maandag 8 maart 2021

 

                                    Illustratie voor N.I.W. van Ursula Roth

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 26)


Lahav, zaterdag 20 november 1965, Ursula

Lieve Kees,

ik zou eigenlijk wel eens willen weten of je alle brieven die ik schrijf ontvangt, ik kan niet precies zeggen waarom, maar soms denk ik dat je sommige brieven niet gekregen hebt. Maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat je ze niet allemaal krijgt.  Vanmorgen toen ik met Klaas in de eetzaal zat, werd ik zonder dat daar nu juist een speciale reden voor was, overvallen door een hevige vlaag van heimwee en wanhoop, het was naar, want de tranen begonnen hoger en hoger te zitten en toen moest ik er echt uit, ik bracht mijn bord en glas weg naar de afwas ketel (dat doen ze hier zo) en daar stond Nomi. Ik zei in mijn verwarring in het Hollands ‘Hallo, hoe gaat het ermee?’ en zij zei zoiets van ‘Wat zeg je?’ Ik mompelde nog iets en liep weg de achterdeur uit met Klaas, mijn tranen begonnen te stromen en ik liep de kibboets uit.
    Wij liepen een eindje en gingen op een paar stenen zitten, Klaas trok er zich tot mijn verbazing niet veel van aan, wij keken naar de velden, waarop vlak bij de grens tractoren en landbouwmachines bezig waren, ik hoorde stemmen en dacht ‘dat is onmogelijk’, want ze kwamen duidelijk van de grens en niet van de tractors. Toen ik nog eens heel scherp keek, zag ik heel, heel in de verte twee kamelen (denk ik) met kerels erbij, die onder geroep van ‘ho’ of zoiets ook een piepklein stukje grond tussen twee heuvels in aan het beploegen waren over de grens in Jordanië. Jordaniërs dus.
    Het fascineerde me enorm, het was ook een romantisch gezicht, vooral ook de intimiteit, in vergelijking met de Israëlische tractors die enorme lappen grond beploegden. Het kalmeerde me helemaal. Het is onbegrijpelijk dat je zo ver kunt zien (omdat wij veel hoger zaten en omdat er niets tussen is dan akkers) en dat je zo ver kunt horen. Toen we terugkwamen liepen we weer langs de eetzaal, ik vroeg koekjes, limonade en thee, en ging met Klaas naar huis, we zaten daar nog heel gezellig, tot we moesten eten.
    In de eetzaal werd ik aangesproken door een soldaat die later erg vervelend bleek te zijn, hij liep met ons mee na het eten, hij vertelde dat hij niet bij de grote groep soldaten hoorde die net gekomen waren, maar dat hij hier een deel van zijn diensttijd vervulde als ‘Schomer’ bovenop de heuvel bij een waterreservoir. ik was er al meer geweest met Klaas. Hij begon me al tegen te staan, boven kwamen we nog een andere soldaat tegen die even met hem praatte en toen verdween. Onze soldaat, hij heet Amnon, kwam veel te dicht naast me lopen, ik werd ineens wantrouwig, ik dacht, misschien is het wel geen Israeli, misschien is het wel een Arabier en wil hij ons doodmaken, ik begon steeds harder de heuvel af te lopen, maar hij kan geen Arabier zijn omdat hij in de kibboets woont. Beneden bij mijn huis gekomen ging hij niet weg hoor, alleen eventjes om iets voor me te halen, hij was zo terug. Ik nog ‘nee, ik hoef niks’, maar hij kwam al terug met een blik pruimen op sap en een blik mais. Enfin, ik dacht ‘vooruit maar’, en deed het in drie kopjes, hij kwam weer zo vervelend steeds heel dicht naast me zitten en ik ging steeds ergens anders zitten, maar alles buiten op de galerij, want ik wilde hem niet binnen. Toen kreeg ik er zo schoon genoeg van dat ik zei ‘wij gaan naar binnen, we gaan slapen, dag Amnon’. Hij ging meteen weg.
    Toen heb ik binnen voor Klaas een beeld van een locomotief (al zeg ik het zelf) gemaakt, van een schoenendoos, een W.C. (binnen) rol, twee doosjes, een stuk gegolft papier, stukjes zilverpapier, krijt, gekleurde papiertjes. Beeldig. Ik wist niet dat ik zoiets kon. Heel kleurig. Maar toen ging Klaas naar buiten en ik hoorde dat hij geroepen werd, ik pakte gauw mijn tas met een boek en liep de deur uit. Hij was het en hij vroeg of ik een kop koffie voor hem wilde maken want hij had geen keteltje. Ik zei ‘nou goed,’ want hij had koffie en suiker meegebracht. (je moet weten dat hij het me al eerder had gevraagd, maar toen had ik gezegd dat ik geen koffie had) Hij had ook handenvol snoep voor Klaas bij zich. Dus ik zette koffie, ondertussen praatte Klaas op de galerij met Moshé en maakte een tekening voor hem. Ik ging erbij staan en toen weer even binnen. Ik ging even op mijn bed zitten en hup, Amnon er naast. Ik stond op en ging op het andere bed zitten en zei dat hij zijn koffie moest opdrinken want dat ik weg moest. Na veel geteut was hij klaar, ik meteen weg, ik zei ‘ik ga naar de Gan Jeladiem’, maar hij liep mee, toen we er al vlakbij waren, zei ik dat hij niet mee kon. Eerst vond hij van wel, maar ik zei ‘nee’, hij vroeg nog wat ik morgen deed en hoe laat ik at. Ik zei ‘dat weet ik niet, ik moet morgen de hele dag weg.’ Hij hoepelde eindelijk op.
    Vind je zoiets nou niet ontzettend? Een engerd gewoon. Hij blijft gelukkig nog maar een week, ik ga morgen helemaal niet meer naar de eetzaal, ik woon hier gewoon in een soort achterbuurt. Ik zal blij zijn als ik in een stenen huis in het centrum zit. Ik lijk wel een soort prostitué. Van deze vent moet ik echt af, het is een  engerd. Enfin, maar ik heb nog wel iets leuks beleefd ook. Ik ben met Nomi en Motke, hun kinderen en nog een paar lui om vijf uur naar Be’er Sheva gereden, een fantastische rit per jeep door de woestijn. Van Be’er Sheva heb ik niet veel gezien want we gingen op bezoek bij kennissen van de Pelegs, maar het was fijn om er even uit te zijn. Om half acht waren we weer thuis.
    Gisteren wilde ik me ’s middags met Klaas douchen, maar de hele middag was het vol met naakte meiden. Eindelijk ging ik er dan maar tussen met Klaas, het was er bloedheet, vol stoom, net een Turks bad, en overal nudistes die allervriendelijkst lachten naar Klaas. Ik duwde hem ook maar onder een douche en ging zelf onder een andere. Zij zijn het allemaal gewend, maar ik heb de hele nacht van naakte vrouwen gedroomd. Ik begrijp toch echt niet waarom er geen hokjes zijn.
    Gisteravond (Moshé heeft zijn vrienden in het weekend bij hem in) begonnen hij en zij te zingen en gitaar te spelen, Israëlische liedjes, ik dacht ‘wat een vreemde muziek, mooi vind ik het echt niet’, maar vervolgens begonnen zij ‘Poupée de cire’ en nog meer bekende dingen te zingen, en toen hoorde ik dat ze ontzettend vals zongen.
    Liefje, ik ga slapen, het is half elf. Ik hoop dat ik me morgen niet al te down voel. Ik doe mijn best om het voor Klaasje zo gezellig mogelijk te maken, ik pep me ook op om met hem te stoeien, want dat wil hij graag, en hij wordt steeds wilder, het is gewoon al te wild soms met hem. Ik heb ook een stuk van een verhaal voor hem opgeschreven, dat vertel ik hem, en dan schrijf ik er weer wat bij. Ik heb gisteren ook een zaklantaren voor hem gevraagd, maar die is nu stuk. Ik breng hem wel terug en vraag een nieuwe,
Liefje, veel liefs, Ursula, schrijf me veel.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten