik je een lijstje met vertrekdata van schepen en aankomsten in Marseille en Nice, treinaansluitingen etc. voor de maand januari en begin februari.
    Er varen twee boten, de “Moledet” van Haifa naar Marseille, en de “Bilu” van Haifa naar Napels en Nice. Eerst de “Moledet”.

De “Moledet” vaart op de volgende data:

vertrek                        aankomst Marseille

16 jan. 1966                        21 jan. 1966 (± 11.00 uur)
28 jan. 1966                        2 febr. 1966
9 febr. 1966                        14 febr. 1966

de trein uit Marseille vertrekt om 23.39 uur (’s avonds) en komt in Amsterdam aan de volgende middag om 16.28 uur Centraal Station. Bij de prijs inbegrepen een couchette (slaapcoupé, voor jou en Klaas).
De kaart van Marseille waarover je schreef, heb je natuurlijk niet nodig, want je neemt gewoon een taxi van de haven naar het station. Daar deponeer je je bagage. Naast het station is een hotel plus restaurant. Daar eten jullie wat en wacht je op het vertrek van de trein. Als het mooi weer is kijk je wat rond in Marseille. Ik haal jullie van het station in Amsterdam. Aan boord van de “Moledet” zijn de maaltijden bij de prijs inbegrepen. Dit is niet het geval op de “Bilu”.

                de “Bilu”

vertrek                        aankomst in Nice

9 jan. 1966                        13 jan. 1966
21 jan. 1966                        25 jan.. 1966
2 febr. 1966                        6 febr. 1966

de trein uit Nice vertrekt om 19.52 uur ’s avonds en komt ook de volgende middag om 16.28 uur in Amsterdam aan. Het is namelijk dezelfde trein. Op de “Bilu”, die iets goedkoper is, moet je dus je eigen maaltijden betalen, wat misschien een nadeel is. Als je deze boot neemt, stap dan niet per ongeluk in Napels uit. Eventueel zou je vanuit Nice, waar een vliegveld is, naar Amsterdam kunnen vliegen. Dit is wel weer wat duurder, maar bespaart je een lange treinreis met Klaasje. Het scheelt ongeveer fl. 70,- De bootreis zal Klaas waarschijnlijk prachtig vinden. Je moet natuurlijk wel erg goed op hem passen, maar dat moet je toch. Vergeet niet te vragen om zeeziekte pillen voor jullie allebei. Bang hoef je nergens voor te zijn. Bovendien ben je nu zo’n wereldreizigster geworden dat je toch wel iets gewend bent, en je weet nu ook waar je naartoe gaat, wel naar een nieuw avontuur, maar ook naar huis. Als je de data die ik je gestuurd heb te vroeg vindt, zal ik je te zijner tijd nieuwe data sturen. Ik zelf zie niet zo het nut van in om je terugkeer nog erg lang uit te stellen.

                        Mensen en buren.

Lieve Ursula, er bestaat geen enkele reden om je wat voor zorgen dan ook te maken over wat andere mensen en buren zullen denken of zeggen. In de eerste plaats zijn wij wij, en hebben we sowieso niets te maken met anderen of wat ze misschien wel denken, en in de tweede plaats wéten de buren gewoon niets. Ik heb er nooit een woord met ze over gesproken, en als wij heel gewoon doen, valt er niets voor ze te denken. Ze hebben mij nooit wat gevraagd, en ik heb me ook nooit wat van ze aangetrokken. Ik zeg ze dag en ze zeggen dag tegen mij, en daar is het mee afgelopen. Waarom zou jij niet twee of drie maanden naar Israël gaan? Als ik ’s nachts Brouwer (buurman uit de Heinzestraat, KtH) met een mij onbekende vrouw naar boven zie gaan is het natuurlijk leuk om te denken dat hij z’n vrouw ontrouw is, maar het kan net zo goed zijn nicht uit canada zijn, of z’n moeder.
    Wat de anderen betreft, die kunnen we verdelen in twee groepen. Onze vrienden, die ons allemaal het beste zullen toewensen, en onze “niet vrienden”, die mij niet interesseren, en die dat jou ook niet moeten doen. Wij lijden ons eigen leven en daar heeft niemand een pest mee te maken.

