maandag 8 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 25)

 

Lahav, donderdag 18 november 1965, Ursula

Lieve Kees,

(het is nu donderdag 18 november, ik heb me gisteren in de dag vergist) het is al elf uur en dus heel laat voor iemand die om vijf uur op moet, maar ik wil toch nog schrijven. Ik heb de hele avond bezoek gehad van Michal en Edna om over Klaas te praten. Ik moet zeggen dat Edna wel goed weet hoe zij met een kind moet omgaan, zij begrijpt heel goed wat er met Klaas is, de grote moeilijkheid is het contact. Ik heb wel weer het gevoel dat ik in alle opzichten gefaald heb, niet dat zij zoiets heeft gezegd, maar ik heb toch het gevoel dat ik alles verkeerd heb gedaan. Ik heb nu wel meer het gevoel dat ik iets meer houvast heb, dat ik iets beter begrijp wat mijn houding moet zijn.
    Gisteravond om ongeveer een uur of vijf zat ik in mijn kamer, Klaas was bij die jongelui die achter mij wonen, ik had de hele kamer met chloor gedweild om die ontzettende stank weg te krijgen, de kamer was brandschoon en kaal, er brandde alleen een bovenlicht, ik zat op mijn bed, met mijn jas aan, grote dikke schoenen aan mijn voeten en ik rookte een cigaret, en het was koud. Ik zag mijzelf zitten in de ongezellige kamer, Klaas ergens anders, en ik voelde me helemaal niet gelukkig. Je kon dit bepaald geen thuis noemen. Ik had ook geen zin om bij iemand op bezoek te gaan, ik vond het overal even ongezellig, ik dacht vooruit, ik ga even naar Nomi en Motke vragen over Be’er Scheva, ik liep naar het andere huisje en in deze kamer zaten op vier bedden vier mannen met Klaas. Ze hadden de grootste pret, dat moet gezegd. Deze kamer was nog erger dan een kazerne, heel klein, tegen iedere muur een bed, een houten krukje met een pick-up en een tafeltje met een aquarium waarin een zielig visje dat nooit eten kreeg. Mijn meubels zijn keurig, maar deze waren ontzettend aftands, enfin, ik kreeg wel lekkere Turkse koffie en Klaas kreeg thee. Ze waren heel lief voor Klaas. Wij gingen toen weg. Maar vandaag dacht ik, ik ga niet weg, ik blijf thuis en maak het gezellig. Het lukte wel aardig, ik heb een, al zeg ik het zelf, prachtig karretje voor zijn locomotief gemaakt, toen heb ik een groot vel wit papier tegen de muur geprikt, en hij is daarop gaan tekenen. Vervolgens hebben we motorbootje gespeeld. Ik zal proberen het iedere dag zo te doen en niet meer zoveel heen en weer te rennen.
    Om drie uur vanmiddag kwam ineens weer Charlie, ik heb hem zowat weggekeken, en zei dat ik weg moest, hij ging al gauw weg, het was wel zielig want hij had een grote zak snoep voor Klaas meegebracht, maar ik erger me aan hem, dat komt omdat hij me zo heeft lastiggevallen. Als hij weer komt zal ik wat vriendelijker zijn, maar je moet zo oppassen. Toen ik gisteren bij die lui koffie had gedronken, later op de avond, ik stond Klaas z’n schoenen te poetsen op de galerij, toen kwam er een vragen of ik bij hem op bezoek kwam. Na nog een poosje praten zei ik dat ik geen eten had voor de konijnen en hij beloofde het uit de keuken te zullen meebrengen, even later kwam hij kloppen om te zeggen dat hij het had, ik zei ‘hartelijk bedankt, geef het ze maar’, even later kwam hij kloppen om te zeggen dat hij het gegeven had. Hij wilde graag binnen, maar ik zei dat ik bezoek kreeg. Vanmiddag toen ik lag te slapen werd er tot twee keer toe op de deur gebonsd, dat moet hij wel geweest zijn want Michal of Nomi of Eri of Motke of Charlie roepen altijd hun naam.
    Maar ja, dit is niet het belangrijkste. Belangrijk is dat ik geen vaste grond onder de voeten heb. Hoe krijg je die? Je moet precies weten wat je wilt, en ik weet het niet. Ik ben ontzettend moe, ik lees niets. Ik leef nauwelijks. Op het moment weet ik niets meer. Er is nauwelijks iets leuks, er is een ontzettende sleur, zoals ik die nooit gekend heb, dat komt omdat ik me niet vrij bewegen kan. Ik kan niet zomaar weg, ook niet ’s avonds of op sjabbat, want er is geen bus, en je moet dat eerst vragen, en er moet iemand zijn die gaat, ik zal er allemaal wel achter komen, die jongens achter gaan twee maal per week naar Tel Aviv, ik kan met ze mee, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Ik heb ook helemaal geen geld. Ik wou je trouwens nog vragen of je misschien in een brief eens een Israëlisch bankbiljet kunt sturen, dan kan ik iets voor Klaas kopen al ik in Be’er Sheva ben. Ik heb nog wel de twintig pond, daar wil ik ook iets voor kopen met Klaas. Een dezer dagen zal ik toch wel eens in Be’er Sheva komen, ik wil alleen zo graag op mezelf met Klaas gaan, niet eeuwig met iemand mee zijn. Ik wil hem iets van speelgoed kopen en een hele zak vol lekkers, maar ik kan het niet goed doen als er iemand bij is.
    Kees, al mijn problemen die ik je schrijf, die blijven tussen jou en mij, dit is allemaal veel te moeilijk en te intiem om iemand in te betrekken. Klaas is een groot probleem, hij moet rust hebben, hij is op het moment mijn hele aandacht en zorg, ik denk in alles het eerste aan hem, hierin word ik gelukkig ten volle gesteund door de kibboets, maar het is heel moeilijk. Ik wil ook graag rust en een thuis, om mijn kind op te voeden, en zelf gelukkig te zijn.
    Ik wilde dat ik een oplossing zag. Ik heb niet het gevoel dat ik in deze kibboets mijn hele leven wil blijven en er mijn kind wil laten wonen, hoewel het er heel goed is. Wat ik moet doen weet ik niet, voorlopig blijf ik hier, ik ga niet rondzwerven.
    Liefje, het is nu zo laat, ik ga echt naar bed, ik denk veel aan je, laten we de moed niet verliezen,, er moet een oplossing zijn, als je het echt wilt.
Ursula.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten