zondag 29 december 2013

Moe

Ik ben zo oneindig moe dat ik alleen nog op de bank wil liggen. Swip ratelt maar door over een aflevering van South Park en over legaal en illegaal vuurwerk. Ik probeer naar hem te luisteren, maar het gaat gewoon niet. Ik neem de woorden niet op, kan me niet op zijn stemmetje concentreren. Ik knik af en toe van ja of mompel ‘aha’. Ik wil dat hij ophoudt, stil is, me met rust laat, maar dat zeg ik niet tegen hem.
    ‘Is er een toetje?’
    Altijd weer die vraag.
    ‘Nee, er is geen toetje.’
    De wijn is op en ik heb ontzettende zin om een paar flinke glazen wijn te drinken om mezelf een beetje te verdoven. Ik weet dat ik er zwaar voor gestraft zal worden, maar ik wil het. Ik voel me zo godskolereallejezus eenzaam en verdrietig. Ik weet niet eens meer of het zelfmedelijden is, of dat het komt omdat ik Bibian zo mis. Het zal wel een combinatie zijn.
    ‘Zal ik even een toetje gaan halen, jongens?’ zeg ik dus. Dan kan ik namelijk meteen voor mezelf een fles rosé scoren.
    ‘Tiramisu!’ juicht Lulu.
    ‘Neen je ook cola mee?’ vraagt Swip.
    Ik vind alles goed, als ik maar even weg kan. De deur uit, even alleen in de koude avondlucht. Niemand die tegen me praat.
    ‘Jullie hoeven niet af te wassen,’ zeg ik nog, ‘maar ik wil wel dat jullie de tafel afruimen.’
    ‘Okay.’ zegt Swip gelaten.
    Omdat iets in zijn toon me irriteert voeg ik er aan toe dat hij ook de vuilniszak beneden moet zetten.
    ‘Hoezo ik?’ zegt hij beledigd.
    ‘Omdat je broer er niet is en omdat Lulu nog te klein is.’
    ‘Lulu is helemaal niet te klein!’ zegt Swip boos.
    ‘Wel!’ zegt Lulu.
    ‘Het kan me niet schelen,’ zeg ik streng, ‘maar ik wil dat die zak beneden staat als ik terug kom. Denk erom hoor! Anders gaan we geen…’
    Ze kijken me afwachtend aan maar ik weet niets te verzinnen.
    Doe niet zo stom, vent, denk ik bij mezelf. Niet straffen: belonen.
    ‘Als jullie alles doen wat ik gevraagd heb, gaan we misschien straks nog iets leuks doen.’ zeg ik halfhartig.
    ‘Doolhofje?’ zegt Lulu.
    ‘Een film kijken?’ zegt Swip.
    Ik geef geen antwoord en trek de deur achter me dicht. Ik wil geen film kijken en ook geen spelletje doen. Ik wil dat ze naar bed gaan en er niet meer uit komen, en ik wil op de bank liggen met een glas rosé en nergens aan denken. Ik wil dat Bibian terugkomt.
    Als ik thuiskom hebben ze alles gedaan wat ik gevraagd had.
    ‘Gaan we nu doolhofje spelen?’ zegt Lulu. Het spel ligt al klaar op tafel.
    ‘Eén spelletje, jongens. Daarna moeten jullie meteen naar bed.’
    Ik worstel me door het spel, sus een ruzie die dreigt te ontstaan omdat Lulu slecht tegen haar verlies kan, laat ze hun tandjes poetsen en weet ze ook nog toe te dekken.
Daarna sleep ik me naar de bank. Nu wil ik helemaal niets meer.
    Die rosé komt wel een andere keer.