                                Wij

Natuurlijk ben ik ook vol hoop en verwachting over onze toekomst. Jij hebt zoals je schrijft erg veel nagedacht over onze seksuele probleempjes. Ik weet niet precies of seks voor jou en voor mij hetzelfde is. Ik heb je al eerder geschreven hoe ik hierover denk. Seks is op zichzelf voor mij geen probleem. Ik houd van vrouwen en van vrijen en voel me hierbij weinig of niet gefrustreerd. (niet meer, tenminste) De moeilijkheden beginnen pas als de een de ander niet wil, om wat voor reden dan ook, of als je een egoïstisch en slecht minnaar zou zijn, wat ik geloof ik, niet ben.
    Lieve Ursula, wat mijn gevoelens voor jou betreft kan ik je het volgende zeggen, ik houd van je, ik vind je lief en ik vind je mooi. Dit zijn voor mij drie voorwaarden die het voor mij mogelijk maken het prettig te vinden met je te vrijen. Als ik je niet lief zou vinden, of niet van je zou houden, zou ik het technisch ook nog wel kunnen, maar het zou het plezier aanmerkelijk verminderen. Mooi heb ik je altijd gevonden, en hoewel je lichaam misschien ronder, vaster, steviger is dan je geest, past het toch helemaal bij je. Ik zie in de schoonheid van je lichaam iets van de integriteit van je geest. De verwarring waarin we verkeren, moeten we misschien doormaken om uiteindelijk tot harmonieuze mensen te worden.
    Wie heeft ons op al deze moeilijkheden voorbereid? Niemand, onze ouders zeker niet. Toch komt er een moment dat we de ‘anderen’ niet meer de schuld moeten blijven geven. We moeten onze moeilijkheden en verwarring erkennen, en er zelf iets aan gaan doen. Ook bij fundamenteel normale mensen komen abnormaliteiten voor, en als we maar vitaal genoeg zijn, moeten we hier iets aan kunnen doen, en het liefste zelf, door, zoals je zelf ook al schrijft, ons niet te veel van anderen aan te trekken, maar te handelen, te doen, te leven, zo integer en vitaal mogelijk.

                            Klaas z’n kamertje.

Ik heb vandaag tegen Hub Mathijsen gezegd dat hij zo ongeveer half januari weg moet zijn. Ik hoop dat ik met hem geen moeilijkheden krijg. Ik wil hem sowieso kwijt. I don’t like him. Jan ook niet. Froukje vindt hem eng. Hij leeft in z’n kamer als een dik, log beest in z’n hok. Achteraf blijkt nu dat Joost en Ria, waar hij eerst woonde, op het bovenkamertje, hem kwijt wilden. Nu is Joost kwaad op mij dat ik Hub de huur op zeg, waarschijnlijk uit angst dat hij hem terugkrijgt. Met Joost heb ik alleen nog maar ruzie. Over alles. Een normaal gesprek is niet meer mogelijk. Hij verdraait mijn woorden en komt met de onzinnigste insinuaties en beschuldigingen. Jammer. Ik zal in ieder geval m’n uiterste best doen om het kamertje zo gauw mogelijk leeg en schoon te hebben. We zullen er dan iets gezelligs voor Klaas van gaan maken. Het is opnieuw behangen, dat is alvast iets.
    Vandaag was mijn eerste vakantiedag. Heerlijk. Ik heb niet kunnen uitslapen, want om negen uur werd er gebeld door een man van de belastingen met een dwangbevel voor Froukje. Het was dezelfde man die hier wel geweest is met dwangbevelen voor Moesje en mij. Ik liet hem binnen in de warmte, gaf hem een cigaret, en toen wilde hij niet meer weg. Hij sprak me over z’n eigen schooljaren en over de schoolproblemen van z’n zoontje. Een aardige man. Hij zal mij geen dwangbevelen meer brengen als het aan hem ligt. Toen ben ik weer gaan slapen. Verrukkelijk. Ik laat tegenwoordig ’s nachts de kachel branden op 1, als het erg koud is. Alle deuren dicht. Opstaan in een warm vertrek, heerlijk. Ik hoop dat je op dit punt geen moeilijkheden zult maken, please. Het is zo lekker warm, please. Toen ik wakker werd ben ik gaan liggen lezen in Isherwood. Isherwood is geen tzadik, (een rechtschapen mens, KtH) maar wel een warm, vitaal, genereus en tolerant mens. Hij beschrijft met enorm veel liefde en humor zijn avonturen in Berlijn voor de oorlog, in de jaren dertig. De politieke ontwikkeling beschrijft hij als een camera. Hij registreert het vergif, maar de mensen, artiesten, schrijvers, homoseksuelen, kleine misdadigers etc. beschrijft hij met zo’n inzicht en liefde dat het hartverwarmend is.
    Vanavond heeft Jan gekookt. Vies. Ik kook veel lekkerder, maar het is altijd gezellig. Je moet je wel vast voorbereiden op zijn grenzeloze slordigheid, die zelfs mij opvalt. Als hij gekookt heeft is in de keuken alles onvindbaar, en wat vindbaar is, is bedekt met lagen vet en vuil. Alle pannen zijn aangebakken, en waarschijnlijk mede hierdoor: van afwassen houdt hij niet zo. Ik ben erg op hem gesteld. Jij zult het vast ook goed met hem kunnen vinden. We moeten hem wel zo nu en dan te eten vragen, want hij zal zich misschien wel een beetje alleen voelen. We eten bijna iedere dag samen, behalve als hij of ik ergens anders eten, en ook dat doen we soms samen. Zo werden we laatst samen uitgenodigd bij Chaim en Heleentje Levano, en een andere keer bij kennissen van hem. Op tweede kerstdag gaan we bij Daniëlle eten. Zij is de kerstdagen alleen met Eran, alle andere Goedels en Sajets vieren de kerstdagen buitenshuis. Op de avond van tweede kerstdag, na het eten dus, gaan we met z’n allen naar een feestje bij Nic en Kiki. Daniëlle voelt zich niet zo gelukkig. Zij is een scheidingsprocedure tegen Micha begonnen, om op die manier tenminste iets te doen. Misschien zal dit hem uit zijn inertie losschudden, als hij geconfronteerd wordt met de feiten. Zo niet, dan zou een scheiding toch de enige oplossing zijn geweest. Als ze nu niet iets doet, zitten ze over een jaar nog zo. Als je zelf niet iets doet, of besluiten neemt, doen anderen, of de omstandigheden dat voor je, en je kunt het volgens mij beter zelf doen, met het risico natuurlijk dat je iets verkeerds besluit. Daarom was het ook goed dat jij besloot naar Israël te gaan. Vanuit dat besluit is nu een nieuw besluit geboren, dat veel meer kans geeft op positieve resultaten dan wanneer we in de oude toestand waren blijven hangen.
    Voor eerste kerstdag heb ik verschillende uitnodigingen gekregen, maar ik heb ze allemaal afgeslagen. Ik schreef je al dat ik niet in familiekring wil verkeren. Ik zal wat koken voor Daniëlle, die dan ook in d’r eentje thuiszit. Ze kan de deur niet uit door Eran die bovendien ziek is (mazelen). Met oudjaar ga ik misschien naar Nic en Kiki. Na 12 uur geeft Jan weer een rouletteavond. Ik denk dat ik daar naartoe ga, maar ik weet het nog niet zeker. Heleen (zuster van Kees, KtH) vertelde me dat we de 27ste zijn uitgenodigd bij Sim en Elly (broer en schoonzuster van Kees, KtH). Ze hebben mij (nog) niet persoonlijk uitgenodigd, maar ik ga trouwens toch niet. Ik ben erg huiselijk. Ik lees of schrijf wat (aan jou), werk wat en slaap veel, met de kachel aan (please!) of ik rook wat. (veel)
    Door de kerstdagen zal de post wel extra vertraagd zijn. Vreemd dat jullie helemaal niets merken van deze dagen en oud jaar. Amsterdam is versierd, kerstbomen op het museumplein en op de dam. De winkels zijn ’s avonds open en het is erg druk en gezellig in de stad.
    Hier volgt een stukje Bijbel voor je, uit Prediker:

    Weer zag ik iets nutteloos onder de zon: Een vrijgezel, met niemand naast            
    zich, geen zoon, geen broer, en toch houdt hij niet op te zwoegen; zijn            
    ogen krijgen niet genoeg van te kijken hoeveel hij al heeft.
    Denkt hij nooit: ‘voor wie sloof ik mij uit en ontzeg ik mijn ziel al het                
    goede?’ Wat een lege kwalijke zaak!
    ‘Twee is beter dan één alleen, want samen verdienen zij goed met hun            
    
zwoegen’
    Ge bedoelt: als de een komt te vallen zet de ander hun weer op zijn            
    
benen, maar wee wie alleen komt te vallen, want wie helpt hem weer op            
    de been?
    En: als iemand er één overweldigt kunnen twee het tegen hem houden.
    En: een driestrengs koord trekt men zeker niet dadelijk stuk…..


Zo’n 600 jaar voor het begin van onze jaartelling, of liever zo’n 2600 jaar geleden wisten ze het ook al.
    Het is nu avond, half acht. Ik ga deze brief per expresse versturen, zo dadelijk nog. Ik heb ook een brief aan Klaasje geschreven. Zal je hem kusjes van me geven? We zullen er al onze krachten en intelligentie aan geven hem weer evenwichtig en rustig te maken. Ik denk aan jullie, aan mijn mooie vrouw en zoon. Omhelsd door mij.
Kees.

P.S.
Schrijf zo gauw mogelijk iets over je plannen wat de datum van je terugreis betreft. Als je het om bepaalde reden beter vindt nog wat langer te blijven, schrijf dat dan.




vrijdag 16 april 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 54)

 

Lahav, 22 december 1965, Ursula

lieve Kees,

Vandaag eindelijk twee brieven van je en nog een van Deborah en Daniëlle. Ik zal Daniëlle terugschrijven, ik moet nog heel goed over alles nadenken, d.w.z. hierover weet ik het niet precies, aan de ene kant vind ik haar echt aardig, dat weet je, en ik wil haar ook best blijven kennen (als kennis) en aan de andere kant vind ik dit nu weer gek, niet gek in de zin van wat anderen vinden, maar in de zin van onbekend, niet aan te pakken, maar ik zou zeggen, laten we dan maar proberen hoe het gaat, stoort het me al te zeer dan laat ik het je wel weten. Ik denk helemaal niet met een soort wrevel aan haar, ik denk heel aardig over haar, heus.
    Ik heb vandaag een brief aan Henny geschreven met de mededeling dat ik terugkom, ik ga van nu af aan langzamerhand iedereen inlichten, dan zijn ze er tegen de tijd dat ik terug ben net aan gewend. Je schreef of we eind januari, begin februari als streefdatum aan zouden houden, dat is goed. Ik heb hier niet veel meer te zoeken, ik voel me volkomen in staat alles, tot impertinente vragen van wie dan ook, aan te kunnen. Israël hoop ik met jou samen nog eens goed te bekijken en misschien wonen we er nog wel eens, het is een fijn land geloof ik, en de mensen zijn wél aardig, laat je niets wijsmaken door zuurpruimen.                
    Vandaag liep ik door de kibboets met mijn armen vol zakken en kleren, onmiddellijk nam iemand de helft van mij over. Ik geneerde mij wel, wat het was een zak met koekjes en een met fruit, ik had alles gewoon gekregen hoor, ik pak eigenlijk nooit iets zomaar. Ik denk dat het erg aan jezelf ligt, ik ben altijd vriendelijk, en niet ál te vriendelijk, ik ga gewoon mijn eigen gang, daar houden ze van, dat doen ze zelf ook.
    Naar Musaph ga ik niet meer, het is voor zover ik het zelf beoordelen kan in de huidige situatie niet nodig. Ik heb er geen enkele behoeft meer aan, ik praat wel tegen jou. Daarmee wil ik allerminst zeggen dat ik niet ontzettend veel aan Musaph te danken heb, hij heeft me zeker de eerste, tweede en derde stoot tot zelfstandigheid gegeven. (even tussendoor) Ik heb het ontzettend koud, mijn kacheltje is stuk. Als mijn handschrift wat bibberig wordt, ligt het aan de kou. (deze laatste letters zijn met een Hollandse ballpoint geschreven, zie je het verschil? Die ballpoints hier zijn slecht)
    Je vroeg of ik met Henny correspondeerde, ja zeker, en het gaat geloof ik niet zo goed met haar, haar brieven zijn zo somber. Ik geloof niet dat zij mij nog zenuwachtig kan maken, tenminste niet als wij (jij en ik) het samen goed kunnen vinden. Ik hoop dat ik haar een beetje helpen kan, zij is wel echt een beetje ziek, geloof ik.
    Ik zit nu met mijn voeten in het KLM-tasje van Jan, waar ik wat vuile kleren in heb gedaan, want de stenen vloer is zo koud. Ik heb ook pijn in mijn maag, zeker van de zure room die ik weer in grote hoeveelheden heb gegeten.
    Ik ben niet bruin meer, maar wel erg dik, heel heel vervelend. Ontbijten doe ik toch echt niet meer. Ik heb Klaas vanmiddag niet in bed gedaan, hij heeft lief bij mij in de matperah gezeten. Vanavond is hij inderdaad gaan slapen, het is heel naar als hij niet slaapt, want dan kan ik niets doen, geen licht, geen geluid, en ook geen rust, hij praat steeds tegen me, wil limonade, ik moet hem de poes brengen of hem juist weghalen, of hij wil uit bed en met me spelen.
    Ik ga zo meteen ook naar bed, ik slaap zo slecht, het kamertje is ook zo benauwd door de stank van de kachel en de rook. Ik heb mijn hoofd vol van “thuis”, ik moet echt niet zo aan thuis denken want dan houd ik het hier gewoon niet uit. O, als ik denk aan het afgelopen jaar, krijg ik het benauwd, hoe het verpest geworden is, we hebben heel wat in te halen.
    Liefje, nog weer eens iets tussendoor, ik vrees dat we Jet toch echt mee moeten nemen als het kan, want het is zo’n schatje, en zo’n dikke vriendin van Klaas. Ik heb de kattenbak in de kamer gezet (een nieuwe) en zij doet het er keurig op. Als ze nu bijvoorbeeld een keer kinderen heeft gehad, is er misschien wel iets aan te doen, kun jij niet vragen of het pijn doet of wreed is? Als het niet kan, laten we haar hier, hier kan ze zoveel jongen als ze maar wil.
    Ik wil het nog even over Musaph hebben, ik kreeg een brief van hem, waarin hij schreef dat hij jou gesproken had, het was een soort brief waaruit ik min of meer distilleerde dat hij zijn handen van mij aftrekt, ik vind het niet erg, het moest toch eindigen. Misschien schrijf ik hem voordat ik terugga nog een keer, gewoon om afscheid te nemen en te zeggen dat ik erg blij ben met alles wat ik aan hem te danken heb, meer niet. Ik heb verder niets meer te bespreken. Als je beter bent, ga je toch ook niet meer naar de dokter uit angst dat je het nog een beetje hebt, of weer krijgt, of zomaar omdat het gezellig was? Hij heeft me over een grote moeilijkheid heen geholpen, mijn onzelfstandigheid, dat heb ik echt aan hem te danken, het was een pijnlijk proces, en het is nog niet afgelopen, maar ik kan het nu verder aan, ik weet de weg. Israël heeft ook een boel goeds gedaan, achteraf bezien (hoewel het nog niet achteraf is) was het niet voor niets. Stel je voor dat we waren blijven doormodderen, er moest gewoon iets gebeuren.
    Jij bent trouwer dan ik, of tenminste, ik ben ook trouw, maar jij bent toch echt heel trouw, arf arf! Woef woef woef! Ik ga nu echt maar eens naar bed.

Het is nu vijf uur, het wordt donker, de soldaten zijn de heuvel op geklommen, gehuld in lange jassen, roepend ‘Klaas! Dag Klaas!’ Nu zitten ze in kou op de heuvel de hele nacht lang, om op de watertank te passen, het is een soort heel groot reservoir een watertoren om de druk te regelen, en hij moet beschermd worden tegen de Arabieren die hem graag willen vernielen.
    Klaas zit nu met Moshe buiten onder de bomen, Moshe zijn twee konijnen hippen over het gras en Jet klimt in de bomen. Vanmorgen was het zo koud dat ik mijn kachel heb schoongemaakt (er zit een sproeier in en ook een naald) alles zat vol met dat fijne woestijnzand. Nu brandt hij weer slecht, hij sputtert, een vervelend gehoor. Vanmiddag in de matperah zette ik de radio op Arabische muziek, Marilla, dat is een meisje dat daar werkt, zei ‘hé, dat is Arabisch,’ ik zei ‘dat geeft toch niet?’ Maar ze werd helemaal onrustig en zette het uit. Ieder doet wat hij wil, zij naait op een Duitse naaimachine en ik luister naar Arabische muziek. Duitse muziek maakt mij nerveus, en haar misschien niet.

23 December ’s avonds.
Ik zit hier met koffie die ik op een heel eigenaardige manier gekookt heb. Ik heb nl. naast mijn bed een stopcontact, maar daar zit mijn lamp in, en ik heb ook geen kaarsen, boven Klaas zijn bed zit ook een stopcontact, nu moet ik eerst een krukje op het voeteneinde van zijn bed zetten, en daarop de koemkoem (ketel) want hij heeft maar een kort snoer. Ik heb er ook een soort Berliner bol bij, uit de eetzaal meegenomen. Ik nam ook soep voor Jet mee in een kommetje, ik smeet er een heleboel van over de tafel, veegde het er weer in en deed er wat brood bij. Ik ben benieuwd wat mijn tafelgenoten die niet weten dat het voor de kat is, ervan gedacht zullen hebben, waarschijnlijk niks.
    Klaas heeft vanmiddag van een stevige kartonnen doos een huis gemaakt, met deuren en ramen erin, hij zette het midden in de kamer op de grond en ik zette er onze zaklantaarn in, deed het licht uit, toen scheen uit alle vensters licht. Vervolgens ging Jet erin, stak haar kop door de deur en poten door de vensters, het leek net Alice in Wonderland in het te kleine huisje. Nu staat het huis op het krukje naast Klaas zijn bed, zijn muts erin en Jet er ook in op de muts, ze slapen nu allebei heel tevreden. Jet is zo'n schatje om te zien met dat zwarte maskertje, heel grappig, nu ze zindelijk is en niet meer zo nodeloos schreeuwt, vind ik haar erg lief, zo’n gezellig lief kameraadje, als we thuiskomen schreeuwt ze ons al tegemoet en komt aanlopen, ze begint meteen te spinnen en is echt blij. Ze komt ook overal bij zitten.
    Vandaag heb ik hard gewerkt in de matperah, ik heb wel Klaas om acht uur naar de Beet Jeladiem gebracht en heb bij zijn ontbijt gezeten, maar toen ben ik gaan werken. Nomi is een paar dagen weg, ze had veel, moeilijk werk achtergelaten, dat overigens helemaal niet af hoeft, maar ik heb dan altijd de neiging om zoveel mogelijk af te maken. Die neiging heb ik vandaag volkomen bedwongen omdat die in vele opzichten verkeerd is. Ik ga haastig werken, werk dan slordig, slecht, word nerveus en raak uit m’n humeur, verder realiseerde ik me dat ik alleen maar zoveel wil doen om een goed figuur te slaan en me in feite beter voor te doen dan ik ben (dit is geen gekwebbel, dit zijn overdenkingen en overwinningen en karaktervormingen die ik graag aan jou vertel, het zijn ervaringen die erg belangrijk voor me zijn). Ik heb dus in mijn eigen tempo met plezier gewerkt, ik heb er zelfs bij zitten zingen.
    Ik heb mezelf gedwongen, meteen na het eten weer te gaan werken. Klaas speelde lief buiten de hele middag, toen hij om half drie naar me toe kwam ben ik wel opgehouden, want hij gaat in ieder geval voor. Ik heb namelijk sterk de neiging om b.v. door te werken als hij me nodig heeft, omdat ik dan het gevoel heb dat anderen het onsportief vinden als ik met hem naar huis of naar de Beet Jeladiem ga. Maar ik vind dat hij voorgaat en bovendien vinden de anderen dat ook. Ik moet alleen niet b.v. ’s morgens laat opstaan omdat ik te lui ben, en ook niet naar huis gaan om b.v. lekker koffie te drinken als het niet nodig is.
    Eigenlijk realiseer ik me meer en meer dat ik mijn tijd verantwoorder moet besteden, en ik zie ook steeds beter wat de meest verantwoorde handelswijze is. Ik ga ook steeds beter met Klaas om, ik zie meer en meer wat ik ook in Holland fout gedaan heb, hij wordt al steeds liever, vrolijker, rustiger, hij wordt niet meer woedend als ik iets wil doen, b.v. hem wassen, of zalf op zijn kin doen, die ruw is. Een paar dagen geleden las ik een verhaal van Tsjechov over een vrouw die een jongetje onder haar hoede kreeg, en zo blij was met dat kind en zó alles en alles voor hem deed, en toen bedacht ik dat je je kind zo moest behandelen alsof je het net gekregen had na jaren van eenzaamheid, dat je er iedere dag opnieuw dolblij mee moest zijn en het als een kostbare schat behoeden. En zo ook je levenspartner en alles wat je ten deel valt in het leven.
    O ik ben zo vol goede moed en zo vol verwachting over onze toekomst. Ik doe er ook echt mijn best voor om goed bewapend te zijn en open te staan en te leren om te leven en niet vol kritiek te zitten. Ik dacht vanmiddag aan mijn moeder en ik dacht niets vriendelijks over haar en toen ineens bedacht ik me dat dit wel de hel moest zijn, na je dood te weten en te horen hoe anderen lelijk en minachtend over je denken en ik neem me voor geen lelijke gedachten meer over haar te hebben. Ik bedenk me dat deze gedachte van mij niet nieuw is, we hebben toch Huis Clos gezien? Daar zit deze gedachte ook in.
    Liefje, het is nu tien uur, ik ga nog even lezen en dan naar bed. Ik heb 's avonds zo weinig tijd voor mezelf, het is negen uur voor ik rustig kan gaan zitten, de tijd vliegt, dat is maar goed ook.
    Veel sterkte en liefs, omhelsd door Ursula.