woensdag 3 maart 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 23)

 

Lahav, 17 november 1965, Ursula

Lieve Kees,

gisteren kon ik je niet schrijven omdat ik eindelijk eens de kibboets uit ben geweest. Motke reed met de bus een paar mensen uit Lahav en een heel stel mensen uit Schoeval, dat is een andere kibboets ergens naar het noorden, naar een soldatenkamp, waar een soort reünie was van ouders en vrienden en familieleden van de dienstplichtigen. Het was een urenlange rit, maar ik kon eens goed rondkijken. Het is een vreemd land met veel tegenstellingen. Heel armoedige huisjes, werkelijk onvoorstelbaar, en hele mooie huizen, het is hier allemaal niet zo keurig als in Holland, de wegen niet, de bussen en auto’s niet. Het lijkt er niet op, misschien wel in grote dure steden, maar waar ik was dus niet. Je moet er wel even aan wennen, maar toch is al die luxe niet nodig eigenlijk. Ik heb bijvoorbeeld gemerkt hoe gauw ik aan mijn huisje was gewend. En b.v. gisteren kon het mij ook niet zoveel schelen om opgepakt met Klaas op schoot een hele tijd in de bus te zitten en zo een dikke boterham met ei zonder zout of kip met tomaat en appels te eten en in het soldatenkamp met Klaas eerst op mijn schouders te staan en later bovenop een huisje, en niet op een terras bier te zitten drinken. We kregen wel limonade later. Het was wel aardig zo’n soldatenkamp te zien, tenten en huisjes, en meisjes in elegante uniformen, we zagen ze langs marcheren, de meisjes liepen zoals alle meisjes van twintig lopen, en de jongens marcheerden echt.
    Verder was er een bonte verzameling van mensen, jongens met baarden en keppeltjes, jongens zonder baarden en met keppeltjes, jongens zonder keppeltjes, jongens met oorlokken, jongens met lange zwarte jas, breedgerande hoed en oorlokken, oude mannen met zwarte hoed en baard, vrouwen met een hoofddoek, een Jemenitische vrouw in volle klederdracht, joden zo zwart als roet. Er was alles en iedereen, alles waar je wel eens plaatsjes van gezien hebt. Het was heerlijk. Toen we teruggingen was het al donker, de zon was vlammend en indrukwekkend ondergegaan. Motke scheurde langs de weg, Klaas maakte grapjes met een heel aardig meisje dat naast me zat (van Schoeval) en na verloop van tijd sliep iedereen.
    In Petach Tikva stopte de bus, en iedereen stapte uit om ijs of iets lekkers te kopen, heel naar voor Klaas, maar gelukkig kwam Motke en nam hem mee, gaf hem ijs, gebak en nootjes en ook nog gebak voor mij. Heel lief, maar Motke is een heel aardig iemand, die niet erg gelukkig is, geloof ik, want het is nu wel duidelijk dat Motke en Nomi voortdurend en voortdurend ruzie maken. Dat komt geloof ik ook wel omdat Nomi altijd moe is en dus prikkelbaar.
    Er is hier vandaag (woensdag 17 nov.) een heel leger soldaten en soldates aangekomen. Ik moest uit mijn kamer, want in de voorste huisjes komt het leger bij elkaar. Dat moet, want er mogen geen civiele personen tussen wonen. Wij, Klaas, Moshé en ik moesten helemaal naar achteren verhuizen, en wie zijn kamer kreeg ik? Juist! Die van Charlie. Het is in sommige opzichten een hele achteruitgang, ik zit nu ontzettend ver van de W.C.’s en de douche af, en ook van de rest van de kibboets. De kast is van boven stuk, maar het ergste was de smerigheid van de kamer en de stank die er bijna niet uit te krijgen is, volgens mij van Charlie z’n zweetvoeten. Eerst was ik wel boos, ik kon geen tent meer maken voor Klaas, en de stopcontacten waren ook heel onhandig. En wat vond ik in de kamer? Alle vaasjes, schilderijtjes en rotzooi die ik naar Charlie had teruggebracht.
    Maar er zijn ook een hoop voordelen. Ik heb aan Moshé een rustige buur, niets te horen, de deur klemt niet, de kast is veel ruimer en Eri heeft er nieuwe planken in gedaan, en verder is de kamer handiger in te delen, en ik heb op de tent van Klaas al iets gevonden, verder is dit galerijtje erg mooi, hoog, begroeid, en er is een keurig tuintje en een paar mooie, hoge bomen. En verder is het hier heel rustig en stil, het ligt echt helemaal achteraf. Ik heb ook een veel beter bed, het is zachter en breder. Ik heb alle muren en de vloer en de kast afgesopt, dus het ziet er heel keurig uit. Er staat een heel mooie, uitgeholde steen voor de deur, met een plant erin en die heb ik binnen gezet. Onze tuin zal wel gauw weer rommelig worden want ik heb er geen tijd voor, en Moshé zal het ook wel niet doen. Charlie heeft het allemaal zo keurig gemaakt.
    O ja, wat ik je nog wilde vertellen over gisteren. Er reed een auto langs, vol Arabieren en ook vrouwen, die zagen er prachtig uit, helemaal behangen met munten, en opgemaakt tot en met, met schitterende zwarte ogen. We reden ook een hele tijd achter een legerwagen vol met jongelui die een heel eigenaardig spel speelden. Ze zaten in twee rijen tegenover elkaar, en dan begonnen ze in hun handen te klappen en op hun knieën te slaan, precies gelijk en in steeds sneller tempo, ineens hielden ze dan op en onder dolle pret werd er van plaats verwisseld en dan begon het weer van voren af aan. Het fascineerde me zo dat ik een hele tijd vergat ergens anders naar te kijken. Vervolgens reden we achter nog een klein legerwagentje waarin ook al weer zeer interessante mensen zaten, alle mannen met keppeltjes en de meisjes hadden lange dikke vlechten, maar wel broeken aan, ze waren zeker van een kibboets, ze zaten ook heel opgewekt naar ons te kijken.
    Ik heb mijn ogen uitgekeken naar de mensen, het is niet voor te stellen wat voor een types je hier ziet. Toen ik op het dak van het huisje stond heb ik geen ogenblik naar de exercerende soldaten gekeken, maar alleen naar de mensen. Achter me werd Spaans gesproken, en op de grond stond een elegante, orthodoxe familie met Swissair op hun tassen. De grond daar, en voor zover ik het gezien heb bijna overal, is rood. Fijn roodbruin tot helder roodoranje stofzand. Nu begrijp ik ook waarom het Hebreeuwse woord voor grond ‘Adama’ is, en het woord voor rood ‘Adom’, en het woord voor mens (die immers van stof is gemaakt) ‘Adam’.
    Ik weet nu ook hoe ze een moeras droogmaken, ze planten Eucalyptusbomen, want die zuipen water. Er zijn hier helemaal geen muggen, dat komt natuurlijk omdat er geen water is. ’s Avonds kun je je deur wijd openzetten, overdag niet, dan zwermen er honderden vliegen binnen. Waar die ’s avonds zijn, weet ik niet, misschien gaan ze dan dood en komen er ’s morgens weer nieuwe. Die vliegen zijn walgelijk, ze zitten voortdurend op je.
    Overmorgen kan ik meerijden naar Be’er Sheba, daar verheug ik me erg op. Dan kan ik, denk ik, gewoon rustig met Klaas daar rondlopen en alles op m’n gemak bekijken. Moshé is niet zo rustig als ik dacht, het is nu elf uur en hij zet nu de radio hard aan. The Beatles, Help, of zoiets. Ja, het is Help. Had ik nooit achter hem gezocht, met z’n konijntjes. En hij speelt accordeon, maar die Israeli’s spelen dat zoals de Fransen, en het is een Arabisch programma. Maar nu heeft hij dan ook iets heel afschuwelijks op, een soort Engels slaaplied of zo. Hij mag hem wel aan hebben, maar dan moet hij iets behoorlijks opzetten.
Liefje, ik ga slapen als het kan.
Veel liefs,
Ursula.




 









Geen opmerkingen:

Een reactie posten