woensdag 18 december 2013

Schriftelijke Overhoring

Swip heeft een schriftelijke overhoring (SO) Frans. Iedere zaterdag verzamel ik op Magister - een programma waarop de school het rooster, opdrachten, cijfers en andere informatie plaatst - het huiswerk voor de komende week. Ik maak er twee prints van, één voor mij, en één voor Swip. De zijne is hij meestal een uur later kwijt. Ik had hem aangeraden er in het weekend alvast even naar te kijken, maar volgens Swip was dat niet nodig.
    ‘Het is allemaal oude stof, papa. Echt, het stelt niets voor.’
    ‘Kijk er dan een kwartiertje naar, gewoon om het vast even op te halen.’
    Swip geeft mij een dodelijke blik. Ik druip af.
    De dag vóór het SO help ik hem er aan herinneren.
    ‘Kom je meteen uit school naar huis Swip? Ik wil dat je je Frans goed voorbereidt, zodat je niet weer een één haalt.’
    Frans is niet zijn beste vak.
    ‘Ja papa. Ik hou van je, papa,’ zegt hij geroutineerd. En weg is hij. Ik ben er niet gerust op.
    ’s Middags haal ik eerst Lulu van school die een vriendinnetje meeneemt. Valentijn komt thuis en verdwijnt naar zijn kamer. Ik doe boodschappen, draai een was en hang er een uit. Als ik sta te koken gaat de bel. Het is Swip.
    ‘Waarom ben je nou zo laat? Het is al vijf uur!’ begroet ik hem.
    ‘Ja, nou…’
    Hij praat heel zacht, binnensmonds, hij komt nauwelijks boven het geronk van de afzuigkap uit. Ik ben eigenlijk ook niet geïnteresseerd in zijn verklaring.
    ‘Ik wil dat je meteen aan je huiswerk gaat, Swip.’
    ‘Ik heb helemaal geen huiswerk, papa.’
    ‘Je hebt een SO Frans morgen!’
    ‘O ja, dat was ik vergeten.’
    Hij schenkt een groot glas limonade in.
    ‘Mag ik eerst even iets voor mezelf doen, papa?’
    Dat lijkt me redelijk. Hij komt immers net uit school. Ik kijk op de klok.
    ‘Ik wil dat je om half zes aan je huiswerk gaat, dan kun je vóór het eten nog een half uur werken.’
    Om zes uur pluk ik hem van zijn kamer waar hij op bed naar een aflevering van South Park ligt te kijken.
    ‘Ik was de tijd vergeten, papa.’
    ‘Een half uur, Swip! Je gaat nu een half uur aan je Frans, en dan gaan we eten!’
    Ik probeer niet ál te geïrriteerd te klinken.
    Wanneer ik hem roep voor het eten komt er geen reactie. Ik dacht het al: hij ligt te slapen.
    ‘Sorry, papa. Ik ben zo moe.’
    Aan tafel zegt hij niets. Hij roert wat in zijn pasta.
    ‘Jullie hoeven niet te helpen met afruimen, jongens. Ik heb liever dat jullie aan je huiswerk gaan.’
    ‘Is er een toetje?’
    ‘Nee, er is geen toetje.’
    ‘Mag ik eerst nog even iets voor mezelf doen, papa?’ vraagt Swip vermoeid.
    ‘Geen sprake van. Jij gaat nu je Frans leren.’
    ‘Maar het zijn alleen maar een paar getallen. Die ken ik allang.’
    Als ik klaar ben met de afwas ga ik naar Swip, die boven op mijn bed naar muziek op zijn iPhone ligt te luisteren.
    ‘Zal ik je overhoren?’
    ‘Okay, papa.’
    ‘Wat moest je precies leren?’
    ‘Nou…’
    Het blijkt dat hij geen idee heeft. Ik help hem het uit te zoeken, blader door zijn Franse boeken, kijk op het internet omdat het een gedeeltelijk digitale methode is. Hoewel het erg onoverzichtelijk is, komen we er samen uit. Het is niet heel veel, maar Swip is moe.
    ‘Kom op Swip. Een half uur nog, dan overhoor ik je.’
    ‘Ja papa.’
    Wanneer ik Lulu in bed heb gelegd, roep ik Swip naar beneden.
    ‘Ken je het?’ vraag ik hoopvol.
    ‘Ja, papa.’
    ‘Vooruit dan maar… Wij hebben?’
    ‘Vous…?’
    Ik ontplof. Hij kent er helemaal niets van.
    ‘Hoe kan dat nou, Swip?’
    Hij kijkt me niet aan.
    ‘Dat gaat toch niet zo!’
    Ik hoor aan mijn stem dat het een lang verhaal gaat worden. Swip hoort het ook.
    ‘Ik wil alleen maar het beste voor je! Maar het is joúw leven, joúw schooltijd! Je moet het zelf doen, Swip. Je kunt toch moeilijk verwachten dat ik je schoolwerk voor je doe.’
    Ik ratel maar door. De ene briljante observatie na de andere.
    Swip zegt niets. Als hij er genoeg van heeft staat hij op en komt hij bij me liggen. Ik aai hem over zijn hoofd.
    ‘Je moet maar gaan slapen Swip. Ik denk niet dat het veel zin heeft om nu nog verder te gaan leren.’
    ‘Slaap lekker, papa. Maak je me morgen vroeg wakker?’
    ‘Dat zal ik doen. Dan kun je morgenochtend nog even naar je SO kijken.’
    ‘Nou… Ik moet me om kwart-over-acht melden.’
    ‘O?’
    ‘Dat zei ik toch. Daarom was ik zo laat thuis. Ik moest nablijven. Luister je eigenlijk wel als ik iets tegen je zeg?’
    ‘Slaap lekker Swip.’



