dinsdag 30 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 42)


 

Lahav, maandagavond 6 december 1965, Ursula

lieve Kees,

dit wordt het vervolg dus van de andere brief. We zaten in een café waar we niet naar de W.C. konden, dus zijn we naar het kantoortje teruggegaan en daar kon ik naar de W.C. Toen ik er uitkwam stond de kaartjesverkoper met Klaas te praten, die had hem verteld dat we uit Holland kwamen, hij vroeg me uit welke stad, en toen ik ‘Amsterdam’, zei, zei hij tot mijn verbazing ‘daar ben ik in de oorlog geweest’ ???? ‘Met het Engelse leger,’ zei hij er toen bij. ‘O,’ zei ik. Het leek wel Oostenrijk, dacht ik.
    We gingen daar zitten wachten en ik bekeek de mensen om mij heen, daar was wel wat aan te zien. Er zat een oude, dikke, blinde vrouw die er ontzettend armoedig uitzag en een dikke, slapende baby in haar armen hield. Naast haar zat een oriëntaalse vrouw, die kennelijk bij haar hoorde en, denk ik de moeder van de baby was, volkomen afgesloofd, somber en uitgeblust, maar vast niet oud, en toch al oud. Daarnaast twee jonge oriëntaals uitziende meisjes met schitterende zwarte ogen. Naast mij zat een elegant meisje, waarmee ik in gesprek raakte omdat ze mijn Joegoslavische schoenen zo mooi vond. Het gesprek was niet interessant.
    In de bus zat ik naast haar, maar schuin voor mij zat de andere dikke, blinde vrouw naast nog een zeer oriëntaals uitziende vrouw, ook armoedig en uitgeblust, maar toch nog wel met een soort gratie. Ze droegen allebei ingewikkeld gevouwen hoofddoeken. De blinde vrouw viel in slaap tegen de andere vrouw aan, die beschermend haar arm om d’er heen legde, maar na een poosje ging de blinde overeind zitten en riep heel angstig iets en begon vervolgens over te geven op de grond. Ze veegde haar gezicht af aan haar jurk, die sowieso al erg vuil was. De andere vrouw bekeek haar met een soort berustende, toch nerveuze afkeer. Bij de volgende halte riep de blinde vrouw weer iets, waarop van achter uit de bus een jongeman kwam, haar onder de arm nam en met haar uit de bus verdween, haar ondersteunende. Ik denk dat hij haar zoon was. Daarop haalde de andere vrouw een stuk brood tevoorschijn en begon te eten.
    Bij de volgende halte, of nee, nog bij dezelfde halte stapte een jong meisje in, heel mooi, dat erg op Kiki leek (Kiki Amsberg, vriendin van mijn ouders, KtH), ging ernaast zitten en zette haar tas op de grond in de kots en begon schrijfoefeningen in schriften na te kijken, dus een onderwijzeres.
    Klaas sliep inmiddels allang op mijn schoot. Enfin, eindelijk om kwart voor vijf waren we bij Beet Kamma, daar moesten we nog een kwartier wachten in de ondergaande zon, tot Motke met zijn bus kwam om vijf uur, en toen was het al donker. En nu ben ik weer thuis. Het was echt een geslaagde dag. Motke was blij verrast dat hij ons weer heelhuids zag, hij had me allerlei telefoonnummers gegeven in geval van nood, tot hij me de stuipen op het lijf joeg.
    Maar in Jeruzalem gaat het gewoon net als in Amsterdam, alles viel zo mee, en alles was zo goedkoop, en fooien geef je nergens. Ik had nog 27 lire over. Ik ga zo gauw als het kan nog eens, er is nog van allerlei dat ik wil zien. Jeruzalem is niet groot, je kunt een heleboel belopen. Liefje, ik ga slapen. Tot mijn grote teleurstelling was er vandaag weer geen post van je. Raak nu maar niet in paniek, het komt wel. Ik hoop dat er morgen wat is.

Dinsdagochtend 7 december
Liefje, ik heb de hele nacht van je gedroomd. Toen ik wakker werd, was Klaas boos aan het schreeuwen. Ik moet eraan denken dat hij toch wel steeds brutaler en ongezeglijker wordt. De kinderen hier maken hem ook brutaal, hij heeft een akelige manier van napraten ontwikkeld, die hier de gewoonte is, en ook een nare manier van meteen te dreinhuilen als iets hem even niet bevalt. Het maakt me toch wel erg bezorgd, ook zijn grenzeloze brutaliteit. Hij is wel lief, maar niet te geloven brutaal. Misschien is het toch beter als ik zo gauw mogelijk terugkom. Ik wou dat er vandaag post van je kwam, en dat je mij steeds expresse schreef. Het is allemaal erg belangrijk. Klaas is zo humeurig. Ik kan hem haast niet aanpakken. Als er iets moet gebeuren dat hij niet wil, b.v. opstaan, wassen, enz. dan is het zoiets van ‘O moet ik nu dit of dat?’ op een toon van ‘ik heb het al zo slecht,’ daarom is het misschien beter als ik maar gauw terugga, ik weet het soms gewoon niet meer. Schrijf me nu toch gauw en veel.

Dinsdagavond
Vandaag heb ik bij Nomi op de afdeling gewerkt. Ik heb eerst met een elektrische naaimachine leren omgaan, en toen luiers omgezoomd. Dit is wel een gezellige afdeling, er zitten nooit meer dan drie mensen te werken, er komen wel veel lui binnenlopen om kleren te passen. Om tien uur drinken ze koffie met van allerlei erbij. Dat vind ik een reuzenidee, dan komen de mensen van de wasserij ernaast ook. Nadat ik om één uur Klaas in bed had gestopt, ben ik er weer gaan werken. Om twee uur heb ik Klaas gehaald, die lief heeft zitten tekenen, en om drie uur ben ik gestopt. Toen verdween Klaas, en ik heb hem pas om zeven uur ’s avonds weer gezien, al die tijd had hij bij Uriël gespeeld, hij kwam alleen om half zeven even thuis om zijn puzzel te halen. Ik ben er wel blij mee, ik kon nog rustig even slapen en zitten lezen. Ik voel me weer niet lekker, het is weer hetzelfde geloof ik. Ik heb maar gauw weer pillen geslikt. Er was nog altijd geen post van je, wel een brief van mijn vader. Hij vond het hogelijk interessant dat ik hier zit, hij wist er inderdaad al iets van af. Hij vroeg wel wanneer ik weer terugkwam.
    Het begint hier nu al aardig koud te worden, wel is het nog steeds zonnig. Overdag kun je nog zonder jas, maar ’s avonds is het gewoon koud. Er moet ook echt regen komen, anders verdrogen de akkers. Het is nu overal groen op de velden. Ik hoop dat ik nu gauw een huis krijg, want ik vind het maar koud om ’s morgens naar de douche te gaan. Ik kan gewoon niet meer opstaan, ik heb zo’n slaap de hele dag. Dat komt ook omdat ik me niet lekker voel. Klaas is lief gaan slapen, hij bedacht uit zichzelf dat hij voortaan lief en beleefd zou zijn.
    Ik heb van Schlomiet een paar Engelse kinderboeken geleend, die vertaal ik nu voor hem. Het gaat reuze, ik vertaal vlot terwijl ik lees. Het is natuurlijk heel eenvoudig Engels. Ik ben wel blij dat ik iets heb om voor te lezen, ik heb totaal geen fantasie om zomaar iets te bedenken, en hij heeft er echt behoefte aan.
    Nu is het half tien en ik val alweer om van de slaap. Het is ontzettend vervelend, ik doe gewoon helemaal niets meer op een dag, ik lees haast niets meer, ik word er doodmoe van. Ik moet allerlei mensen een brief schrijven en ik heb er gewoon geen zin in. De dag is toch zeer inspannend geweest, eerst in de Beet Jeladiem wat geholpen, toen naar Nomi, toen eten en Klaas in bed leggen, toen weer naar Nomi, het is een reuze geren heen en weer. Klaas kan denk ik wel over een poosje in het kinderhuis, maar er is geloof ik geen bed voor hem. Ook b.v. ’s avonds moet ik om zeven uur eerst met hem naar het kinderhuis, dan naar de eetzaal, dan weer naar huis hem melk geven en in bed leggen. Als ik met alles klaar ben is het negen uur, half tien, dan ben ik doodmoe. Ik wil toch nog wel even schrijven en lezen. Ik schrijf je morgenochtend verder. Welterusten.

Woensdag 8 december.
Het is half acht, wij moeten weg maar Klaas wil niet opstaan. Ik kon trouwens zelf ook niet opstaan, ik doe maar net als de mensen hier, ik was me niet, vanmiddag heb ik veel meer tijd. Van dat neurotische schoonmaken ben ik ook aan het afkomen, ik was mijn vaat met een dweil, je moet hier wel, want soms, zoals vanmorgen, is er gewoon geen water. Ik had gelukkig nog wat water voor koffie in mijn koemkoem (ketel) zitten, ik ga nu Klaas maar weer eens porren.
    Nog eventjes iets opschrijven wat me zo opviel, ik kleedde Klaas aan, op zijn bed, toen hij aangekleed was, stapte hij zo de deur uit de frisse lucht in, ik zit hier de hele ochtend met open deuren en ramen, dat is wel heerlijk.

’s Middags half vijf
Kees, wil je mij het adres geven van Nic en Kiki en Joost en Ria, dan stuur ik die een kaart, want ik heb er een paar in Jeruzalem gekocht. Ik stuur er ook een aan Jan en een aan Froukje, ze zijn identiek want ik kon niets anders krijgen. Ik heb een heel aantal brieven en kaarten geschreven vandaag. Ik moet er nog een heel stel meer. Bah. Omdat ik alles driedubbel moet vertellen is er niets aan, snap je, ik schrijf eerst altijd alles aan jou, vervolgens schrijf ik nog heel wat in mijn dagboek en dan nog zo hier en daar wat aan een kennis. Ik heb nog steeds geen post, er moet ergens een staking zijn, dat kan niet anders. Ik vind het erg vervelend. Iedere keer weet ik zeker dat er wat zal zijn, en dan is er weer niets. Ik heb de halve dag in de naaiafdeling gewerkt, Klaas is vanmiddag weer ergens anders gaan spelen, ik laat het nu maar even zo, omdat het wel ontspannend is, maar over een paar dagen wil ik hem ook wel weer een uurtje thuis hebben.
    Liefje, deze brief gaat op de post want hij is vol zoals je ziet. Er is ook niet veel meer te vertellen. Ik denk veel aan je, veel liefs en omhelsd, Ursula.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten