Ik dacht aan mijn vader die al meer dan
twintig jaar dood is. Hij was een stuk jonger dan ik toen hij zijn vrouw – mijn
moeder – verloor. Sommige mensen vonden hem arrogant. Dat was hij niet. Hij had
uitgesproken meningen en was daar soms een beetje rechtlijnig in, maar arrogant
was hij zeker niet. Hij was niet bang om zich uit te spreken - wat me een goede
eigenschap lijkt – maar ik herinner me ook een verlegen en onzekere man.
Hij kwam met enige regelmaat op bezoek toen ik
met R. op de Admiraal de Ruyterweg woonde. Die bezoekjes waren altijd
ongemakkelijk. Het boterde niet tussen mij en zijn nieuwe vrouw, en daar voelde
hij zich schuldig over.
Tegelijk gaf hij mij het gevoel dat hij
teleurgesteld in me was. Dat hij meer van me had verwacht.
Dat irriteerde mij. Ik had geen zin om aan
zijn normen te voldoen, vond dat hij me moest accepteren zoals ik was. Ik wilde
dat hij trots op me was.
Omdat hij toch ook wilde laten merken dat hij
mij wel degelijk voor vol aanzag, vertelde hij me de intiemste details over
zijn leven met mijn moeder en zijn nieuwe leven in Bergen. Alsof ik een zeer
goede vriend van hem was. Maar dat was ik natuurlijk niet: ik was zijn zoon. En
de vrouwen waarover hij praatte waren mijn moeder en mijn stiefmoeder.
Ik zou het niet in mijn hoofd hebben gehaald
om hem intieme details over mijn relatie met R. te vertellen. Ik vermoed dat
hij geshockeerd zou zijn geweest. Hij zou het niet hebben willen horen.
Misschien wilde hij ook wel gewoon zijn hart
luchten. Maar daarmee zadelde hij mij op met informatie die ik liever niet had
gehad. Ik denk dat zijn verhalen ook sterk gekleurd werden door twee
tegenstrijdige emoties: schuldgevoelens over zijn nieuwe relatie, zo kort na de
dood van mijn moeder, en een grote behoefte aardig, leuk en grappig gevonden te
worden door mij, zijn enige kind.
Vlak voor zijn dood heb ik hem een lange brief
geschreven met daarin alles wat ik hem verweet. Alles wat er misgelopen was
tussen ons na de dood van mijn moeder. Toen ik klaar was realiseerde ik me dat
ik hem die brief niet kon sturen.
In plaats daarvan heb ik hem een paar keer
opgezocht in Bergen, en punt voor punt, alles waar ik mee zat met hem
besproken. Ik verklaarde dat hij zich niet hoefde te rechtvaardigen of te
verontschuldigen. Ik wilde het alleen gezegd hebben voor het niet meer kon.
Dat was op zich al ingewikkeld om uit te
leggen, omdat zijn naderende dood onbespreekbaar was. Taboe.
Hij heeft me uiteindelijk toch de kans gegeven
alles tegen hem te zeggen wat ik op mijn hart had. Hij heeft het allemaal
aangehoord, terwijl ik in mijn aantekeningen bladerde. Na zo’n sessie zaten we
samen een beetje te snotteren en verzekerden we elkaar dat we ontzettend veel
van elkaar hielden.
Wat natuurlijk ook zo was.