dinsdag 9 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 27)


 

Lahav, zondag 21 november 1965, Ursula

Lieve Kees,

ik weet niet hoe het komt, maar ik kom hier tot niks, ’s morgens werk ik in de Beet Jeladiem (kinderhuis), om twaalf uur eten, eerst bij Klaas en dan in de Chader Ochel (eetzaal), dan naar huis, Klaas melk geven, in bed leggen met veel gespeel, iets opruimen, dan ga ik zelf ook een uur slapen, voordat ik eruit ben en klaar ben is het drie uur, voordat Klaas eruit is, theedrinken, is het vier uur, dan ga ik met hem wandelen of in de speeltuin of naar de Beet Jeladiem of thuis spelen en daarna b.v. om zes uur even bij iemand op bezoek, zeven uur Beet Jeladiem, daarna eten en voordat hij in bed ligt en ik alles heb opgeruimd is het half tien.
    Ik moet dus wat later naar bed, ik ben nu ook aan tafel gaan zitten en heb me nog niet uitgekleed. Als Klaas helemaal in het kinderhuis is, wordt het iets beter, hoewel je hier toch ook de hele middag met je kinderen bent. Liefje, ik wil je nog iets vragen mij te sturen, n.l. een flesje Niveaolie, dat schijnt hier een volkomen onbekend product te zijn, trouwens, er is ook geen substituut, ze hebben geen benul van cosmetiek, er is een soort scherp en vies ruikend zalfje, dat is het enige, en nog iets van scheercrème, die iets beter ruikt, dus als je kans zou zien me een flesje te sturen, zou ik erg blij zijn.
    Klaasje begint een ietsje Iwriet te kennen. Hij wordt wel iets rustiger, maar er zijn toch nog erge driftbuien zonder directe aanleiding, b.v. vanavond waren we even bij Motke en Nomi, ineens zonder reden geeft hij me een harde klap in mijn gezicht, al lachend (ik zeg je trouwens dat hij volgens mij heel sterk is. Moshé vroeg me gisteren ook al hoe hij zo sterk kwam, maar misschien bedoelde hij wel energiek), maar in ieder geval, toen hij me er nog een gaf, ik zat rustig met Nomi te praten en hij zat bij Motke nootjes te eten, stond ik op en ging weg, hij was razend, hij smeet een stoel om, smeet toen we buiten waren de deur wijd open, en toen ik onderweg in het badhuis naar de W.C. ging, schopte en trapte hij het hondje ‘Moekie’ zo erg (hij was meegelopen) dat, toen wij later naar het Chader Ochel liepen, en we Moekie zagen lopen, hij schuw wegrende, en ik zag dat hij hinkte. Ik vroeg Klaas wat hij had gedaan, want ik had in de W.C. Moekie gruwelijk horen janken, hij had hem op zijn poot gestampt. Zoiets is toch wel erg, je weet gewoon niet wat je doen moet.
    Iedereen is zo aardig tegen hem, iedereen zegt hem goeiedag, praat met hem, geeft hem snoep, speelt met hem. Vanavond toen we uit de eetzaal naar huis liepen, kwam er een meisjessoldate op hem af, liep met ons mee, echt met Klaas mee, praatte met hem, zoiets vindt hij ook echt leuk hoor, dit meisje komt uit Mexico, een erg aardig meisje.
    Toen ik vanmiddag in de eetzaal zat te eten, hoopte ik dat alle plaatsen aan mijn tafeltje bezet zouden zijn voordat Amnon zou komen. Toen hij binnenkwam waren er al weer twee leeg, maar je kunt daar toch niet gaan zitten, maar ik zei koeltjes dat hij daar niet kon gaan zitten, hij ging meteen weg.
    ’s Middags om drie uur stond ik aan de kraan kopjes te wassen, toen hij eraan kwam met een vriend. Hij vroeg of ik niet moest werken, ik zei ‘ja, als ik niet bij de kinderen werk, werk ik thuis,’ en ik ging meteen weg. Om vijf uur stond ik te ballen met Klaas en nog een meisje, toen kwam hij er weer aan, gaf me een pen van een stekelvarken, en vroeg of ik morgenochtend mee ging schieten, dan kon ik ook schieten als ik wou. Ik zei dat dat niet kon, dat ik moest werken, maar hij zei dat hij om tien uur zou komen kijken of ik er was, dat moet hij maar doen, ik ben er toch niet. Het zijn wel doorzetters hier.
    Ik praat alleen nog maar tegen Chaweriem (ingezetenen van kibboets Lahav, KtH), want als Amnon opgekrast is, komt er wel weer een ander. Waarschijnlijk krijg ik in het weekend bezoek van een Hollands meisje ‘Channah’ uit een andere kibboets, ze schreef me een brief, ik weet niet of ik het je verteld heb, ik geloof het wel, en ik piekerde me suf wie het zijn kon. Ineens wist ik het, en ik schreef haar terug, vandaag kreeg ik een brief dat ze misschien vrijdag komt, ze kan hier logeren, dat kan, heel fijn is dat. Het zal wel fijn zijn om weer eens even je in je moedertaal te kunnen uitdrukken, en tegen iemand die hier ook pas is, die je dus echt kan begrijpen, tenminste dat hoop ik.
    Gisteravond was ik woedend, ik kon niet slapen tot half een door het geklets van Moshé en zijn vriendin. Om kwart over twaalf bonsde ik woedend op de muur, maar wat ik verwacht had, ze trokken zich er niets van aan, het is werkelijk gewoon of ze bij je in bed liggen, want er zit een grote kier tussen de muur. Ik kan duidelijk hun licht zien branden. Vanavond begon ik, terwijl Moshé in de andere kamer zat (alleen) de kier met veel geritsel met W.C.papier dicht te plempen, ik duwde voortdurend nieuw papier erin, het wilde maar niet dicht, ineens kreeg ik in de gaten dat ik het er gewoon doorheen duwde, Moshé’s kamer in, en aan de andere kant bleef het doodstil, hij moest het zien, want ten eerste kon je het goed horen, ten tweede was hij er, en ten derde is de kamer heel klein, ik plempte voorzichtig door, maar ik begon langzaam een stikkende lachbui te krijgen. In ieder geval is het nu tenminste dicht, dat zal wel iets schelen. Ik moest het wel ’s avonds doen omdat ik aan het licht kon zien of het goed dicht was.
    Vanmorgen was het zo koud, dat ik met doodsverachting mijn kachel heb aangestoken, hij ging gewoon aan, dat had ik nooit verwacht, want hij is gloednieuw. Hij geeft niet zo heel veel warmte, maar het is ook niet zo heel koud.
    Ik word steeds ingenieuzer, Klaas drinkt nooit melk, maar ik dacht dat hij het misschien thuis wel zou drinken. Ik heb nu een blikje, daarin doe ik melk die ik uit de keuken haal, en dan warm ik het au bain marie in mijn koemkoem (ketel) en dan drinkt hij het, twee keer per dag, dat is een zorg minder. Als hij in het kinderhuis zit, dan gaf ik hem ’s middags, de melk op school is hem te koud, en in de eetzaal moet je een uur wachten voor je het krijgt, en dan is het hem te heet.
    Hij heeft op school een prachtig oorlogsschip getimmerd, met een raket, twee mannetjes, een stuur, een mast, een kajuit, heel mooi. Hij kan daar timmeren aan een echte werkbank met echt gereedschap. Niemand timmert echt iets, ze slaan alleen spijkers in stukken hout. De man in het magazijn bewaart al dozen voor hem. Liefje, ik ga slapen, veel liefs en sterkte,
Ursula.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten