vrijdag 26 februari 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 19)


Lahav, donderdag 11 november 1965, Ursula

lieve Kees,

je hebt een paar dagen geen post van mij gehad, dat is niet helemaal mijn schuld. Ik heb je een brief geschreven die ik niet kan versturen omdat ik geen enveloppe kan krijgen, zodra ik die heb, stuur ik hem je alsnog, maar ik ga nu heel in het kort even zeggen wat er instaat.
    Je weet dat Charlie mij te vaak stoorde, op een avond heb ik er iets over gezegd tegen Michal, dat weet je ook. De volgende dag zag ik hem niet, maar ik had ook een heel onbehagelijk gevoel over een ontmoeting, en ik kan hem overal tegenkomen. ’s Avonds toen ik naar het Chader Ochel ging, zat hij daar op een muurtje en zei dat hij wegging. Ik begreep dat hij ontslagen was, en hij zei ook dat hij mij spreken wilde. Ik rende meteen naar Michal en vroeg wat er precies gebeurd was en ik zei dat hij ontslagen was. Zij ging toen meteen vragen waarom hij was ontslagen, maar het bleek met mij niets te maken te hebben. Enfin, die avond kwam Charlie en ik begreep niet precies wat hij zei, maar het bleek dat hij zelf ruzie had gemaakt met iemand en toen zijn ontslag had genomen. Enfin, hij vroeg of ik die laatste avond (hij liep geen wacht) op de galerij kwam zitten, enfin we praten over alles en nog wat, hij verklaarde mij de hele avond zijn liefde en ik verklaarde de hele avond dat ik niet verliefd was, maar hij zei een paar dingen die mij aan het denken zetten.
    Hij zei dat er over mij gepraat werd, en dat er gezegd werd dat ik niet kon blijven. De reden wist hij niet, maar hij dacht dat het was omdat men dacht dat ik met hem naar bed ging enz. Hij had er toch ook altijd op gestaan dat ik met niemand over hem sprak? Maar er gebeurde van alles die avond, er kwam iemand van de kibboets bij ons zitten om aan Charlie te vragen waarom hij niet bleef en wat er was gebeurd. Later kwam het hoofd van de kibboets (niet Eri) en ze wilden Charlie spreken, ze wilden namelijk dat hij bleef (tot grote verbazing van Charlie, want hij denkt nu eenmaal dat ze allemaal een hekel aan hem hebben). Hij zei wel tien keer ‘heb je wel gezien hoe hij op mij gesteld is?’ Toen die twee kerels kwamen ben ik gauw weggegaan naar bed. Ik was danig in de war, ik lag maar na te denken in paniek, ik had ook al het gevoel gekregen dat men iets minder vriendelijk was geworden. Ik besloot dat het niet aan Charlie lag, volgens mij kan het niemand hier een bliksem schelen wat je doet, maar ik meen dat het aan de volgende dingen ligt. Ik ben nog te weinig de hele dag met Klaas bij de kinderen. Ik moet niet wandelen, en ik moet ook niet meer zeggen dat ik naar Be’er Sheba wil, en misschien moet ik iets minder brieven versturen, misschien kan ik beter wat langere brieven schrijven en die dan tweemaal per week versturen, die van Klaas en mij in een pak met Klaas z’n naam erop, zoiets, want ik vrees dat ze overal op letten.
    Ik zorg nu dat ik voortdurend zichtbaar ben met Klaas, en ik kan niet meer in de speeltuin zitten schrijven of op school, begrijp je, ik kan het ’s avonds doen, alleen gister en vandaag kon het gewoon niet door Charlie, maar hij is gelukkig weggegaan. Hij heeft me gisteravond weer de hele avond zijn liefde verklaard. Eergistermiddag kwam zijn kamergenoot allerlei dingen brengen, twee schilderijtjes, drie vazen, een bordje of asbakje. Later heb ik alles bij elkaar genomen en weer teruggebracht. Heel gek, hij wil maar alles geven, een spijkerbroek, ik zei nee, overhemden, een wollen vest of zoiets, enfin, hij is weg. Het is goed ook want hij werd al steeds handtastelijker. Hij houdt het midden tussen Hans Reyzer en Michel Lachman.
    Over Lachman gesproken, Kees, wil je iets voor me doen? Wil je aan El Al schrijven of mijn mezoeza misschien in het vliegtuig is blijven liggen, misschien is hij uit mijn tasje gevallen. (Amsterdam - Tel Aviv, vertr. 14.10 uur; aan. 22.15 uur pl. tijd, vluchtnummer LY 444, gestopt in Brussel en Rome) Ik durf het niet goed van hier uit, en jij kent beter Engels. Wij zaten links helemaal vooraan.
    Maar om door te gaan op wat ik schreef over mijn gedrag hier, het is allemaal niet zo eenvoudig. Klaas werkt totaal niet mee, het gaat wel al iets beter gelukkig, maar aan werken hoef ik niet te denken. Hij is erg in zijn nadeel veranderd, hij is ontzettend hebberig geworden, zeer begrijpelijk, de anderen hebben altijd veel meer lekkers, speelgoed, ze zijn anders, doen veel meer, vormen een groep. Het is heel moeilijk, ik wil je vragen om hem toch, als je kunt een fietsje te sturen en een zaklantaarn en geregeld wat chocoladerepen of plakken, en schrijf hem brieven en briefkaarten. Ik hoop dat het allemaal terechtkomt.
    Tussen haakjes even een staaltje van de efficiënte bediening hier, ik ging daarnet even naar de ‘magbessa’ (de wasserij) om even mijn lichtblauwe pyjamajasje op te strijken, pyjama’s strijken ze hier kennelijk niet, maar ik wil de mijne als bloes dragen totdat ik een bloes heb. Ik vroeg daar aan iemand waar ik klerenhangers kon krijgen, en ze zei ‘in het magazijn’ (magsan), ik ging naar huis want het magazijn is vandaag gesloten en vijf minuten later toen ik even buiten kwam lagen daar vier kleerhangers van een goede kwaliteit. (ze zijn hier namelijk vreselijk, gewoon ijzerdraadjes, al je kleren gaan uit model) O ja, ik was nog aan het vertellen over mijn gedrag hier, ik ben hier al een paar keer half huilend betrapt, dat maakt ook geen goede indruk. Ik kijk dus zo opgewekt mogelijk, ik ga ook zoveel mogelijk naar Michal of Nomi. Bij Michal en Eri is het altijd erg gezellig, er komen ook veel mensen, bij Nomi en Motke is het soms gezellig, die hebben ook veel lekkere dingen, dat is aantrekkelijk, maar Nomi is erg kribbig als ze thuis is, dan maakt ze voortdurend ruzie met Motke of met de kinderen. Motke is geloof ik heel goeiig. Ik vind Nomi wel erg leuk en ze is wel lief, maar op de een of andere manier niet zo gezellig thuis. Michal heeft ook erg lieve kinderen en veel boeken, en ze praat, en Eri ook, en ze spelen met de kinderen. Motke ook trouwens, maar Nomi is geloof ik veel moe. Ze werkt veel te lang of ze slaapt te weinig. Gisteravond was ik eerst bij Michal. Bij Michal krijg je koffie en toast met avocado of zout, heel lekker. Later ging ik naar Nomi en Motke en toen was het wel een afgang, bij Michal had Klaas heerlijk gespeeld met prachtige blokken, maar bij Nomi en Motke wist hij niets te doen, maar het is niet altijd zo. Toen we ’s avonds zaten te eten kwam Michal bij ons zitten. Later gaf ze mij een enorme hoeveelheid fruit, koekjes, gedroogde pruimen en avocado en vroeg of ik niets meer nodig had.

’s avonds
Ik heb alweer een nieuwe vriend. Ik zat vanavond, of liever ’s middags een uur of vijf rustig met Klaasje de bouwplaat te maken toen er geklopt werd. Ik riep ‘ja’, ik dacht namelijk dat het de electricien was, en wie kwam er binnen? De nieuwe schomer. (wachter, KtH) Ik had de vorige avond al een praatje met hem gemaakt omdat Charlie hem riep, die hem al kende. Een oude clochard, Hij ziet er uit als een oude Russische soldaat met een lange jas, een groot geweer, laarzen en een petje. Hij is een Tsjech, hij heeft in de oorlog in Europa gevochten als Palestijn. Hij spreekt Duits. In ieder geval, hij was het, hij kwam niet binnen want ik bleef gewoon in de deuropening staan. Hij tuurde wel nieuwsgierig de kamer binnen. Hij haalde handenvol snoep tevoorschijn en vervolgens een klein doosje voor mij. Ik dacht, o jasses, wat is dat nu weer. Het was een piepklein aanstekertje. Ik zei ‘nee, echt nee hoor, dat gaat niet’, maar toen gaf hij het aan Klaas, het was leeg, er zat geen benzine in. Hij hield hele verhalen, en vooral tegen Klaas, dat hij moest komen, dan kreeg hij snoep en weet ik wat meer, ik dacht hoe kom ik hier vanaf, en ik zei ‘nou, tot ziens ik moet weg,’ en ik vond het ineens ook niet prettig om mijn kamer zo achter te laten. Heel vervelend, want ik kan nu weer niet rustig thuis zijn. Hij zei ook al ‘als ik iets nodig had uit Be’er Sheba, dan bracht hij het wel mee.’ Ik ging maar naar Nomi en ben daar gebleven, het was heel gezellig. Ik ben ook nog even maar Michal geweest, Ik zei het maar weer van die vent. Ze zei dat ik wel moest oppassen. Ik heb ook tegen Klaas gezegd dat hij nooit en nooit met hem mee moet gaan. Michal kende hem niet. Later in de eetzaal liep hij langs, toen vroeg ze of hij het was.
    Ik heb nog een vriendje, piepklein en zwart met een zwiepstaartje en zwarte kooloogjes, Moekie, een klein zwart hondje. Als hij ons ziet, rent hij naar ons toe, vanavond heb ik hem voor Klaas mee naar binnen genomen. Hij was ontzettend wild, en toen ik hem weg wilde hebben, wilde hij natuurlijk niet. Mijn lastige buren zijn weg, de laatste avond hebben zij lawaai gemaakt tot één uur ’s nachts, ik was razend, maar ik heb het ze betaald gezet. Ik stond om vijf uur op, en toevallig wilde Klaas ook opstaan, toen hebben we ontzettend lawaai gemaakt tot zeven uur, want zij hoefden niet op. Ik heb hem voorgelezen met een stem als een klok, we zijn in en uit gelopen en hebben met de deur gesmeten, het deed me echt goed. ’s Middags gingen zij weg en wij gingen toen rustig slapen, maar er komt een hele troep van wel zestig jongelui hier wonen, en die zullen ook wel enorm veel lawaai maken. Ik krijg misschien een ander huisje (kamer) want zij moeten bij elkaar wonen. Alle huisjes worden opgeknapt. Het moet er goed uitzien, want ze willen ze graag houden (die mensen).
    Zeg, je hebt kennelijk de Thio’s gesproken (Jean en Hanneke Thio, vrienden van mijn ouders, KtH), wat heb je gezegd en wat hebben zij ervan gezegd? Doe ze de groeten van me, wil je. Heb je nog wel eens iets van May en Joop gehoord? (May en Joop Hobijn, zuster en schoonbroer van Ursula, KtH) Ik zal ze wel een briefkaart sturen zodra ik die heb, ik weet namelijk echt niet wat ik ze moet schrijven. Ik heb een brief aan mijn vader geschreven, ik ben benieuwd of hij terugschrijft. Ik heb wel een brief van Henny gekregen, en Klaas kreeg vandaag een kaart van mevr. van Dishoeck.
    Ik heb vanavond een tijdje heel vlot Iwriet zitten spreken met Nomi, toen eventjes Engels met Tovic, en toen plots kon ik geen woord Iwriet uitbrengen. Het is jammer dat dit papier alweer bijna vol is, ik wilde je nog zoveel over de kibboets vertellen, het is een ongekende gemeenschap, b.v. iedereen werkt in de eetzaal en het is in het begin heel vreemd om aan tafel bediend te worden door een ouder iemand die hier al lang is en waartegen je de neiging hebt een beetje op te zien. Het lijkt me leuk om in de eetzaal te werken, leuker dan in de wasserij. Daar is het wel fijn stil, maar ik geloof dat ze wel vaak de radio aanzetten. Iedereen doet alles, b.v. ineens zie je Michal bij de kinderen werken, ze hebben wel ook een vast werk, maar ze doen er van alles naast, heel leuk eigenlijk. Het is ook heel grappig om een heel beschaafd iemand tussen de varkens tegen te komen.

De volgende ochtend
Liefje, deze brief gaat meteen weg en ik begin meteen aan een tweede. Veel liefs, sterkte,
Ursula.






 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 18)


 

Amsterdam, donderdag 11 november 1965, Kees

lieve Ursula,

Het is nu half zeven ’s avonds. Gister en vandaag was er geen post van je. Ik wil je toch vast wat schrijven. Ik ben moe en zenuwachtig, een vervelende inzinking. Ik heb het op het ogenblik absurd druk op school. Veel correctiewerk voor de komende kerstrapporten. Veel vergaderingen. Vandaag staat b.v. de hele dag in het teken van Osdorp. Eerst lesgeven tot half twee, daarna een sectievergadering van de Engelse docenten tot half vier, en vanavond moet ik naar een ouderavond. Ik wil eigenlijk niet, ik heb m’n eigen problemen op het ogenblik.
    Ik zei je al dat ik zenuwachtig was. Zo’n gevoel van misselijkheid en angst voor je omgeving. De mensen lopen tegen je op zonder pardon te zeggen of lachen je uit. Natuurlijk is dit allemaal nonsens, maar soms voel je je zo. Het weer is hier eindelijk omgeslagen, het is koud en het regent. Als ik aan jullie denk word ik helemaal zenuwachtig. Ik zie alles zwart en houd m’n hart vast voor Klaas en jou. Ik weet dat dit een stemming is die niet representatief is voor mijn totaal aan gevoelens. Het gaat weer over. Niet m’n bezorgdheid, maar wel de overdosis zwartheid die me op het ogenblik moe en misselijk maakt.
    In je brief haalde je een gesprek aan tussen jou en Klaas over het getrouwd zijn of niet en over het hebben van een ‘pappie’, waaraan je toevoegt, ‘ik vind dit niet belangrijk’. Wat vind je niet belangrijk? Ik heb dat niet helemaal begrepen. Ook ben ik het er niet mee eens dat je niet veel zou schrijven. Waarom niet? Een brief begint met: ik moest je eigenlijk niet zo bespottelijk vaak schrijven. Waarom niet? Wat is daar bespottelijk aan? Als je er behoefte aan hebt moet je het doen, en bovendien vind ik het prettig om post van je te krijgen.

vrijdag 12 november
Het is nu half twaalf ’s avonds. Ik zit in het bad. Ik ben net thuis van de Shouffours. (Rein Shouffour, geschiedenisleraar aan de Osdorper Schoolgemeenschap, KtH) Ik heb vanavond bij ze gegeten. Op hun manier aardige, hartelijke mensen. Als leraar kan ik niet veel kwaad doen. Hij bezwoer me dat ik me geen zorgen moet maken over m’n positie, als ik maar laat zien dat ik iets aan m’n studie doe. Hij is erg enthousiast over m’n werk. Dat is altijd zo vreemd. Ik doe m’n werk niet slecht geloof ik, maar niet zo goed als hij vindt. Dit blijft altijd zo, het ‘gevonden worden’.
    Het weer is weer mooi geworden, maar wel koud. De winter is begonnen, het vriest een paar graden ’s nachts. Vandaag heb ik voor twee en een halve gulden een tweedehands winterscherm gekocht. Ik kreeg met de middagpost de grote enveloppe met Klaas z’n tekeningen. Klaasje z’n briefjes en tekeningen maken me blij en treurig tegelijkertijd. Wanneer zie ik jullie weer? Wanneer zie ik Klaasje weer? Waarom moet dit allemaal? Wat voelt hij? Mist hij me, of aanvaardt hij m’n afwezigheid als een van de gebeurtenissen in de loop der dingen? Hij is van mij. Vraagt hij ooit wanneer hij teruggaat, en wat antwoord je dan?
    Toen ik vanmiddag de deur uitging, kwam het dienstmeisje van mevr. Loman net voorbij met de twee hondjes. De Brouwers stonden te praten met Lieneke Brouwer. Dat dienstmeisje staat meteen stil en begint vragen te stellen over Klaas. ‘Waar is hij toch?’ ‘Uit logeren, waar?’ Ik heb haast! ‘Is z’n moeder ook mee?’ Ik moet weg! Ik heb mijn hoofd afgenomen en het onder m’n jas gestopt. Zo ben ik weggereden.
    Morgenochtend voor ik naar de chauffeurs ga, ga ik het huis schoonmaken. Vloeren in de was, stofzuigen etc.
    Hub Mathijsen vind ik een engerd. Hij is dik, nors, zwijgzaam, achterdochtig en vies. Ik vind het vervelend dat hij Klaas z’n kamer heeft. Ik was even in z’n kamer, iets dat er redelijk netjes uitziet noem jij een beestenstal. Ik weet niet hoe je dit genoemd zou hebben. Hij lag als een varken te midden van z’n vuil. Ik vroeg hem ‘je denkt toch niet dat ik je kamer schoonhoudt?’, nee, dat dacht hij niet. ‘Maar ik sta erop dat hij schoon blijft! De stofzuiger staat in de keuken.’ Even later hoorde ik hem stofzuigen.
    Als m’n huisgenoten niet meewerken kan ik het niet schoonhouden. Ik zorg wel voor mijn kamers en de keuken. Jan (Jan Fontijn, KtH) is een ontzettende slons. Hij ‘leent’ alles van me, maar brengt niets terug, wast niet af. Ik heb eergisteren een razende brief aan z’n deur geprikt. Ik ben dol op hem. Wij kunnen veel van elkaar hebben. Hij heeft me beloofd mee te zullen werken. We eten vaak samen. Gister heeft hij een tuinbonenschotel gemaakt, de dag daarvoor ik een kerrieschotel. Het huishouden kost me nog veel tijd. Een werkster, één dag in de week, kost 18 à 20 gulden. Dat kan ik op het ogenblik moeilijk missen.
    Ik denk veel aan jullie. Vaak zomaar plotseling, maar ook bij speciale gelegenheden of bepaalde plaatsen. Ik denk altijd aan jullie als ik naar school rijdt, als ik straalvliegtuigen zie of hoor, als de telefoon gaat, als ik aan tafel ga, als ik in bed lig, als ik de kinderen op straat zie en nog meer vaste gelegenheden. Ik vind dat de post van mij naar jou er ontzettend lang over doet. Uit je vorige brief (over het ezeltje) blijkt dat je m’n drie laatste brieven nog niet gekregen hebt. Ik heb ook Klaasje geschreven, al een dag of zeven à acht geleden. Ik ben nu niet zo somber als gisteren, niet meer zo zwart, meer grijs. Mijn vermoeidheid komt voornamelijk door het roken. Ik rook veel te veel. Ik drink niet, en kom niet in cafés. Ik zal proberen minder te roken, maar ik heb een sterke behoefte aan iets. Ik hoop over een maand zo’n beetje m’n tentamen Amerikaanse literatuur te kunnen doen. Liefje, dit is een beetje een saaie brief, maar ik wil je toch schrijven. Jouw laatste twee brieven waren ook vrij vlak, wat feiten en feitjes. Dat hindert niets, je kunt niet voortdurend je hart uitstorten. Schrijf alsjeblieft vaak, al is het alleen maar over konijntjes.
    Krijg je ook brieven van anderen? Van Hennie b.v.? (Hennie van Dijk, vriendin van Ursula, KtH) Schrijf jij zelf aan veel mensen? Iets dat ik niet begrijp is dat je niet moet werken. Kan je me daar iets over vertellen? Schrijf ook veel over Klaas. Denk je veel na, nuchter? Ik zal dadelijk nog een briefje aan Klaas schrijven. Ik heb ook wat titels gevraagd van kinderboeken die leuk zijn. Ik ben benieuwd wanneer m’n pakje aankomt.
    Dag lieve Ursula, veel liefs en sterkte ende despereert niet.
    Ik zweef
    Ani ohef
    Otag*

    De hele dag

Weet je plaats en wees de vrouw van
Kees.

*(Ani ohef otag, ik hou van jou in het Hebreeuws, KtH)











donderdag 25 februari 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 17)


 

Lahav, 8 november 1965, Ursula

lieve Kees,

vanmorgen kreeg ik een brief die jij precies een week geleden geschreven had, als ik het wel heb, precies de dag dat je belde, achterop stond Jan Fontijn, ik begon te lezen en snapte niets van de brief totdat ik begreep dat jij het was. Gelukkig maar dat ik wist dat jij al wist dat ik post had gehad. Ik zit op het moment met Klaas in mijn kamer, ik heb de deur op slot. Het moet gewoon maar, vanmiddag kwam een vriend van Charlie vragen of we koffie kwamen drinken. Klaas had al de hele tijd gevraagd naar Charlie, dus ik zei ‘om drie uur.’ Ik had er eigenlijk al meteen weer spijt van, maar enfin, wij er naartoe, ik ben hooguit een kwartier gebleven, heb vervolgens gezegd dat ik het druk had en dat ik het onzin vond om de hele dag naar muziek te luisteren en dat er genoeg te doen was en dat als hij zich verveelde, dat hij dan overdag moest gaan werken. Vervolgens begonnen ze weer af te geven op de kibboetsnikken en toen heb ik gezegd dat ze een andere kibboets moesten gaan zoeken en ik ben weggegaan, zeggende dat ik nog een heleboel te doen had. Ik was nog nauwelijks thuis, ik had mijn ene gordijn dicht en de deur op slot, en ik was net thee aan het zetten, of er werd al aan de deur gerammeld. Ik riep ‘nee’, hij riep dat hij postzegels (die ik hem beloofd had) kwam halen en ik riep dat ik ze hem vanavond zou geven en deed niet open.
    O ja, ik wil je nog iets vragen te sturen, een paar bouwplaten van boten, vliegtuigen en andere dingen, want die twee vliegtuigen wil ik echt weggooien. Volgens mij gapt Charlie dingetjes weg, het is reuze vervelend allemaal.

’s avonds
Kees, ik bedoel het niet zo sterk van dat gappen, ik bedoel niet dat hij steelt, maar zo van die kleine dingetjes die andere mensen in lege kamers achterlaten, dus niet zo erg. Ik heb er met Michal over gesproken (niet over het gappen natuurlijk) maar over het lastigvallen, en ik heb wel gezegd dat hij heel aardig was omdat ik niet wilde dat het hem onaardig werd gezegd, d.w.z. (ik vertel alles weer eens heel verward) ik bedoelde helemaal niet dat iemand het hem zou zeggen, maar ik vroeg haar om raad. Toen zei ze meteen dat ze het zou zeggen tegen iemand die over de wachten gaat, ook weer vervelend, maar ja, ik moet er vanaf.
    Vanavond zag ik hem weer en zei dat hij niet kon komen omdat ik bezoek kreeg van Michal. Zij komt zometeen. Toen ik vanavond met Klaas naar de kinderen ging om te eten, hoorde ik de bok heel angstig mekkeren, ik zocht en zocht, en eindelijk vond ik hem achter zijn hok op de grond liggend, volkomen verward in een heel lang touw, hij stikte er zowat in. Ik probeerde eerst hem los te maken, maar het was onmogelijk omdat hij om zich heen trapte, ik ben toen naar de kinderen gerend en riep Edna en nog iemand erbij, die hebben hem losgemaakt. Het was toch al allemaal een beetje luguber, vollemaan, en achter een heuvel flitste telkens licht op.
    Vanmorgen ben ik bij de tandarts geweest, een stukje van een vulling was eruit gevallen. De tandarts komt eens in de veertien dagen, hij zit dan in de kliniek. Hij heeft een ouderwetse boor, zonder waterspuit, en als je spoelt, ook met koud water, ik had er niet veel fiducie in, hij sprak een heel klein beetje Duits. Noeriet (de zuster), was meteen assistente. Hij poerde in het gaatje (hij zag eruit alsof hij er niets van kon) en vroeg iets, Noeriet zei ‘doet het pijn?’, ik ‘een heel klein beetje’. Noeriet vertaalde het en hij begon te boren, het deed geen pijn. Toen vulde hij het netjes, het was zó klaar.
    Daarna ging ik met Klaas wandelen door de boomgaarden die bij Lahav liggen, dodelijk eenzaam. We kwamen tenslotte wel de andere kinderen tegen, daarna pakte ik een stuk tekenpapier om een lief ezeltje te tekenen dat vlakbij de meelfabriek stond te grazen. Klaas tekende het ook. Toen kwam er een tractor en reed zachtjes tegen het ezeltje op, het sprong heel angstig, heel moeizaam weg, toen zag ik dat zijn voorpootjes aan elkaar waren gebonden. Ik had diep medelijden en probeerde hem met wat gras naar me toe te lokken, maar het was veel te bang, ik liet het toen maar met rust. Even later kwamen er twee kerels en die gaven het een paar duwen, gewoon om te plagen, het viel bijna om, het maakte me woedend.
    Michal komt geloof ik niet meer, het is nu al zo laat, kwart voor negen, ze zou om kwart over acht komen, vervelend.
    Je moet tegen Jan en Froukje zeggen dat ik ze geen kaartje kan sturen omdat ik geen briefkaarten heb, er zijn er hier niet. Hoe gaat het met het huishouden? Kun je wel alles vinden? Moet je niet een werkster hebben? Als je iets niet weet of als je nog wat recepten wilt, schrijf me dan. Ik zou wel een werkster nemen als ik jou was. Hoe is het met de planten? De vetplanten moeten maar heel weinig water hebben, de anderen, vooral die in de koperen bak, heel veel. Haal de plantjes uit de serre ook maar in de kamer. Heb je de mezoeza nog gevonden? Ik begrijp niet dat ik hem heb laten liggen, ik hoop maar niet dat hij in het vliegtuig uit mijn tas is gevallen.

maandagochtend 7 uur
Ik ben al twee uur op. Ik heb gymnastiek gedaan, lekker gedoucht, kleren gewassen, gelezen, nagedacht, m’n gezicht gedaan, m’n haar, naar de ochtendnevel gekeken.

later, half 9
Je ziet wel dat ik heen en weer rennen moet. We hebben nog een brief geschreven aan Heleen (zuster van Kees, KtH), en nu zit ik in de Gan Jeladiem (school/kinderhuis). Ik heb eerst met Jaël een boek doorgekeken en zij heeft me overal de naam van geleerd. Nu zitten alle kinderen te eten en ik heb een reuze honger, ik wou dat ik niet zoveel at, maar alles is zo lekker.
    Liefje, ik heb echt nog iets nodig van je, ik heb grote behoeft aan twee gewone hemden want in een broek kan ik geen onderjurk dragen, ik bedoel een vrij lang hemdje, niet té lang, van tricot, en ik heb dringend een Duits woordenboek nodig. En dan nog iets, wil je alsjeblieft aan Klaas schrijven, want hij weet precies hoeveel brieven ik heb gehad en hoeveel hij, hij telt het precies na, en hij is boos dat ik er meer krijg, terwijl hij jou ook schrijft. Je hoeft niet iedere keer als je mij schrijft ook aan hem te schrijven, maar doe het wel, of schrijf desnoods iets onder mijn brief, hij vindt het wel mooier om een eigen brief te krijgen, er hoeft niet zoveel in te staan, maar schrijf b.v. heel groot, zodat hij het zelf lezen kan.
    Ik zie wel dat de kinderen hier ook lelijk en ongezeglijk kunnen zijn. Kun je wel alles lezen wat ik schrijf? Ik schrijf zo bibberig met een ballpoint. Klaas is nu aan het kleien, het is lelijk weer geworden, mistig en zo. Ik ga niet ontbijten in het Chader Ochel (de eetzaal, KtH), ik blijf maar hier, het eten is veel te goed, ik wil niet zoveel eten. Ik heb vanmorgen op mijn kamer twee koppen koffie gedronken, ik kreeg er hier ook een en toen heb ik een stukje overgeschoten brood gegeten met een soort kwark erop. In het Chader Ochel is het eten zo goed dat ik toch niet kan laten veel te veel te eten.
    Michal is gister niet meer geweest, wie wel kwam was Motke. Hij had ons niet in het Chader Ochel gezien en ook niet bij de kinderen en hij kwam kijken of er iets was, en hij kwam vragen of ik tekenpapier nodig had, dan bracht hij het mee uit Be’er Sheba. Hij beloofde ook dat hij me mee zou nemen naar Be’er Sheba. Klaas kwam meteen uit bed en liet Motke alles zien wat hij had, en toen Motke weg was, wilde hij gaan spelen. Hij was volkomen onredelijk, ik begreep het gewoon niet. Eindelijk na veel schootzitten en uiteindelijk heel streng optreden, ging hij slapen. Volgens mij slaapt hij veel te weinig, maar misschien heeft hij hier minder slaap nodig, omdat het zo rustig is.
    Liefje, doe iedereen de groeten, ik zal zien dat ik aan wat prentbriefkaarten kom, er zijn mensen die ik wel iets wil sturen, maar die ik niets weet te schrijven, zie je.
Tot schrijfs, veel liefs,
Ursula.

dinsdag 23 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 16)


 

Lahav, 7 november 1965, Ursula

lieve Kees,

weer een dag voorbij, het was een rustige dag, die vrij vredig verliep. Ik heb Klaas tot niets gedwongen, we hebben de hele ochtend in de speeltuin en op het grasveldje gezeten. We zijn bij Charlie geweest en toen ben ik mijn kamer gaan opruimen. Steeds kwam Charlie weer, eerst met een bos bloemen, toen met de flitspuit, toen kwam hij zomaar, o nee, hij kwam zeggen dat er drie witte ezeltjes waren, tenslotte werd ik zo ongeduldig, ik zei niets meer en begon heel nors op te ruimen, het was wel zielig, want hij had net zulke mooie bloemen gebracht.
    ’s Middags na het opruimen heb ik met Klaas heerlijk thee gedronken en zitten snoepen. Toen zijn wij gaan wandelen, en tenslotte kwamen we bij de landbouwmachines terecht en Klaas klom op een reuzemachine zo hoog als een grote vrachtwagen en deed alsof hij reed. Toen weer naar huis. Ik ging op bed liggen lezen en Klaas speelde kappertje met mijn haar, toen kwam Charlie gewoon binnenlopen, ik zei dat ik slaap had, maar dronk een glas bier met hem, waarna hij ging eten en ik op bed ging liggen slapen.
    Even later, wie komt er gewoon binnen? Charlie. Ik hield me slapende, en toen hij weg was riep Klaas verrukt ,mammie, kijk eens, Charlie heeft ijs gebracht.’ Het is wel erg lief, maar ik vind het te lastig, maar Klaas vind het prachtig, dus ik kan het niet helemaal stoppen. Ik zal wat koffie voor hem maken.
    Toch voelt een kind dingen heel goed aan. Klaas zei ‘mammie, is Charlie getrouwd?’ ik zei ‘nee, nee, ik geloof het niet, nee,’ Klaas: ‘hij heeft geen vrouw?’ Ik zei ‘nee.’ Hij zegt: ‘jij bent met pappie getrouwd, wij hebben pappie.’ Ik zei ‘jazeker, wij hebben pappie.’ Ik geloof niet dat het belangrijk is.
    Liefje, het is nu tien uur en ik ga slapen. De lieden naast me blijven tot mijn vreugde maar een paar dagen, een meisje heeft haar excuses aangeboden over het lawaai en gezegd dat ze stil zouden zijn, maar ze maken een reuzelawaai. Ik heb nog even koffiegedronken met Charlie. Er gebeurde nog iets vervelends, hij zei dat hij iets moest doen bij de kuikens, de warmtebron afstellen of zoiets en hij vroeg of ik meeging. Nu is het zo, van mijn huisje uit moet je dan de vlakte over, dan over een plaatsje voor de fabriek, dan een weg over en dan een hek door en dan kom je bij de huizen van de kuikens. Ineens riep Charlie ‘un camion,’ en rende weg. Ik liep nog een poosje te kijken, maar hij was verdwenen en toen moest ik alleen weer terug. Heel vervelend, want er branden grote lantarens en je hoort daar ’s nachts niet te lopen. Als iemand me had gezien en gevraagd wat ik er deed, had ik niets kunnen zeggen.
    Wat kunnen mensen die zich vervelen toch een last zijn voor anderen. Ik heb gewoon geen rust meer in mijn eigen huis. Hij vroeg of ik morgen weer kwam, ik zei dat ik het nog niet wist. Hij zei ‘ik kom je halen,’ ik zei ‘doe dat nou niet want ik slaap ’s middags en je maakt me wakker.’
    Hoe kom ik er vanaf? Ik kan gewoon niet meer rustig thuiszitten met Klaasje. Het begint me ontzettend de keel uit te hangen. Ik moet maar gewoon zeggen dat ik niet kom en als hij komt dat hij moet weggaan. Het komt er toch van (dat ik het zeg) want dit kan niet langer, ik kan toch niet met mijn deur op slot en mijn gordijnen dicht gaan zitten? Ik zei daarnet dat ik ging slapen, maar hij ziet wel dat mijn licht brandt en dat ik dus niet slaap.
    Zeg, hoe is het afgelopen met Jan en Cockie? Als ze zwanger is, raak je hem kwijt. Ik hoop dat er morgen een brief van je is. Vrijdag was er niets. Kees, heb je het N.I.W. nog opgebeld? Ik ben begonnen de Jeruzalem Post te lezen, als jij hem nou ook leest, dan lezen we dezelfde krant. Maar het hoeft niet hoor, je hebt al kosten genoeg.
    Hoe gaat het met de poezen? De konijntjes van Moshé hebben een ander hok, iets groter, maar nu zijn ze een heel eind weg, wij zien ze niet meer.

de volgende ochtend
het is weer schitterend weer. Hoe gaat het met jou? Ik moet vermageren want ik eet veel te veel, ik moet echt niet zoveel snoepen, gelukkig zijn de koekjes zowat op, maar onder de maaltijden eet ik nog genoeg. (ik geloof dat ik nogal veel fouten maak)
    Klaas is klakkend bezig weer iets te fabriceren. Het is kwart voor zeven. Zometeen ga ik met hem naar het kinderhuis. Liefje, ik hoop dat er post is van je, vertel me alles en alles wat je doet en wat er gebeurt.
Heel veel liefs,
kusjes Klaas.
Ursula.







maandag 22 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 15)

 

