woensdag 15 februari 2023

In april, mei en juni 1989 speelde ik met mijn gitarenseptet The Seven Slowhands een reeks concerten in de Sovjet Unie, Mongolië, de Volksrepubliek China en Indonesië. We speelden muziek die ik speciaal had gecomponeerd voor het septet dat bestond uit gitaristen Vincent van Warmerdam, Corrie van Binsbergen, Edwin Ligteringen, Franky Douglas, Hans Croon, John van der Veer en mijzelf. Ik hield een dagboek bij.

29 april
’s Morgens krijgen we een rondleiding door Ulan Bator aangeboden van onze Engelssprekende gids. We bezoeken een boeddhistisch klooster waar oude, kale Mongolen in jurken van dikke stof gebeden prevelen. Soms slaan ze plotseling keihard op grote bekkens en op trommels en blazen ze op een ramshoorn. Een monnik snuit zijn neus in een potje dat al half vol is. Ze zitten in kleermakerszit op grote kussens in een zaal die van onder tot boven beschilderd is en volgehangen met vaandels en kleden en met langs de wanden vitrines met gouden en beschilderde beelden. Er brandt overal wierook en ik val bijna flauw van de stank.
    Daarna bezoeken we een ander klooster dat nu een museum is waar ze veel beelden en kleden hebben. En ook een collectie opgezette dieren van over de hele wereld, Een giraffe, een ijsbeer, veel soorten apen, vogels etc. We beklimmen een berg die ons een mooi uitzicht over de stad verschaft.




    Om vier uur hebben we ons eerste concert, opnieuw in het concertgebouw waar het publiek nu gemiddeld wat ouder is, waardoor het allemaal een wat officiëler karakter krijgt. Ze zijn heel stil en klappen braaf na ieder nummer; ik geloof dat we behoorlijk goed spelen. Om zes uur hebben we weer een concert, maar nu voor de jeugd van Ulan Bator. Ze zijn erg enthousiast, misschien ook omdat een Mongoolse dwarsfluitist twee nummers meedoet. Hij speelt behoorlijk slecht maar is wel enorm opgewonden.
    Na afloop krijgen we allemaal een tekening van een Mongoolse schilder die perfect Duits spreekt en ons uitnodigt om na het eten nog wat bij hem te komen drinken. Om half tien komt hij ons ophalen bij het hotel. Alleen Vincent, Corrie en ik gaan mee. Met de bus brengt hij ons naar een vrij armoeiige wijk waar hij in een flatgebouw woont. In de gang is geen licht en is het aardedonker; bovendien stinkt het er verschrikkelijk.
    Hij heeft twee kamers en een keuken, maar geen stoelen of tafels, alleen een matras en een oude pick-up.
    Hij schildert zes uur per dag Mongoolse prentjes voor de toeristenindustrie en als hij aan verf kan komen maakt hij thuis schilderijen. Zijn favoriete schilders zijn Beckman, van Gogh en Miro.
    Hij vertelt dat de perestroika van Gorbatsjov ook in Mongolië doorwerkt en dat er wat meer vrijheid van meningsuiting is tegenwoordig. Hij wil weten of het waar is dat de helft van Nederland onder zeeniveau ligt en of we dat niet eng vinden.
    We maken het niet laat, maar drinken nog wel een paar mokken bier in de Gobibar van ons hotel op de gezondheid van Hans Croon die jarig is geworden. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten