maandag 1 maart 2021

 

                                (illustratie van Ursula ten Holt - Roth voor N.I.W.)

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 20)

Lahav, vrijdag 12 november 1965, Ursula

lieve Kees,

gisteravond kwamen Eri en Michal mij opzoeken, wij hebben een paar uur zitten praten in een lege kamer naast de mijne, ik verwachtte al een gesprek en ik was blij dat ze kwamen. Er is enorm gepraat, ik weet niet eens precies hoe ik het je allemaal moet uitleggen. Er is inderdaad in een vergadering over gesproken of ik misschien beter naar een andere kibboets kan gaan. De reden is deze, er is hier in deze kibboets (lach niet) in ieder geval nooit een man voor mij te vinden, om de eenvoudige reden dat er alleen nog maar ongetrouwde mannen van in de twintig zijn. Ik had dat trouwens allang wel gezien en Michal had het al een keer tegen mij gezegd. Nu zul je zeggen, dat is niet direct aan de orde, maar zij zeggen dit: als jij hier niet trouwt, dan word je niet gelukkig, en dan wordt je kind het ook niet.
    Nu is het zo dat ze me niet meteen willen overhevelen, maar ze gaan wel eens informeren, maar tegelijkertijd het hier ook proberen, ik weet niet precies wat ze willen, maar ik heb gezegd ‘doe maar’. Ze zijn echt heel verantwoordelijk hoor, het is wel duidelijk dat ze de verantwoording op zich nemen, omdat ze me hier hebben laten komen. Ik zou dan b.v. eens hier en daar kunnen gaan kijken, en als het me ergens bevalt (dus in een grotere kibboets) dan b.v. zeggen ‘ik wil hier wel blijven’. De moeilijkheid zit hem ook niet in mij, maar in Klaas. Niet dat hij zo moeilijk is, maar toevallig zijn de omstandigheden in deze kibboets niet zo gunstig, in het kinderhuis van Klaas is een groepje kinderen dat erg lastig is, dat heb ik zelf nu zo langzamerhand ook wel door. Ze zijn niet allemaal van dezelfde leeftijd, de helft leert en de andere helft niet. Edna heeft haar handen vol.
    Nu komt er binnenkort iemand, een meisje van een andere kibboets, en die kan misschien het grootste deel van haar tijd aan Klaas geven, om hem Hebreeuws te leren en hem te assimileren. Gaat het niet, dan is het beter dat ik niet eerst een jaar hier blijf zitten en dan pas naar een andere kibboets ga, maar dat ik b.v. over twee maanden als we iets meer kunnen zien, het in een grotere kibboets met meer kinderen en betere schoolaccommodatie en meer ervaring en b.v. Hollanders in de kibboets, het probeer. In ieder geval gebeurt het niet van vandaag op morgen, er wordt eerst gekeken of het hier gaat.
    Ik kan wel zeggen dat het met Klaasje nu iets beter gaat, hij verstaat iets meer Iwriet, hij is er trots op als hij iets in het Iwriet weet, hij zegt ook uit zichzelf Shalom en Lajla Tov (goeie nacht). Hij heeft al gezegd dat hij hier best wil wonen en hij is al een beetje bevriend met Raneen Doron. Het jongste zoontje van Eri en Michal. ‘Ofer’ is dol op mij. Michal vertelde me gisteren dat, als hij ’s middags thuiskomt uit zijn kinderhuis, dan roept hij altijd, ‘waar is pappie?’, maar sinds een paar dagen roept hij ‘waar is Oersoelah?’. Hij is een schatje, hij lacht allerliefst en onweerstaanbaar. Klaas wil ook altijd graag naar Eri en Michal toe. Hij speelt daar heel lief met de bouwdoos, hij bouwt heel keurig Lahav, met alles erin.
    Weet je Kees, als ik nu in deze kibboets niet kan blijven, wat ik aan de ene kant erg jammer zou vinden, want het is geloof ik een fijne kibboets, rustig, klein, een mooie omgeving, aardige mensen, maar als ik er toch weg moet, dan zou ik liever naar een kibboets gaan waar b.v. geen varkensvlees gegeten wordt en waar men niet zo enorm a-religieus is. Want ik voel het als een groot gemis en als iets heel onrustigs. Je kunt b.v. gewoon niet zeggen dat je wel eens naar Sjoel wilt, ik durf er niet eens over te beginnen. Maar ik durf ook niet te zeggen dat ik misschien liever niet meer in een Mapam kibboets wil (Mifleget HaPoalim HaMeuhedet ‘Verenigde arbeiders partij' was een Marxistische politieke partij in Israël, KtH), want dan kan Eri me ook niet meer helpen.