Amsterdam, zondagavond 7 november 1965, Kees

lieve Ursula,

gisteravond heb ik m’n vorige brief op de bus gedaan en toen ik thuiskwam had ik zin om je meteen weer te schrijven. Ik heb het expres niet gedaan en gewacht tot nu. Ik verstuur deze brief pas morgen, denk ik, ik zal je vanavond en morgen in de loop van de dag zo nu en dan wat schrijven. Op die manier praten we een beetje. Ik zal vertellen wat ik zo’n beetje doe op een dag.
    Gisteravond toen ik je brief gepost had, kwam Jan Fontijn naar beneden. Hij is voortdurend bezig met z’n Cocky, en wil aan een stuk door over haar praten. Ze houdt hem een beetje aan het lijntje en speelt met hem. Hij is daar erg ongelukkig over. Als hij uitgepraat is over haar, praat ik over mijn problemen. Zo zijn we elkaars praatpaal en klankbord.
    Hij probeert me wel mee te krijgen het café in, maar ik ben alleen bereid aan het eind van de avond zo nu en dan een buurtcafé te bezoeken. Ik wil voorlopig niet naar Hoppe, en überhaupt zo min mogelijk de deur uit. Ik heb op het ogenblik het meeste profijt van het alleen zijn.
    Vanmiddag ben ik met m’n studie begonnen, ik hoop dat het een beetje zal gaan. Ik denk van wel. Hoewel het vandaag een stralende ‘voorjaarsdag’ was, was ik niet erg opgewekt. Ook niet somber, maar wel een beetje ‘ernstig’.
    Aan het begin van de middag heb ik Moesje opgezocht. (moeder van Kees, dement en in een bejaardentehuis, KtH) Ze is niet erg veranderd, d.w.z. achteruit gegaan. Ze was heel blij dat ze me zag, maar het kon haar niets schelen toen ik wegging. Ik weet niet of ze me herkende. De zuster dacht van wel, omdat ze de indruk maakte erg blij te zijn.
    Vanmorgen heb ik m’n huis opgeruimd, de planten water gegeven en de vloeren in de was gezet. Ik denk dat ik de wasserij zal opzeggen. Ik ga a.s. donderdag met Hanneke Thio naar de wasserette om eens te zien hoe dat gaat. Ik voel me op het ogenblik niet erg goed. Ik heb de laatste tijd veel te veel gerookt. Vandaag heb ik drastisch geminderd, en terwijl ik je dit schrijf (m’n derde cigaret rokend) merk ik dat ik me eigenlijk al een stuk beter voel. Jan kwam net binnen om te vragen of ik mee wil naar de bioscoop. Misschien doe ik het. Ik ben nog niet naar de film geweest sinds je weg bent.
    Vanavond heb ik voor het eerst brood gegeten, staande aan de ijskast. Morgen zal ik weer iets koken. Gistermiddag ging ik boodschappen doen. Ik wilde wat lekkere dingen kopen, maar in de winkels kon ik me niets te binnen brengen dat ik lekker vond. Misschien had ik eigenlijk geen trek in lekkere dingen. Ik hoop dat er morgenochtend post van je komt. Vergeet niet op je brieven een datum te zetten, soms vergeet je dat. De post komt erg onregelmatig. De vorige brief was hier in twee dagen, andere doen er een week over. Ik ga nu nog wat werken voor we naar de bioscoop gaan, het is nu half acht. Morgen schrijf ik verder.

Lieve Ursula, het is nu twaalf uur. We zijn naar de film geweest “the girl with the green eyes”, met Rita Tushingham (uit Taste of Honey). Ik ben een beetje treurig. Waarom ging ik niet met jou naar de film. Is het mogelijk om ooit opnieuw gelukkig te worden, zonder cynisme, verbittering? Ik wil niet verbitterd zijn. Wie is er eigenlijk wél gelukkig? Ik maak thee voor Jan en mij en dan ga ik slapen. De hemel is onbewolkt en het is bijna volle maan. De maan werpt een kil neonachtig licht naar binnen. Morgen schrijf ik verder. Welterusten, jij en Klaas.

maandag 8 november
Het is nu half een, ik ben net terug van de buschauffeurs. (Kees gaf Engelse les aan de chauffeurs van Maarse en Kroon, KtH) Ik kom dan altijd langs Schiphol en vaak zie ik grote straalvliegtuigen met veel lawaai en zwarte rookpluimen uit hun motoren naar het zuiden verdwijnen. Sommige indrukken in je leven zijn bepalend. Ik zie deze grote monsters anders dan vroeger, ik heb er een soort persoonlijke relatie mee gekregen, een voortdurende associatie bij elk straalvliegtuig dat overkomt.
    Het lijkt hier wel voorjaar. Het is stralend weer. Het najaar manifesteert zich alleen in de kleuren. De bomen beginnen hun bladeren te verliezen. Zou het ze wat kunnen schelen? De natuur lijkt objectief gezien vaak zo hard en onverschillig. In het hele wereldgebeuren betekent wat ons gebeurt ook helemaal niets. Het interesseert in feite niemand en de gang van de historie zal er niet door veranderd worden. Maar op persoonlijk vlak is het een ramp.
    Op het Leidseplein maken de spreeuwen een hels lawaai, zij bespreken opgewonden hun reisplannen en ook zij hebben diarree van de zenuwen. De daken van de auto’s en de straat zijn wit van hun uitwerpselen. Als je over een week of wat een spreeuw ziet en hem piep hoort zeggen, zijn dat mijn groeten en m’n beste wensen.
    Er was vanmorgen geen post van je, misschien vanmiddag. Ik ga eerst naar de Universiteitsbibliotheek een boek terugbrengen. Ik denk dat ik er blijf om daar te werken. Ik heb vannacht slecht geslapen en als ik thuis blijf wil ik misschien gaan slapen. Vanavond schrijf ik je nog wat en dan zal ik ook deze brief versturen.

maandagavond 6 uur.
Ik ben vanmiddag op de U.B. geweest. Ik ben net thuis en vond je twee brieven van woensdag 3 en donderdag 4  november. Liefje, ik ben blij dat je eerlijk bent en precies schrijft hoe je je voelt. Ik zal het ook zijn, dit is de enige manier om ons probleem, en het is nog steeds óns probleem tot een werkelijke oplossing te brengen, wat die dan ook mag zijn.
    Ik ben volkomen serieus wat jouw gevoelens betreft, je heimwee en je behoefte om terug te komen, en ik zal je ook helpen waar ik kan, maar NU NOG NIET. Als je nu terug zou komen, zou dat misschien zijn uit louter negatieve overwegingen en is het gevaar groot dat de toestand weer net zo zal zijn als hij was. Ook als je naar Amsterdam zou terugkomen, maar niet naar mij, zou je misschien weer spijt krijgen. Er is geen reden om zo wanhopig te zijn. Zie alles als tijdelijk. Je bent geen gevangene en kan weg als je dat wilt. Houd het alleen wat langer vol. Ik weet dat dat voor mij een risico inhoudt, n.l. dat je je zult aanpassen en willen blijven, maar op het ogenblik zie ik toch geen betere oplossing. Als je werkelijk in nood bent en het echt niet langer uithoudt, zullen we natuurlijk zo snel mogelijk naar een oplossing zoeken om je terug te laten komen. Dat kan altijd. Je bent vrij, maar probeer toch flink te zijn en goed om je heen te kijken. Zoals ik je al zei, het enige dat jullie van Amsterdam en mij scheidt is afstand.
    Waarom nemen ze Klaas niet een beetje uit je handen, zodat je kunt werken? Liefje, het is niet zo dat jij geen rust zult kunnen vinden. Je concentreert je zo vreselijk op jezelf. Ik heb erg veel nagedacht over jou en mezelf en anderen. Waarom je bent zoals je bent. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er een moment komt in je leven dat je niet meer je ouders en je opvoeding en je omgeving de schuld kunt geven. Iedereen heeft blootgestaan aan die, vaak funeste invloeden. Maar op een moment onderken je die en moet je er zelf iets van maken. Daarom geloof ik ook niet in psychiaters. Ik wil leven, nu, niet met m’n verleden, maar nu, in het heden en in de toekomst. Jij bent veel te lucide om dat niet te beseffen en dat ook niet te kunnen. Volgens mij ben je intelligenter en gevoeliger dan ik, met alle gevaren van dien, maar ook met alle voordelen. Ik heb ook geschokte zenuwen, maar ik wil leven, verdomme en redelijk opgewekt zijn, en hoe meer ik nadenk over m’n geschokte zenuwen, hoe minder me dat zal lukken. Jij hebt een behoorlijke dosis vitaliteit, en met je minder academische en meer directe manier van denken MOET je in staat zijn te geloven in je eigen vitaliteit. Ik heb van jou veel geleerd wat dit betreft, waarom pas je dit inzicht niet een beetje toe op jezelf? Je moet geloven in het leven, je hebt nog veertig jaar voor de boeg, verdomme liefje, pieker wat minder en leef wat meer. Doe de dingen die voor de hand liggen, eet, slaap, werk, vrij, lees, luister naar muziek etc. Het klinkt misschien wat kloterig uit mijn mond nu, maar voor een deel heb jij me dit geleerd, dat ons geluk uit ons zelf moet voortkomen en niet uit de omstandigheden alléén.
    Liefje, vergeef me. Ik zal tot aan m’n dood toe blijven twijfelen aan alles, maar ik vind op het ogenblik gewoon baat bij deze ‘vitaliteitstheorie’. Ik ben niet gelukkig, soms erg ongelukkig, maar niet too much so. Ik ben erg veel alleen, ik krijg vrij veel uitnodigingen, maar de meeste sla ik af. Ik ben het liefste alleen. Ik kan me voorstellen hoe irritant monsieur Charlie moet werken op je, als je alleen wilt zijn. Probeer in je afweer beleefd maar overtuigend te zijn, liefje, vind je het erg dat ik zo tegen je praat, ik wil geen schoolmeester zijn, maar ik meen wat ik zeg. Manifesteer jezelf, tegenover jezelf en anderen. En jij hebt wat om te manifesteren! Je bent jong, mooi, intelligent, je hebt talent en een zoon. Misdeeld ben je niet.
    Ik “geniet” erg van het alleen zijn. Niet van het alleen zijn zonder jou en Klaas, maar wel van het alleen zijn zonder anderen. Het is goed om je te beseffen dat je in werkelijkheid altijd alleen bent. Liefje, ik wou dat ik je kracht en rust kon geven. Al dit soort zaken ben ik me ook pas de laatste tijd bewust geworden. Er is wel iets in me veranderd. Ik ben nog niet klaar natuurlijk. Soms betrap ik mezelf op hardheid, en hard wil ik niet zijn, maar ik laat me minder ringeloren door anderen en door mezelf. Dit proces had toch wel plaatsgevonden, maar nu is alles wat versneld.
    Zaterdag a.s. komt Daniëlle thuis. Micha is inderdaad verdwenen. Ik ben bang dat Daniëlle erg op mij zal gaan hangen. Ik wil voorlopig vrij zijn en ze zal dit wel als inconsequent ervaren na alles wat er gebeurd is. Ik weet niet precies hoe ik die situatie aanmoet, maar ik ben niet van plan me er ernstige zorgen over te maken. Ze heeft veel voor me gedaan, en ik zal haar helpen als ik kan. Ik zal je eerlijk schrijven wat er gebeurt en niet gebeurt. Ik weet zeker dat niemand ooit jouw plaats bij mij zal kunnen innemen. Ik denk voortdurend aan jullie. Wees op het ogenblik liever te streng dan te lief voor Klaas. Hij zal begrijpen dat je van hem houdt. Ik houd onnoemelijk veel van jullie en als je denkt van mij te kunnen houden en me verder kunt nemen zoals ik ben, zullen we misschien alledrie de rust vinden waar we zo naar verlangen.
    Er werd nu net opgebeld door Nic, (Nic Brink, vriend van Kees, KtH) of ik mee ging volleyballen, which I will. Liefje, kus Klaas, ik schrijf je gauw weer, omhelsd, Kees.





 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 14)

Amsterdam, zaterdag 6 november 1965, Kees

Ursula, er zijn een aantal essentiële punten in Klaas z’n opvoeding die in ieder geval doorgezet moeten worden, of jij of ik er nu bij zijn ja of nee. Hij moet naar school. Als wij samen een jaar naar een ander land waren gegaan, zomaar, omdat we dat leuk vonden, had hij daar ook naar school gemoeten. Of je nu van plan bent naar Holland terug te komen of niet, doet niet ter zake. Hij móet naar school. Misschien wil jij straks wel naar een andere kibboets, of weet ik wat, en dan zal hij weer moeten wennen en weer niet willen, en op die manier verliest hij tijd. Ik denk dat hij zijn angst voor Arabieren wel zal overwinnen als hij wat meer contact heeft met andere kinderen en ziet dat die zich daar niets van aantrekken. Het argument dat er altijd wel ergens oorlog is, vind ik onvoldoende, om als het werkelijk gevaarlijk is, er je kind aan bloot te stellen, als het niet hóeft, d.w.z. door omstandigheden of morele betrokkenheid of noodzaak. De mensen die tegen de Moffen of andere moordenaars gingen vechten, namen hun kinderen niet mee, oorlog is een zaak tussen ‘volwassenen’. Ik zal Klaas schrijven (vanavond nog) dat hij naar school moet en vriendjes moet maken.
    Waarom werk jij niet? Als je werkt zal je het zelf ook makkelijker hebben en Klaas zal daardoor begrijpen dat hij naar school moet. Als hij vraagt waarom hij in Israel moet wonen, zeg hem dat je daar werken wil of moet, zoals ik gezegd heb dat ik niet mee kon omdat ik hier m’n werk heb. Uit de brieven die ik tot nu toe ontvangen heb, krijg ik de indruk dat je de hele dag maar een beetje rondloopt met Klaas, en dan is het logisch dat je onrustig wordt en heimwee krijgt. Laten ze je niet werken, of wachten ze misschien op een initiatief van jou?             Je moet jezelf maar een termijn stellen wat je verblijf in Lahav of überhaupt in Israel betreft, maar die termijn moet niet te kort zijn. Het zou dwaasheid zijn als je nu al naar Holland terugkwam. Ik moet je eerlijk zeggen dat ik me je niet in Israel kan voorstellen. Je bent een geboren Amsterdamse en geen kibboetsnik, niet naar geboorte en niet naar mentaliteit. Het harde, gezonde bestaan heeft natuurlijk zijn bekoring, de discipline, de gemeenschapszin etc, maar voor iemand die dat niet van jongs af aan gewend is, alleen maar tíjdelijk, tenzij je een werkelijke inhoud aan dat bestaan kan geven door daar te wonen en te werken met iemand samen. Voor Klaas geloof ik er ook niet in. Hij is nog zo weerloos dat hij zich rustig mee laat nemen. Maar ook hij is een Amsterdammertje, een Hollander, omdat z’n vader en moeder dat zijn. Als een kind samen met zijn beide ouders emigreert is dat wat anders, maar nu moet hij een omschakeling maken en iets verwerken dat hij niet begrijpen kán. Ik hoop voor hem, voor mezelf en voor jou dat jullie naar Holland zullen terugkomen, hetzij naar mij of ergens anders.
    Lieve Ursula, in wat een moeilijke situatie zijn we verzeild geraakt. Zoals je schrijft, zullen we al ons inzicht en wijsheid nodig hebben om een oplossing te vinden. Klaas is inderdaad te intelligent om zich met een kluitje in het riet te laten sturen, maar zijn gevoeligheid en intelligentie maken hem ook kwetsbaarder. Als het je mogelijk is, laat hem dan zo min mogelijk merken van je eigen onzekerheid of wanhoop. Ik begrijp hoe moeilijk dat is als je de hele dag met hem moet optrekken. Ursula, ik denk ontzettend veel aan jullie, en hoe meer ik aan jullie denk, hoe meer ik geloof dat ik echt van jullie houd, niet op jouw manier, of zoals jij je voorstelt dat dat moet, gebaseerd op verliefdheid, maar veel rationeler. Klaas is mijn zoon, en een kind. Jij bent een volwassen vrouw. De factoren die in onze situatie een rol spelen zijn zo complex dat ik onmogelijk nu al iets zinnigs als conclusie naar voren kan brengen. Maar ik ben van goede wil en wanhoop niet. Ik wil ook niet wanhopen. Als ik aan jou denk zijn mijn gevoelens anders dan wanneer ik aan Klaas denk. Waar het om jou gaat en om jou alleen, heb je het recht om zelf te bepalen wat je wilt, en kan ik niet samen met jou gelukkig zijn als jij het niet bent.
    Met Klaas is dat anders. Hoe ik ook tekort mag schieten als vader, ben ik een betere vader voor hem dan welke andere man of kibboets of collectief opvoedingslichaam dan ook. Daarvan ben ik overtuigd! Mijn treurigheid concentreert zich dan ook meer op hem dan op jou, d.w.z. mijn gevoelens voor hem zijn blinder, emotioneler dan mijn gevoelens voor jou. Wij staan als volwassenen tegenover elkaar, en jij hebt een aantal besluiten genomen en stappen gedaan die mij pijn hebben gedaan en waar ik het niet mee eens ben. Ik spreek niet over schuld maar over feitelijkheden. Mijn houding ten opzichte van jou wordt hierdoor beïnvloed. Ik ben een gewoon mens met gewone ambities, en ik wil ook niets anders zijn. Ik ben niet in staat om boven onze situatie te staan, ik ben er teveel bij betrokken. Ik wil gewoon leven en gewoon gelukkig zijn. Ik geloof dat ik tot nu toe teveel gerationaliseerd heb en te weinig agressief ben geweest. Ik merk nu dat ik agressiever ben geworden en ik geloof niet dat het alleen maar een eerste reactie is en tijdelijk. Wij zijn goed door elkaar geschud. Als ik aan Klaas denk, onschuldig, hulpeloos, overgeleverd, in de war gebracht, dan voel ik een steek in mijn hart. En ook als ik aan jou denk, Ursula, met je nieuwe jas in de Negev, breekt mijn hart. Maar tegelijkertijd merk ik dat ik vrijer ademhaal, energieker ben dan dat in lange tijd het geval is geweest.
    Maar ik houd wel van je, ik heb je te lang gekend en met je geleefd om anders te kunnen. Je hebt me nooit moedwillig kwaad gedaan. Je bent de enige in m’n leven met wie ik voor zover dat mogelijk is, werkelijk contact heb, aan wie ik me ooit helemaal heb blootgegeven. Met andere mensen speel ik een rol. Bij andere mensen “houd je het mooi”, maar bij iemand met wie je dag in dag uit verkeert, kan het niet anders of het vuil komt naar buiten, en dat schept een band.
    Liefje, houd je sterk, denk goed na en kom niet, gedreven door heimwee tot conclusies die voortspruiten uit wishful thinking en niet uit werkelijke overtuiging. Ik ben erg blij dat je zoveel schrijft. Ik zal jou ook veel schrijven. Ik heb je een pakje gestuurd, maar het zal vierentwintig dagen duren voor je het krijgt: roze lange broek, jewish encyclopedia, jewish festivities (?), boek voor Klaas, twee schriften met dubbele lijntjes, twee korte broekjes, twee autootjes, chocolade letter K, twee rollen drop-pepermunt, twee Haagse Posten. Ik kan je nachtcrème en je mezoeza niet vinden, ik hoor wel wat je nog meer wil hebben. Liefje, omhels Klaasje van me. Trek geen verkeerde conclusies uit deze brief, ik ben verward en boos. Als ik iets win in de staatsloterij kom ik je met kerstmis opzoeken. Alle liefs en sterkte,
Kees


zaterdag 6 november,

Lieve, lieve Klaas. Jij hebt voor mij een echte luchtpostbrief gemaakt, en twee mooie tekeningen. Die hangen bij m’n bed. Lieve Klaas, pappie zou het heel fijn vinden als je in Lahav ook naar school wilde gaan. Ze kunnen je daar allerlei leuke dingen leren, net als hier, en bovendien Iwriet. Dan kan jij twee talen spreken en dan ben je nog knapper dan de andere kinderen hier.
    Als je met de andere kinderen op de kibboets gaat spelen, zal je het vlugste wat leren. Hoe meer je leert en hoe vlugger, hoe meer plezier je daarvan zult hebben. Het is hier wel mooi weer, maar erg koud. mammie schreef dat het bij jullie ook niet zo warm is, maar toch lekkerder denk ik dan hier. Ik denk erg veel aan jou en ik zal je veel brieven sturen, en ook een pakje, dat heb ik al gedaan. Dat is nu onderweg, met de boot naar Israel.
    Wat leuk dat jullie zulke lekkere dingen eten en snoepen. Mammie schreef dat jullie geen politieagenten hebben om op te passen dat alles goed gaat, maar soldaten. Dat is natuurlijk eigenlijk hetzelfde. Heb je al eens op een kameel gereden? Hoe heten de kamelen, Shira en Truus, zoals in onze verhaaltjes? Of anders? Schrijf je me dat? En ook hoe de andere kinderen heten, en de juf?
    Dag lieve Klaasje, geef mammie een kusje van me.
    Pappie.







donderdag 18 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 13)


 

Lahav, donderdag 5 november 1965

lieve Kees,

ik begin maar meteen weer te schrijven. Het is nu avond, d.w.z. een uur of vijf, ik zit met Klaas in de speeltuin, natuurlijk is er weer geen kind te zien. Ik ga mijn houding tegenover hem maar weer eens veranderen, ik geloof dat hij tot sommige dingen gedwongen moet worden, b.v. vanmiddag heb ik hem gewoon in bed gelegd. Hij wilde natuurlijk weer niet, dus heb ik hem gedwongen, en vervolgens kwam Charlie met bier voor mij en cigaretten en voor Klaas een grote zak snoep, je begrijpt wel dat hij Klaas z’n hart verovert hiermee, enfin, ik zei dat ik wilde slapen en dat ik vanmiddag niet naar hem toekwam, want dat ik met Klaas naar de kinderen moest. Hij was teleurgesteld, ik vond het wel vervelend, vooral na alle goede gaven, maar ik kan het op het moment niet.
    Klaas sliep natuurlijk niet meer, hij at eerst twee snoepjes en toen wilde hij nog meer, maar ik zei nee. Na ongeveer twee uur stond ik op en wilde het snoepgoed in de trommel doen. Hij barstte los, dat het niet gewoon meer was, dat ze van hem waren enz. Ik deed het er toch in en zei vervolgens dat we gingen douchen. Vreselijk protest. Maar ik pakte alles mee en begaf me naar het badhuis. Daar gekomen wilde hij zich niet uitkleden, eindelijk toch, maar vervolgens, eenmaal onder de douche ging plotseling het water uit. Onbedaarlijk gebrul, ineens weer water. Ik liet hem er heel lang onder, hij was intens tevreden en stond te zingen. Hij zag er beeldschoon uit in zijn blootje, hij is echt mooi gebouwd. Vervolgens zei ik ‘nu moet je er onderuit,’ onbedaarlijk gebrul. Ik deed de douche uit, droogde hem af en kleedde hem aan. Toen was hij weer gewoon lief. Ik nam zelf ook maar een douche.
    Nu verandert ineens alles, er komt iemand zeggen dat er iemand aan de telefoon is, en ik ren en ik dacht het zal Daan zijn, een telefoniste zegt ‘are you Oersoelah ten Goeld?’ ik zeg ja, ‘telephone for you from Kopenhague, ik denk ‘ik ken niemand in Kopenhagen, wie kan het zijn?’ En toen was jij het, ik stond bijna te huilen. Heerlijk om je stem te horen, alsof je helemaal niet zo ver weg was.
    Vanmiddag had ik zo’n verlangen om eens even te kijken wat je doet, hoe het thuis is. Ik ben er nog helemaal in de war van, ik zit gewoon te huilen. Klaas belt me nu steeds op en roept dan ‘hallo! ik kom met het vliegtuig naar je toe,’ en dan rent hij naar me toe.
    Wat akelig toch dat de post er zo lang over doet, bel me vooral nog eens op als je kunt. Stuur zo min mogelijk, bel liever eens op, dat is heerlijk.

’s avonds
Ik las net nog even je brief, Klaas zijn oog is al weer beter hoor, de zuster hier gaf hem iets en toen was het meteen beter. Ben jij wel naar de dokter geweest? Doe dat wel hoor, als het nog niet over is.
    Met mijn rust ’s avonds is het wel gedaan. Het is zo dat Charlie buiten zit te wachten tot ik kom. Ik heb net wat koffie gezet en buiten met hem opgedronken, hij heeft op het moment geen water, want er is iets met de waterleiding. We zaten dus op de stoep, maar er komen wel eens mensen langs en dan moet of ik weg, of hij, of de cigaretten uit. Nu moest ik ook weer weg, en hij ging even rondlopen, ik vind het allemaal erg vervelend omdat ik ten eerste rustig op mijn kamer wil zitten lezen of schrijven of denken en ik wil ook vroeg naar bed. Daarnaast doe ik door bij hem te gaan zitten iets wat niet mag en het is ook niet goed voor mij als anderen het zien.
    Nu b.v. staat hij te sissen voor de deur dat hij er weer is. Verder is het veel te onrustig voor Klaas want die schrikt steeds wakker als de deur opengaat. Ik geloof dat Charlie een erg kinderlijk iemand is. (hij sist weer en ik heb psssst! geroepen, bespottelijk gewoon) want ik had nog gezegd dat ik wachtte tot Klaas sliep. Nu gaat hij staan fluiten, ik zal maar even gaan. Even blijven en dan zeggen dat ik ga slapen.

Het is nu vijf minuten voor tien, ik ga maar slapen. Het is niet zo goed om met hem op te trekken, want hij heeft een hekel aan de andere mensen van de kibboets. Hij praat heel onaardig over ze, en ik wil juist met ze omgaan. Hij heeft me al beloofd dat hij morgenmiddag weer komt. Hoe kom ik daar nu weer vanaf? Het is vooral niet goed voor Klaas, want hij speelt wel erg lief met hem, maar ik vind het te druk, en ik wil juist zelf iets met Klaas doen, b.v. lezen of letters schrijven of wandelen en Klaas moet ’s middags slapen en dan komt hij net kloppen. Ik heb wel gezegd dat ik waarschijnlijk niet kwam. Maar hij komt gewoon naar mij toe.
    O ja, liefje, je vroeg waar m’n nachtcrème was, die moet jij ergens hebben, want ik gaf hem aan jou als voorbeeld om te kopen als je het je nog herinnert. Zie maar eens, als je hem niet vindt, laat dan maar, ik heb nog. Ik gebruik erg veel crème omdat je hier zo uitdroogt. Verder nog, mijn maat voor een blouse zal 36 zijn denk ik of 38, liefst niet te groot. Ze hebben hier in Israel beeldige bloesjes, truitjes en enige broeken van dunne stof, en daar dragen ze dan hoge schoenen bij. Het staat enig. De kinderen zien er ook beeldschoon uit.
    Klaasje is erg lief gaan slapen. We hebben vanmiddag eerst in de speeltuin gezeten, toen belde jij op. Toen het begon te schemeren zijn we op de heuvel geklommen om de zon te zien ondergaan en daarna zijn we naar de kinderbeestentuin gegaan. Daar staat een grote ren met kippen (die al op stok waren) en ganzen en ook een grote zwarte bok met lange oren en een allerliefst stomp snoetje. We hebben hem een hele tijd gevoerd. Als je met gras komt, gaat hij tegen het hek opstaan, heel lief. Er zijn daar ook twee heel kleine, bruin met witte konijntjes en een marmot.

zeven uur ’s morgens
Ik heb weer last van heimwee. Het is dom, maar ik kan er niets aan doen. Vanmorgen wekte ik Klaas en ik las hem eerst voor, toen wilde ik hem aankleden. Hij riep dat hij zo’n honger had. Ik zei ‘we gaan zo eten, even aankleden,’ maar hij begon te schelden en te trappen, zoiets is toch onbegrijpelijk? Toen heb ik hem maar buiten de deur gezet en gewacht tot hij stil was. Nu is hij weer lief, maar zoiets maakt me ziek.
    Het is heerlijk weer, ik wou dat ik bij jou was, je zult me wel erg wispelturig en kinderachtig vinden. Ik ben ziek van mezelf, ik zit gewoon weer te huilen, dat is zo erg voor Klaas. Nu ja, ik maak jou ook helemaal in de war, maar je begrijpt wel dat het ellendig is in een vreemd land met een balsturig kind te zitten, het is zo al moeilijk genoeg, en hij maakt het steeds moeilijker.
    Liefje, wij gaan eten. Ik hoop dat ik gauw eens iets vrolijkers te schrijven heb; nu is het niets. Maar we hadden afgesproken dat ik alles zou schrijven.
    Veel liefs, sterkte, kracht, moed.
    Kusjes van Klaas.
    Ursula.



woensdag 17 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 12)


 

Lahav, donderdag 4 november, Ursula

lieve Kees,

voor ik het vergeet wil ik je vragen, ik heb de mezoeza die de Lachmans mij gegeven hebben (Hans Lachman, componist en organist van de Liberaal Joodse Gemeente, KtH) in Amsterdam laten liggen. Ik hoop nu maar dat jij hem gevonden hebt, anders zou ik het wel erg pijnlijk vinden. Hoe gaat het toch met je? Wat doe je, gaat het een beetje? Klaasje staat naast mij en is bezig een prachtige puzzel te maken. Hij ziet er gezond en opgewekt uit, straks om zeven uur ga ik met hem naar het kinderhuis, zodat hij de kinderen weer eens ziet, want het is koud en winderig weer, ik mag wel zeggen stormachtig, zodat er niemand in de speeltuin was.
    Tegen het vallen van de avond zijn we samen de heuvel vlakbij de kibboets opgeklommen om naar het ondergaan van de zon te kijken. Een indrukwekkend gezicht, een geeloranje lucht boven donkere heuvels, zoiets zie je in Holland nooit. De kleuren lijken hier wel heel anders. Doorgewaaid renden wij de heuvel weer af, zoiets heerlijks, je voelt je sterk en gezond. Het is hier ook echt gezond, alleen zijn er teveel vliegen, en gisteravond, toen ik toch al erg down was, kwamen wij thuis en liep er een duizendpoot van een centimeter dik en twee decimeter lang op Klaas zijn bed, walgelijk. De vliegen zijn het ergste, ik sla ze de hele dag dood, en dan blijven ze nog een uur nazoemen. De vloer ligt vol, ik veeg ze met een bezem naar buiten. Ik maak wel drie keer per dag ons huisje schoon; het is zó klein, als we er tien minuten zijn is het er een beestenstal.
    Ze hebben hier heerlijke koffie. Je smijt een schep in een kop, water erop en klaar is het (dat schreef ik je al), ik drink me er een ongeluk aan. Een ding is er dat ik zeer mis en dat is melk voor Klaas, ik vind dat hij veel te weinig melk drinkt.
    Lieve Kees, waarom ben ik eigenlijk weggegaan? Ik weet het niet meer, ik moet niet zo gauw de moed opgeven, ik moet nu ook niet meteen terugkomen, ik moet eerst goed tot rust komen en weten wat ik wil. Ik moet ook weten of jij wel echt van mij houdt en of ik echt van jou houd.
    Vanmorgen was ik erg droevig. Ik zat met Klaas in de eetzaal en het was zo ongezellig, ik vergeleek het met thuis en kon mijn tranen haast niet inhouden. Toen wij thuis waren begon ik gewoon te huilen, ik kon gewoon niet meer. Ik vind het zo akelig voor Klaas, hij is zo lief, soms ook wel erg moeilijk. Ik ben ook erg moe, ik voel me niet helemaal lekker, ik ben een beetje verkouden. Enfin, ik zat dus net te huilen toen er werd geklopt, heel vervelend, maar het kon me ook niet meer schelen, ik ben hier ontzettend onverschillig op mijn uiterlijk, ik maak me niet op, mijn haar zit beestachtig, ik draag smerige schoenen, altijd een trui en broek, het doet er ook niet toe, bijna iedereen loopt er zo bij, zeker als het lelijk weer is. Nomi ziet er meestal beeldig uit, maar zij is ook echt heel fijn en mooi, Michal ziet er ook altijd keurig uit, dus, waar was ik, er klopte dus iemand, de electricien, een heel aardige vent, je moet je bij zo iemand niet een Amsterdamse electricien voorstellen, want dit is een leuke, beschaafd uitziende jongeman.

De volgende dag (vrijdag)
Waar was ik ook weer, o ja de electricien, hij kwam dus binnen en bracht me een gloednieuwe oliekachel, en hij ging ook nog twee lampen voor me halen. Ik heb nu een buitenlamp op mijn galerij, dat is vooral voor Klaas prettig omdat hij dan iets minder bang is om naar huis te lopen. Die kachel kikkerde me wel enigszins op, hoewel ik hem niet goed aan durf te steken, je weet dat ik zulke dingen altijd erg eng vind.
    Vandaag is het weer heel mooi weer, wel waait het erg hard. Ik zit in de speeltuin op een bank onder een soort hangboom, met slierten héél fijne, puntige blaadjes en trossen kleine, roze besjes. Klaas is lief aan het spelen, nog steeds nauwelijks met de andere kinderen. Vanmorgen liep ik met hem naar de eetzaal, ik had iets vergeten en zei ‘wacht je hier even, ik ben zo terug.’ Het was tot mijn verbazing goed, en ik rende weg. Even later kwam hij huilend achter mij aan, hij had zó’n enge mijnheer gezien, ik zei welnee dat is een soldaat, hij zei nee, het was geen soldaat, maar hij had wel een geweer en dat richtte hij op mij, en hij keek me heel boos aan. Even later waren het al drie meneren geweest die hun geweren op hem hadden gericht, maar toen had hij gezegd dat hij zijn moeder ging halen en toen waren ze bang geworden en meteen hard weggehold.
    Ik zei je al dat wij zo’n eenzame wandeling gemaakt hadden, en ik wist eigenlijk niet helemaal zeker of het nu gevaarlijk was of niet, maar het schijnt niet veilig te zijn, tenminste niemand doet het alleen. De man op de tractor had tegen Nomi gezegd dat hij ons zo ver van huis gezien had en dat zij moest zeggen dat ik niet alleen zo ver moest gaan. Het zal wel niet erg gevaarlijk zijn, maar ja, ik zal het dan maar niet meer doen. Iedereen vindt alles best, je moet zelf weten wat je doet.
    Dit leven is zo heel anders, veel rustiger, niemand zeurt, iedereen heeft tijd, iedereen praat zacht, ze spelen met grote rust met hun kinderen, ik kan er nog heel wat van leren. Aan tafel is het soms heel moeilijk, iedereen wacht totdat hij iets krijgt, als b.v. het brood op is, steekt hij het lege mandje in de lucht en wacht dan af, in grote rust, ik heb daar gewoon geen geduld voor, zij zijn zo opgevoed. B.v. iemand vraagt of ik dit of dat stuk vlees wil, ik zeg ‘is het varkensvlees?’ ‘Ik zal het vragen, ja het is varkensvlees,’ ik zeg ‘nee, dank je wel, ik eet wel iets anders.’ ‘Wil je dan kip?’ Nou en dan krijg ik kip, Klaas wil niets, en dan proberen ze met eindeloos geduld alles en alles. Ik word daar erg zenuwachtig van.
    Als je iets aan iemand vraagt, wordt het onmiddellijk aan de desbetreffende instantie doorgegeven. Ik geloof ook dat überhaupt alles wat men mij ziet doen, wordt doorgegeven of besproken. B.v. ik vraag een lamp aan Michal en even later komt de electricien hem brengen, of ik hoor zo vaak van iemand, ja, die en die heeft me dat verteld (b.v. iets dat ik met Klaas had gedaan en dat ik aan Michal of Nomi vertelde).
    Ik begin vandaag iets beter mijn tijd in te delen, deze hele week kwam ik tot niets, het moeilijkste vind ik het vroege opstaan. Namelijk, ik zou om vijf uur op moeten staan, want dan staat iedereen op, en ik ga vroeg genoeg naar bed, en bovendien slaap ik soms ’s middags ook nog. De anderen gaan vaak veel later naar bed, zoals Nomi, die slaapt geloof ik van ongeveer half een tot half vijf en dan ook nog ’s middags.
    Ik zet de wekker op zes uur, en kom er met moeite om half zeven uit. Dat is vervelend want dan heb ik maar een uur voor het eten, en ik moet ’s morgens zo veel doen omdat ik ’s avonds de deur niet meer uitga voor Klaas. Weet je wat wel vervelend is, maar ik los het aardig op, namelijk die grote intimiteit met Klaas. Nu b.v. ben ik ongesteld, je begrijpt wel dat ik me ten eerste niet graag was waar hij bij is, dat moet ik dus doen voor hij op is, en ik kan hem nu ook echt niet meer bij mij in de W.C. hebben ’s avonds. Dus breng ik hem eerst thuis, steek de lamp op de galerij aan, dan is hij niet bang, en ga dan.
    Vandaag heb ik mijn haar gewassen in het washok en zelfs Klaas zijn haar mocht toen gewassen, en ik heb nu zelfs krulspelden in, een formidabele prestatie voor mij.
    Klaas wil vandaag niet schrijven, ik wil dat hij iedere dag iets leert, hij kan het best. Hij wil het wel, maar dan wil hij twee dropjes en ik wil er maar één geven. Hij snoept hier al veel te veel en ik ook, ik word er doodziek van, ik ben blij dat die ellendige lekkere koekjes op zijn en die misselijke heerlijke chocolaatjes ook, ik vraag maar geen nieuwe meer.
    Vanavond eten we weer heerlijk, ik kijk altijd erg naar het eten uit, hoewel het al wat minder wordt gelukkig, ik ben flink opgedikt.

’s avonds
Vanmiddag ben ik eens met Klaas naar Michal en Eri gewandeld. Ik vind het nog een beetje moeilijk om die mensen zomaar op te zoeken. Ik was voor later in de middag bij Nomi en Motke uitgenodigd. Ik werd door Michal en Eri heel hartelijk ontvangen. Eri deed spelletjes met zijn zijn oudste (Ranen) en Galia (van Nomi) en een kleine Michal (allemaal uit Klaas zijn groep) en Klaas. Hij deed het met kaarten en wel zo, dat Klaas mee kon doen. Ik speelde met Ofer (hun jongste zoontje), een schatje van drie jaar, erg lief en aanhalig, het was er zo gezellig dat ik veel te lang bleef, en ik ben toen wat laat naar de Pelegs gegaan. Motke is een aardige vent, ik weet niet hoe het komt maar als ik met hem praat, spreek ik ineens veel beter Iwriet, vanavond zelfs zo goed dat hij zowel als Nomi twee keer zeiden hoe goed ik Iwriet sprak.
    Later gingen we naar het kinderhuis, daar zaten alle kinderen om een ronde tafel, staken kaarsjes aan, zongen, deden spelletjes, aten heerlijk gebak (ik kreeg gelukkig ook) hoewel ik eigenlijk al veel te dik ben. Klaas wilde eerst niet aan tafel gaan zitten, maar later deed hij het wel, en nog later speelde hij met alle kinderen. Hoe beter ik de kinderen leer kennen, hoe leuker ik ze vind. Ik zal je hun namen geven, Galia (dochter van Nomi, zes jaar) Ranen (zoon van Michal, vijf jaar) Or en Gil (een tweeling, ongeveer vijf) Offra (een meisje van ongeveer zes) Jaël (meisje van vijf of zes, ze zijn allemaal zoiets) Amots (jongen, heel aardig) Boaz (een heel stout jongetje) Uriël (een heel pienter uitziende jongen die ook Engels spreekt) Michal (een klein, dikkig, lief meisje, vriendin van Galia) en nog een meisje waarvan ik de naam niet weet, en nog een jongetje en nog een heel grappig meisje dat op Geertjan van May lijkt (May Hobijn-Roth, oudere zuster van Ursula, KtH), ik geloof dat ze Anath heet.
    Ik vergat je nog iets te vertellen, in een gesprek vroeg Michal Doron aan mij, heel aarzelend, ze zei erbij dat ze het eigenlijk niet kon vragen over Klaas ‘is hij Joods?’ ik zei ,wat bedoel je?’ ‘nou,’ zei ze, ‘ik bedoel, is hij besneden?’ ik zei ja, en ik zei erbij dat dit pas gebeurd was vlak voordat ik naar Israel ging, omdat je dat toch nog wel zien kunt. Toen zei ze dat het ook wel beter was omdat de kinderen dat anders wel vreemd gevonden zouden hebben. Ik was eigenlijk verbaasd dat ze niet zomaar had aangenomen dat hij dat was. Met halachische zaken houden ze zich hier kennelijk helemaal niet bezig, want dat jongetje waar zij het over had gehad, dat zo moeilijk was geweest, had een moeder wiens moeder ook niet Joods was.
    Toen ik vanavond thuis was, zag ik net iets in de kast tussen mijn kleren wegglippen. Ik riep ,hé, dat zie ik nu eens net, kom jij eens hier!’ en een schichtige muis keek me met twee bange kraaloogjes aan. Hij kwam dichterbij, nam een sprong over mijn schouder en verdween door de deur. Ik hoor hem trouwens nu weer in de kast, hij eet zoute koekjes, daar is hij dol op. Ik eet ze toch niet, en Klaas ook niet, dus ik laat hem maar. Ik wou alleen dat hij iets minder lawaai maakte.
    Ik werd vandaag tot mijn onuitsprekelijke verrassing twee keer opgebeld. De eerste keer was het Daan (Daan Sajet, KtH), reuze aardig, hij vroeg of ik eens kwam en hij zou ook eens langskomen. De tweede keer was het ene Elie, die zijn pakje wilde hebben. Hij gaf me zijn adres, ik zal het hem sturen. Het was toch wel leuk om opgebeld te worden. Ik heb ook een brief van mevr. Frank gekregen, dat is de enige brief die ik tot nog toe gekregen heb, ik heb er zelf al tientallen verstuurd. Maar misschien is het wel goed dat ik niets krijg, misschien krijg ik er alleen maar heimwee van, en dat is een ondraaglijke pijn.
    Motke vindt dat ik beleefder tegen Klaas moet zijn, want als zij met iemand praten en hun kinderen praten er tussendoor, dan geven ze meteen antwoord. Eerst dacht ik eventjes dat hij gelijk had, maar achteraf vind toch eigenlijk van niet; ik praat de hele dag met Klaas, en als ik even met iemand anders praat en hem niet meteen antwoord geef, gaat hij me slaan en schoppen en duwen, heel vervelend, hij kan best even wachten tot ik klaar ben. Hun kinderen kunnen trouwens ook vreselijk lastig zijn, steeds zeuren en dwingen.
    De liefste kinderen heeft Michal, altijd lief en opgewekt, gedragen zich gastvrij en gezellig. Maar Eri en Michal zijn zelf ook echt aardige mensen, doen gewoon rustig, eenvoudig, werken hard. Nomi en Motke trouwens ook, iedereen werkt vrij hard geloof ik. Hoe ze zo rustig en gemakkelijk komen is me een raadsel.
    Er kwam iemand binnen bij Michal en Eri, een jongeman Avi genaamd, die er heel vies uitzag, een hemd had hij aan, een blauw hemd en een werkbroek, en hij maakte zijn excuses tegen mij dat hij er zo vies uitzag. Kon mij wat schelen, dus dat zei ik tegen hem, maar ik geloof dat hij beledigd was dat ik niet beledigd was.

zaterdagavond
morgen is er, verwacht ik, post van jou, of tenminste iemand. Ik hoop van jou, ook voor Klaasje. Vandaag was op de een of andere manier een moeilijke dag. Ik was moe, Klaas was erg springerig, ik moest om zeven uur opstaan van hem, terwijl ik juist wilde uitslapen. Ik ging met hem naar de speeltuin toen Eri vroeg of we mee wilden gaan wandelen. Ik dacht, dat is gezellig voor Klaas, dan kan hij met Ranen spelen, maar hij wilde niet. In de speeltuin was ook niemand, het was erg warm, dus gingen wij maar naar huis. Enfin, toen gingen wij een eindje wandelen, toen deed hij een plas en spoot hem om te plagen tegen mijn brandschone broek, nou, ik was woest. Het duurde niet lang, want wij moeten nu eenmaal samen optrekken. Wij hebben daarna nog een wandeling tot boven op een heuvel gemaakt. Onderweg zagen wij eerst twee bunkers, vervolgens een slang (ik schrok me wild), maar deze zwarte slangen zijn geen gifslangen. Toen klommen wij nog een heel eind een heuvel op en het was doodstil om ons heen, geen mens te zien, witte stenen, kleine plantjes, en een warme zon aan een felblauwe hemel, en toen weer een grote, ronde bunker en een schitterend uitzicht, kilometers ver, overal zon. In het dal zag je een kibboets trillen in de lucht. Toch is die eenzaamheid beklemmend, wij gingen dus weer naar beneden. Ik wilde even een uur rust nemen, ik word doodmoe van dat steeds maar praten tegen mij, ik kan nooit lezen of denken, maar Klaas wilde niet stil zijn. Toen ik voorstelde naar de speeltuin te gaan, wilde hij zijn cowboypak aan. Dat was precies de druppel die mij liet overlopen, want ik heb een hekel aan dat pak. Het spijt mij wel, voor Amsterdam is het enig, maar hier heeft niemand zo’n pak, en wij zijn al vreemd. Ik vond het reuze vervelend, maar goed, ik trok het hem aan. Iedereen (alle kinderen) kwamen om hem heen staan plagen, lachen, toen ging hij vechten, hij is bepaald niet laf, hij vocht met veel grotere kinderen, nou moet ik zeggen dat die hem alleen duwden en plaagden, ik geloof dat hij het heerlijk vond.
    Later gingen wij nog naar Michal. Daar vindt hij het fijn, hij heeft van twee latten een prachtige bank getimmerd en die mocht hij meenemen, dus die staat nu in de kamer. Hij heeft trouwens vanochtend en vanmiddag heel ijverig thuis een bootje geplakt en een vliegtuig gemaakt en op de muur geplakt. Hij is altijd bezig, hij maakt van alles. Het was heel prettig dat hij bij Michal eerst ging spelen en toen ging timmeren, want ik kon even lezen. Bij Michal en Eri lopen voortdurend mensen binnen, iedereen zoekt ze op. Aan hun is ook te merken dat ze door en door integer zijn. Nomi en Motke zijn ietwat luchtiger lieden. Motke is dik, hij zou een Fransman kunnen zijn, Nomi is fijn, mooi en lacht altijd.
    Ik heb nog steeds Gauloises, want ik rook bijna niet. Gekkerwijs soms wel ineens overdag en ’s avonds een of twee. Dat komt waarschijnlijk (of wel zeker) omdat ik de hele avond alleen zit. Het is voorlopig wel goed zo, want ik heb rust nodig. Lezen doe ik nauwelijks, ik vind het erg prettig om te schrijven. Ik krijg wel een krant van Michal, maar ik lees hem nauwelijks, ik heb geen zin in Engels lezen. (van een krant)
    Morgen ga ik als het niet te warm is en Klaasje het kan, een eind lopen naar een andere kibboets langs de hoofdweg, maar het zal denk ik wel te ver zijn. Misschien kan ik de kar van Eri lenen, dan kan ik Klaas trekken. Van Be’er Sheva (dichtstbijzijnde grote stad, KtH) zal voorlopig wel niets komen, de auto gaat om vijf uur weg, dat is me te vroeg vroeg voor Klaas, en dinsdag is er geen markt want er zijn dan verkiezingen.
    Ik heb op het ogenblik een intense behoefte om de kibboets eens uit te gaan en iets meer van Israel te zien, jammergenoeg heb ik haast geen geld, want om die zeshonderd gulden durf ik niet goed te vragen. Ik heb er een keer iets over gezegd tegen Michal, maar ze zei alleen dat ze gestuurd waren. Ik krijg hier zoveel, en ik doe er niets voor, maar het is wel jammer.
    Vandaag vroeg ik aan Michal of ik ergens een paar bloemen voor mijn kamer zou kunnen plukken, zij wist het niet precies, er staan wel overal bloeiende bomen, maar daar kun je natuurlijk niet zomaar bloemen vanaf halen. Toen ik later thuiskwam, stond er al een vaasje met bloemen en een bakje met kleine bloemetjes, heel aardig.
    Sommige dingen zijn erg moeilijk, b.v. het eten van Klaas. Ik wil graag dat hij melk drinkt, dat kan ik krijgen in de eetzaal, maar hij drinkt hem niet. Toen heb ik cacao gevraagd, ik kreeg een pot vol, ik neem iedere keer een beetje cacao mee, dan krijgt hij warme melk en dan gooi ik de cacao erin, die lost gewoon op en dan drinkt hij hem soms. Thuis kan ik geen melk warm maken, maar ik geloof juist, dat als ik het thuis kon maken, dat hij hem dan wél zou drinken. Hij eet de pap hier ook niet. ’s Middags eet hij haast helemaal niet. Hij snoept wel veel te veel, iedereen geeft hem snoep. Als Nomi in de keuken werkt dan loopt ze naar de kast en pakt snoep, werkt Eri er, dan geeft hij snoep, is Avi er, snoep, is Tovic er, snoep. Komt hij bij Michal dan krijgt hij een zak vol snoep, bij Nomi thuis een raar mannetje gevuld met snoep. Ik stop het zoveel mogelijk in een doos.
    Liefje, ik ga slapen, deze brief is al heel dik, morgen gaat hij op de bus. Veel sterkte en liefs, schrijf nu eens gauw, doe iedereen de groeten. (kijk je nog of je de mezoeza ziet?)
Ursula.




 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 11)


 

Amsterdam, donderdag 4 november, Kees

lieve Ursula,

ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben dat we er eindelijk in geslaagd zijn contact te krijgen. Ik was wanhopig, iedere dag krijg ik post van jullie, en je schrijft me dat je niets van me hoort! Ik voelde me een figuur uit Kafka, brieven schrijvend aan wie, waarnaar? Ik dacht dat de kibboets m’n brieven achterhield om je te testen of wat voor reden dan ook, temeer omdat je wel post kreeg van mevr.Frank. (oudere dame uit de buurt, KtH)
    Toen je schreef dat je dacht dat ik je misschien vergeten was, werd ik helemaal wanhopig. Ik heb de posterijen opdracht gegeven uit te zoeken wat er met m’n post gebeurde, en een expresbrief gestuurd aan mr. Doron om te vragen wat de reden kon zijn van het niet aankomen van m’n brieven. Je moet me dat maar vergeven.
    Liefje, ik ben zo blij dat ik je even gesproken heb, ik voelde me van ieder contact verstoken. Ik ben blij met je brieven, dat je eerlijk schrijft wat je voelt. Natuurlijk is alles vreselijk moeilijk voor je, maar misschien is het ergens goed voor. Houd je goed, Ursula, en let ontzettend goed op Klaas. O wat zou ik hem graag even willen zien en vasthouden.
    Liefje, met mij gaat het eigenlijk erg goed. Ik ben vast van plan om zo gelukkig mogelijk te zijn. Ik heb het huis nu opgeknapt, ik stuur hierbij twee tekeningen van hoe het er zo’n beetje uitziet. (zie hieronder, KtH) De deur tussen de twee kamers zit er nog in, dus ik kan ze van elkaar scheiden als ik wil.
    Je krijgt ook een brief van Wim van der Wilk (man van Evelyn Roth, zuster van Ursula, KtH). Ik had hem gevraagd je vanaf Meulenhof te schrijven, dus niet met mijn adres op de achterkant. Ik hoop dat je je m’n wanhoop kan voorstellen. Ik zal je nu ook een pakje sturen, maar dat zal wel vrij lang duren. Je mezoeza (?) heb ik niet kunnen vinden, maar als ik hem vind, stuur ik hem meteen.
    We konden door de telefoon niet veel zeggen. Ik verstond jullie wel, maar had de indruk dat je mij niet verstond. Maar mijn doel was tenminste even contact met je te hebben. Wat klonk je stem vreemd op die lange afstand.
    Liefje, blijf zo rustig mogelijk, alles kan nog gebeuren, maar wees bedaard. Iedereen hier weet nog dat je bestaat en denkt aan je. Jan Fontijn en Joost Mathijsen waren hier beneden toen de telefoon ging. We praten vaak over je. Je hebt een grote stap gewaagd. Doe nu niets ondoordachts, maar dat weet je zelf ook wel. Je bent niet helemaal alleen, ik denk aan jullie. Het enige dat er tussen ons is, is afstand, en als het moet kan die overbrugd worden. Ik ben wel treurig als ik denk aan wat er allemaal tussen ons heeft moeten plaatsvinden, en als ik denk aan Klaas, maar ik kwijn niet weg van verdriet.
    Mijn werk gaat goed, ik voel me gezond. Ik ben wel erg agressief tegenover mijn omgeving, maar dat kan geen kwaad. Ik wil me handhaven, en nu ik alleen ben, is de noodzaak daarvan groter dan eerst. Organisatorisch ben ik in huis veel tijd kwijt, maar ik houd ook veel tijd over. Ik probeer me thuis gelukkig te voelen, en niet buitenshuis. Ik heb veel contact met Jan Fontijn, we kunnen het goed vinden en reageren heel natuurlijk en spontaan op elkaar. Hub Mathijsen woont voorlopig op Klaas z’n kamer, dat levert wat geld op. Financieel heb ik nog weinig overzicht. Ik betaal bijna m’n hele inkomen aan vaste lasten en rekeningen, maar houd op het ogenblik geloof ik wel voldoende over. Ik heb neiging tot koopziekte. Ik heb Help gekocht (album van The Beatles, KtH) en een overhemd. Toen ik zag dat ik m’n laatste betaling aan de hoogtezon had gedaan, heb ik op de zelfde betalingsvoorwaarde, vijftien gulden per maand, een nieuwe pick-up gekocht. Volgende maand wil ik gordijnen voor in de slaapkamer zien te krijgen, de oude gordijnen heb ik niet meer opgehangen. Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik je ook over dit soort zaken schrijf.
    De slaapkamer hangt vol met werk van Klaas. Aan het hoofdeind van m’n bed staat het kleine boekenkastje met de onderste plank ter hoogte van m’n kussen. Daar hang ik alle tekeningetjes die ik nu van Klaasje krijg. Op de tekening van de slaapkamer zie je een ronde Chinese lamp hangen. Hij geeft erg mooi licht. Ik vind het zo prettig in mijn nieuwe slaapkamer dat ik daar erg veel ben. Ik lig je nu te schrijven op m’n bed. De kachel brandt en het is lekker warm. De poezen maken het goed. De dikke psychopaat heeft het moeilijk. Zoals jij hem tegen mij verdedigde, verdedig ik hem tegen Jan en de kleine Marie. ’s Nachts slapen ze gezamenlijk aan het voeteneind.
    Het eten gaat goed. Ik kook zelf, gister at Hans van Rij hier (vriend van mijn ouders, KtH). Ik heb in een pan uien en knoflook gebraden en daarbij tomaten, stukken komkommer, paprika en Hongaarse worst en doperwten. Met rijst. Wat dat betreft red ik me wel. Ik heb eenmaal met Jan Fontijn en Cocky in de stad gegeten, pizza’s. Ik vergeet wel fruit te eten. Ik koop het wel maar eet het niet. Ik ontbijt wel.
    Van Daniëlle (Daniëlle Sajet, KtH) heb ik een Militta apparaat gekregen. Ik maak koffie in twee minuten en toast twee boterhammen op het fornuis. Het broodrooster is nu definitief ter ziele. Ik moet mezelf wel voortdurend tot rust aanzetten anders doe ik alles tegelijkertijd, stofzuigen, koken, afwassen, etc.
    Ik blijf veel thuis om na te denken, ik heb niet erg de neiging om de deur uit te hollen. Daniëlle is nu in Spanje, gisteren kreeg ik een brief van haar. Kees heeft zijn vrouwen op lange afstand. Ze is erg verward door haar relatie met Micha. Ze had tegen hem gezegd dat hij weg moest zijn als ze terugkomt, maar dat zal wel niet gebeuren. Ik heb met haar een goede, vriendschappelijke en verplichtingsloze verhouding, dat is het beste. Ik vind het wel fijn om in m’n omgeving een vrouw te kennen.
    Ik ben nu de hele middag met je bezig geweest. Toen ik om twee uur thuiskwam vond ik vier brieven uit Israël, twee van jou en twee van Klaas. Toen heb ik het telefoongesprek aangevraagd en daar vloekend en met de deuren smijtend op lopen wachten. Daarna ben ik je meteen gaan schrijven.
    Vanavond moet ik naar een klassenavond. Ik dacht eerst dat ik dat niet aankon, maar nu wel. Ik zal je vaak schrijven. Ik stuur je hierbij drie foto’s die Daniëlle gemaakt heeft. Ze zijn erg leuk, vind je niet? Liefje, ik schrijf nu nog wat aan Klaas. Dag liefje, sterkte.

Als je het knopje op 11 zet komt er minder licht naar binnen, wordt de lensopening, het “diafragma”, kleiner. Deze opening gebruik je dus als de zon schijnt. Ook wordt de “scherpte-diepte” groter. Niet allen het object dat je fotografeert en waar je de afstand instelt ( van 1, 1,20, 1,50 — tot oneindig ∞) wordt scherp, maar ook wat zich daarvoor en erachter bevindt. Als het donkerder is, b.v. bij bewolkte hemel, of binnenshuis, gebruik je de grotere lensopening, dus zet je het knopje op 6.3. Je moet dan alleen wel exact instellen op de afstand tussen je camera en je object, want bij een grote opening is de scherpte-diepte minder.

Ik heb nu met Jan Fontijn de rest van wat ik gister voor Hans gekookt had opgegeten. Zo dadelijk moet ik naar de klassenavond. Om elf uur ben ik thuis en schrijf ik je nog wat. Ik vind het moeilijk om aan Klaas te schrijven, zonder dat hij iets “merkt”. Ik kan hem toch niet goed schrijven dat ik naar hem verlang etc. Ik zal morgen een pakje versturen met wat dingetjes voor hem en wat boeken voor jou. Ze zullen het in Lahav wel gek vinden dat ik ze geschreven heb over het niet aankomen van m’n brieven. Ik heb ze overigens heel vriendelijk geschreven met excuses en de rest. Ik was alleen zo kwaad en wanhopig. Ik heb ook geen spijt dat ik het heb gedaan, op een gegeven moment moet je gewoon iets doen. Het is ook niet onmogelijk dat ze m’n brieven een paar dagen hebben vastgehouden om je eerst wat alleen te laten rondstappen. Ik kan alleen de gedachte niet verdragen dat jij dacht dat ik moedwillig of uit onverschilligheid niets liet horen. Ik moet nu weg, tot straks.

Ursula, ik ben nu weer thuis. Het is tien over elf. De klassenavond was erg kinderachtig en vervelend. Bij zulke gelegenheden voel ik me wel eenzaam, ik wil graag m’n gezin bij me hebben. Het is nog te vroeg om veel te zeggen over de toekomst. Nu het zover als dit gekomen is, moeten we elkaar de tijd geven en tot inzicht komen over onszelf en over elkaar. Soms ben ik blij dat ik alleen ben, maar dat zegt me toch niet zoveel, want één van de redenen is zeker het wegvallen van de ondraaglijke spanning van het laatste jaar, en bovendien is het sowieso wel eens prettig om alleen te zijn, waarschijnlijk ook als je gelukkig getrouwd bent. Ik wil blijven geloven in het huwelijk, in genegenheid en affectie, in het hebben van een gezin met een, of liefst twee kinderen. De buren hebben nog niets gevraagd of laten merken. Ik heb ook steeds het (misschien gevaarlijke) gevoel dat dit alles maar tijdelijk is. Ik ken jullie te goed. Laten we veel contact houden, en als we niets belangrijks te schrijven hebben, dan maar over kleinigheden praten. Liefje, ik schrijf je gauw weer, sterkte en veel liefs,
Kees.

 

Lieve Klaas,

wat stuur je me een mooie tekeningen en brieven. Je vroeg me in je brief hoe een boek wordt gemaakt. Herinner je je nog dat we samen op Keesing waren, en naar de drukmachine hebben gekeken? Daar maakten ze bladzijden van boeken. Later worden alle verschillende bladzijden aan elkaar genaaid of geplakt, en doen ze er een stevig kaft omheen. Ik stuur jou ook een nieuw boek. Daantje het het, en het gaat over een mannetje, niet Daan Sajet hoor, maar een andere Daantje. Ik zal je ook wat lekkers sturen. Gaat het goed met je, mannetje? Pappie denkt erg veel aan je. Ik heb al je tekeningen opgehangen, ze maken de kamer heel gezellig en vrolijk. Leer maar gauw wat Iwriet, Klaas, maar vergeet je Nederlands niet. Zal je me ook zelf eens een brief schrijven? Met eigen letters? Je moet de groeten hebben van Jan Fontijn en de poezen. Marie heeft gister gepoept op de mooie nieuwe vloer van de slaapkamer die ik net geschilderd had. Daar was ik niet zo blij mee. Maar toen kreeg ik een brief van jou, en toen was ik weer helemaal in m’n humeur. Stuur je gauw een foto van jou en mammie en het huisje waar jullie wonen?
Liefje, veel kusjes van pappie.
Dag Klaasje.