maandag 16 december 2013

Citroentaart

Ik zit met Lulu aan tafel. Valentijn en Swip zijn nog op school. We eten van de citroentaart die we gisteren samen hebben gebakken. Bloem, poedersuiker, eieren, citroenschil, citroensap en heel veel boter. Ik was niet meteen enthousiast voor het idee, maar Lulu kan erg aanhoudend zijn.
    ‘Vette meuk,’ zeggen we tevreden tegen elkaar.
    ‘Weet je nog dat ik vroeger altijd de stukjes die ik niet lekker vond onder de rand van mijn bord verstopte?’
    Ik weet het nog. Lulu houdt niet van korstjes.
    ‘Dit is mijn lievelingstaart,’ zegt ze.
    ‘Misschien moet je de volgende keer iets minder van die zilveren parels voor de versiering gebruiken,’ suggereer ik.
    ‘Wat is jouw lievelingstaart, papa?’
    Ik weet het niet. Chocoladetaart denk ik.
    ‘Citroentaart,’ zeg ik toch maar.
    Lulu kijkt tevreden.
    ‘Zullen we nog een stukje nemen?’
    ‘Ik hoef niet, neem jij maar.’
    Omdat ze het grote mes eng vindt, snij ik het voor haar af.
     Ik vraag me af waarom ik me plotseling zo verdrietig voel. Ik zie mezelf als jongetje aan tafel zitten met mijn eigen veel te jong gestorven moeder. Mijn vader was nog niet thuis en we dronken thee met een plak ontbijtkoek erbij. Die koek had aan de onderkant een glad en bitter laagje waar ik rolletjes van draaide die ik naast mijn bord legde. Wij hadden net zulke gesprekken, en mijn moeder kon ook zo onverklaarbaar melancholiek kijken, terwijl ik vertelde over wat mij zoal bezighield. 
    Lulu ziet er gelukkig uit met die licht spottende blik van haar. Ze is geen clone van haar moeder, maar die blik is onmiskenbaar. Ze draagt trots de zilveren oorbellen met lapis die ze van de Sint heeft gekregen. Vanmorgen had ze met haar klas een uitvoering van kerstliedjes in de aula van haar school. Rudolph the Red-Nosed Reindeer. Vroeger zat er dan een juf of een meester achter de piano, hier en daar wanhopig een extra tel toevoegend om de boel bij elkaar te houden, maar nu kwam de begeleiding strak en meedogenloos uit de laptop van haar juf. Ik hou toch al niet zo van het kerstrepertoire, maar het kan natuurlijk altijd nog lelijker.
    Ik was vooraan gaan zitten, waardoor Lulu de hele tijd in de lach schoot.
    ‘Ik heb “citroentaart” op de lijst voor het kerstdiner geschreven,’ zegt ze als ik haar uit school kom halen.
    Dat betekent dat we er vanmiddag nóg eentje moeten bakken.

donderdag 5 december 2013

Aankomst

December is de moeilijkste maand. Teveel verplichte vrolijkheid. Je hoeft maar uit het raam te kijken om te zien dat daar geen enkele reden toe is.
Ik stond met Lulu aan de waterkant te wachten op de komst van de goedheiligman. Klasgenootjes - het blijft Amsterdam-Zuid - riepen om sushi naar de Pieten, die aan hun accent te horen zelf ook in Amsterdam-Zuid waren opgegroeid.
‘Volgens mij is het niet de echte Sinterklaas,’ zei Lulu wijs, terwijl ze opgewonden tussen haar vriendinnetjes heen en weer sprong.
Lulu gelooft weer. Ze heeft besloten dat de Sint toch maar wel bestaat. Ik denk dat het net zoiets is als met Konijn. Die bestaat ook echt.
‘Mag Konijn zijn schoen zetten, papa?’ vroeg ze eergisteren.
‘Ja hoor.’
Ik was het vergeten en realiseerde me even over zessen dat ik niets had om in Konijn's schoen te doen.
Ik geloof ook in Sinterklaas, maar heb voor alle zekerheid Valentijn om een winterpeen naar de Turkse kruidenier gestuurd, die tot zeven uur open is.
Maar Lulu was woedend de volgende ochtend.
‘Konijn is geen gewoon konijn, papa! Konijn is geen dier, dat weet je toch wel, Konijn kan toch ook praten!’
Ik zei dat ik vermoedde dat er een vergissing in het spel was. Konijn moest het nog maar eens proberen.
Deze keer zat er een chocoladeletter in. De K. Ik denk van Konijn.
‘Zat er een brief bij van de Sint?’
‘Ja papa, het was inderdaad een vergissing. Die wortel was voor Amerigo. Zie je wel!’ Ze kijkt me triomfantelijk aan.
Ik stond aan de waterkant tegen mijn tranen te vechten. Tevergeefs natuurlijk. Ik was zo boos op de Sint en die stomme Pieten van hem. Ik weet eigenlijk niet waarom. Misschien was het contrast te groot: al die uitgelaten kinderen, en mijn kleine meisje zonder haar moeder. Alsof hij er iets aan kon doen met zijn plastic staf en zijn aanplakbaard.
Toen ze me even uit het oog was verloren, stond de paniek op Lulu’s gezicht.
‘Ik zag je niet meer!’
We zijn dus maar samen naar haar lokaal gelopen, weg uit de drukte. Daar zaten we zwijgend naast elkaar op een tafeltje in de gang.
‘Nog niet weggaan papa.’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Ik ben om twee uur uit vandaag.’
‘Ik weet het.’
‘Vergeet je het niet?’
‘Wat dacht je?’
Ze drukt me wat uitgedroogd suikergoed in mijn handen, dat ze kennelijk van een van de Pieten heeft gekregen.
‘Voor onderweg, papa.’