    Ik had het er met Charlie over, over dat a-religieuse, wat hem ook erg stoorde, hij is ook naar een andere kibboets gegaan, hij eet ook geen varkensvlees, maar dat vlees zit hier overal in, in alles, in de soep, in rijst of iets dergelijks, je eet het toch. Vanavond lagen er plakken duidelijk varkensvlees en plakken tong, ik nam tong, maar het was ook varkenstong. En in het kinderhuis eet Klaas het ook, hij eet wel nooit vlees, maar op een ogenblik gaat hij het toch eten. Het is erg verwarrend. Het enige wat ze wel doen is de vrijdagavond echt vieren. Er is altijd iets bijzonders, voor de kinderen spelletjes, taart en film en voor de volwassenen heel lekker eten en daarna een concert of film of een lezing en er wordt gezongen. Naar het concert kon ik vanavond niet gaan, natuurlijk. Ik heb trouwens ook geen zin, ik heb erg veel rust nodig, ik ben doorlopend moe, hoewel ik me aan de andere kant ook heel goed voel. Wat wel erg is, is dat ik zo veel eet, ik eet continu, ik heb ook altijd honger, maar ik voel me dikker worden en het is niet prettig, het is benauwd. Ik neem me telkens voor minder te eten, maar zodra ik aan tafel zit, eet ik me ziek.
    O ja, ik ga werken, ik krijg werk bij de kinderen, dat zal een hele verbetering in de situatie brengen, want ik ben ervan overtuigd, dat als Klaas ziet dat ik moet werken, hij dan minder aandacht zal opeisen en wel zelfstandiger zal worden. Een ding is me van mezelf erg meegevallen, n.l. dat ik me zo gauw heb aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, b.v. geen eigen spullen, niet zelf koken, geen geld, niet zomaar weg kunnen gaan, b.v. als ik iets niet heb, het niet kunnen kopen en het dan maar niet hebben. B.v. ik heb geen bloes, ik draag nu rustig mijn blauwe pyjamajasje als bloes. Ik ben er allang aan gewend om voor alles een eind te moeten lopen, ik vind het zelfs prettig. In mijn huisje voel ik me echt thuis, ik vind het heel prettig dat het zo klein en leeg is, het is in een ommezien brandschoon, aan alle muizen, torren, vliegen, hagedissen, slangen ben ik al gewend, en ook aan de miljoenen en miljoenen mieren. Het stikt hier van de beesten, als je een plank of steen opraapt, zit er van alles onder. Het doet me niets.
    Als ik geen heimwee heb zoals op het moment, en Klaas doet zijn best, zoals nu, heb ik een makkelijk leven, maar ik werk ook nog niet. Ik leer wel veel Iwriet, maar verder heb ik niets te doen. Ik moet wel steeds met Klaas dingen doen, maar ik deel mijn tijd wat beter in, er is regelmaat, en dat is erg gezond. Ik voel me ook veel en veel rustiger worden. Het is zo wonderlijk, Kees, om in dit land te wonen, waar ik zoveel over heb gedacht en ook naar verlangd. Vanmiddag stond ik bij de electricien ‘Gaby’ te wachten op mijn lamp, hij was hem aan het maken, ik keek naar het zonovergoten landschap, de huisjes, de werkplaatsen, het leek zo onwerkelijk dat dit nu Israël is, dat ik hier ben, hier loop. Het is toch een heel ding om hier zomaar te zijn en iedereen vindt het best dat je komt, en doet maar van alles voor je, en dit land is zo oud en het is weer nieuw en echt en levend, het is echt een wonder. Het is gewoon een land met mensen erin, en het is ook anders, iets bijzonders, ik kan het niet goed zeggen. Ik sta nog steeds met verbazing te luisteren naar hun spreken, in het Iwriet, ze spreken het gewoon en het is al zo lang niet meer gesproken, maar het is gewoon hun taal. Heel wonderlijk.
    Liefje, ik schrijf je gauw weer, veel liefs,
Ursula.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten