maandag 22 maart 2021

 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 35)


 

Amsterdam, maandag 30 november 1965, Kees

Sweet Ursula,

ik kwam thuis uit Aalsmeer om één uur en vond je brief van woensdag 23 november. Ik ben blij dat je zo eerlijk bent, ook in het vermelden van Klaas z’n gevoelens. Wij zijn te oud geworden om elkaars gevoelens voortdurend te hoeven sparen, en omdat ik geloof dat we allebei van goede wil zijn, helpen we onszelf en elkaar meer met eerlijkheid dan met halve waarheden en hele leugens. Wat zijn onze stemmingen veranderlijk. We schrijven elkaar beurtelings sombere, opgewekte, emotionele en ingehouden brieven. Ik wacht op antwoord op mijn vorige drie brieven, waarin ik je iets heb proberen te schrijven over mijn gevoelens voor jou, voor Daniëlle en de rest van de wereld. Ik hoop dat je ze krijgt. Een paar brieven heb je kennelijk niet gelezen, anders zou je er wel op gereageerd hebben, hoewel je mij nu net schrijft dat je zou willen dat ik op een aantal vragen van je zou ingaan. Krijg ik ook niet al je brieven? Of denken we teveel aan onszelf, en wat we zelf willen zeggen?
    Je vraagt me nu wat je moet doen als Klaasje zo te keer gaat en je verwijt dat je hem z’n pappie hebt afgenomen. Wat vreselijk moeilijk moet dit voor je zijn. Hij maakt je een redelijk verwijt, maar doet dit nu nog alleen als hij in een onredelijke bui is. Als hij aan het spelen of tekenen is of opgewekt en beheerst, zal hij zulke dingen waarschijnlijk niet zeggen. Zeg hem in ieder geval dat hij mij weer zal zien, dat ik van de zomer zal proberen naar Israël te komen. Je moet met hem zeker niet praten over teruggaan naar Holland voor je daartoe werkelijk besloten hebt.
    Wat onze beslissingen betreft is de moeilijkheid dat we tijd nodig zullen hebben om tot een besluit te komen, maar dat dit toch ook niet té lang moet duren. Zoals we nu te vroeg iets zouden kunnen doen, kunnen we iets tot te laat uitstellen. Het leven gaat gewoon door, er gebeuren dingen, je ontmoet mensen etc. Ik dacht dat we wel deze zomer op z’n laatst een beslissing moeten proberen te nemen.
    Ik heb geschreven dat ik van je houd. Maar hoe houd ik van je? Mijn gevoelens voor je zijn zuiver, dacht ik, en als ze dat niet zijn, ben ik waarschijnlijk niet in staat tot zuiverder. Ik houd van je als mens, omdat je me dierbaar bent, hierover heb ik je al geschreven. Maar ik weet niet of het nog mogelijk is dat ik van je houd als man, of ik je nog spontaan zal kunnen benaderen en begeren. En alleen op die manier wil ik met je getrouwd zijn. In het laatste jaar dat we gescheiden geslapen hebben is mijn verlangen naar je (seksueel) steeds afgenomen, en op het laatst koste het me weinig ‘moeite’ om je niet te begeren. Hier zit hem meteen de kronkel. Het koste me weinig moeite om je niet te begeren. Ik kan je wel begeren, je weet hoe mooi ik je vind, etc, maar je voortdurende weigeringen hebben mijn begeerte gefrustreerd en afgestompt. Ik benader het probleem nu van mijn kant. Of jij met mij naar bed zal kunnen is jouw probleem, maar ik weet niet of ik het nog met jou kan. Hier denk ik vaak over na. Ik wil op dit punt niet meer gefrustreerd zijn. Je hebt me weleens gezegd dat je mijn aanrakingen te slap vond etc. Ik weet dat ik geen slechte minnaar ben, en dat je mijn aanhalingen zo ervoer, kwam door het feit dat ik je niet meer kón beminnen. Ik miste alle zekerheid zelf ook begeerd te worden die een man nodig heeft om werkelijk z’n talenten te ontplooien. Ik zeg niet dat ik op dit punt zo geweldig ben, maar zeker niet slecht.

Liefje het is nu kwart voor acht ’s avonds. Het voorgaande gedeelte schreef ik je vanmiddag tussen vijf en zes in het bad. Nu lig ik in bed. Ik was na het eten (Jan heeft zeer middelmatige pannenkoeken gebakken waar het huis nu bovenmatig naar stinkt) zo moe, dat ik eerst óp, en vervolgens ín bed ben gaan liggen. Zie wat ik hierboven geschreven heb niet te absoluut. Het zijn gevoelens die ik soms koester, gedachtes die soms bij me opkomen, meestal ’s avonds als ik in bed lig. Overdag ben ik meestal te druk bezig om erg diep na te denken. Ik weet alleen voortdurend heel zeker dat ik gelukkig wil zijn, ook seksueel. Ik stel me daarbij geen paradijselijke toestand voor, en verwacht en accepteer moeilijkheden, met iedere vrouw, wie dan ook. Maar het moet niet al te dwaas worden.
    Ik blijf bij mijn vroegere standpunt dat seks tussen man en vrouw geen kwestie is van voortdurende verliefdheid, maar van een uitvloeisel van een meer omvattende kameraadschap die het mogelijk en prettig maakt elkaar plezier en genot te geven. Zo stel ik me seks in het huwelijk voor. Ik dacht dat seks het kernpunt was in onze huwelijksmoeilijkheden, en de rest bijzaak. Ik dacht ook dat de ‘rest’ voortkwam uit onze seksuele problemen, meer dan omgekeerd. Ik geloof namelijk niet zo erg in m’n eigen onvolwassenheid, d.w.z. ik geloof niet dat die zo flagrant is dat ik tekort zou schieten als man voor iemand van min of meer mijn eigen niveau. Ik weet niet of je het vervelend vindt dat ik over dit soort zaken schrijf, maar vroeger of later zou dat toch moeten gebeuren. Ik zou je graag willen beminnen, maar zonder jouw hulp én medewerking kan ik het niet. Ik hoop dat je een beetje wijs kunt worden uit deze brij van hier en daar tegenstrijdige gevoelens.

Kees.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten