maandag 15 maart 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 30)


 

Amsterdam, dinsdag 23 november 1965, Kees

Lieve Ursula,

toen ik vanmiddag om half vier thuiskwam vond ik je brief van donderdag 18 november. Het was geen vrolijke brief. Je beschrijft hoe je alleen op je bed zit in je nieuwe, eerst naar Charlie, en nu naar chloor stinkende kamertje. Ik draai nu zachtjes de Turkse plaat, waarop een vrouwenstem op klagerige toon haar verdriet (?) bezingt. Het is oosters genoeg om misschien een beetje de sfeer van Israël op te roepen. Het doet dat in ieder geval bij mij. Ursula, wat ben je ver weg. Wat is er mis met ons mensen? Waarom kunnen we het niet ‘maken’ zoals we toch voelen dat dat van ons verwacht wordt? En als het nu alleen nog maar ons betrof was het nog tot daar aan toe. Wij zijn midden in het leven beland en ervaren dat het op z’n zachtst gezegd, anders is dan we verwachtten, of in feite helemaal niet verwachtten. Het blijkt moeilijk, spannend, saai, zinloos of zinvol, afhankelijk van onze omstandigheden, stemmingen en inzichten. Maar een kind? Klaas is ten enenmale onschuldig aan wat er nu gebeurd is, en toch dreigt ook hij tot op zekere hoogte het slachtoffer te worden. Dit is in ieder geval zo, hoe je het ook draait.
    Het staat vast dat een kind de beste kansen heeft in een normaal gezinsverband. Wat wij gedaan hebben, hebben we niet gedaan om hem, maar om ons zelf. Hij heeft geen stem, hij kan niet beslissen. Natuurlijk worden voor ieder kind een hoop dingen beslist, waar het geen stem in heeft, omdat zijn ouders nu eenmaal beter in staat zijn, of denken dit te zijn, dan hij om beslissingen te nemen. Maar een kind weet dat hij bij zijn vader en moeder hoort, en wij weten dit ook.
    Wat Klaas betreft ben ik er zeker van dat zijn beste kansen híer liggen, en niet in Israël. Het zou nog wat anders zijn als je daar zou hertrouwen, en dan nog wel met een man die ten volle beseft wat het is om de verantwoordelijkheid op zich te nemen over het kind van een ander. Ik heb er wel eens over nagedacht hoe het zou zijn als ik b.v. Eran (Eran Binenbaum, zoon van Daniëlle Sajet, KtH) onder m’n hoede zou krijgen. Ik zou zeker bereid zijn m’n best te doen, maar ik weet bijna zeker dat ik nooit zou kunnen voelen wat ik voor Klaas voel. En ik kom hoe langer hoe meer tot de conclusie dat vaak ons gevoel een zuiverder waardemeter is dan ons verstand. Natuurlijk gaat het om een synthese van de twee, maar rationaliseren we niet te veel? “De kibboets kent z’n verantwoordelijkheid, ik ben ervan overtuigd, in Israël zijn goede scholen, ik ben er zeker van, er wonen aardige mensen, vertel me niets”, maar ik ben godverdomme z’n vader en jij z’n moeder, en wij moeten een oplossing voor hem vinden. Jullie zijn nu nog niet zo lang daar, maar binnen afzienbare tijd móet er voor hem een mogelijkheid zijn om een normaal bestaan te gaan leiden, met vriendjes, op school. Hij kan niet de hele dag aan z’n moeder hangen, die zelf niet weet wat ze wil. Daarvan krijgt hij een tik.
    Ik heb respect voor je gevoelens ten aanzien van Israël, maar, is het noodzakelijk, werkelijk noodzakelijk dat je dáár woont? Kan je hier geen jodin zijn en trouwen, zodat je zoon opgroeit in z’n eigen omgeving, onder omstandigheden die voor hem toch normaler zijn? Zoals je ziet heb ik de mogelijkheid dat jij bij míj terugkomt buiten beschouwing gelaten. Niet omdat ik dat niet wíl, maar omdat wij het hier nog niet of nauwelijks over gehad hebben en het nog te vroeg is om daar iets definitiefs over te zeggen.

woensdag 24 nov. ’65
het is nu twee uur ’s middags. Ik ben net thuis. Er waren twee brieven van je, een van zaterdag 20 nov. een van zondag 21 nov. Je schrijft dat je bang bent dat ik niet al je brieven krijg. Ik denk het wel. Ik krijg gelukkig erg veel post van je. Ik heb ook het gevoel dat niet al mijn brieven aankomen. Laten we elkaar dit wel schrijven, ik bedoel telkens als we een brief krijgen, met de datum erbij. Ik heb je een aantal brieven gestuurd waarop je niet direct gereageerd hebt. B.v. brieven met tekeningen voor jou en Klaas. Maar misschien heb jij ook het gevoel dat ik niet voldoende reageer op wat je schrijft, dat ik teveel over mezelf praat. Liefje, nu schrijf je me over ene Amnon die het je lastig maakt, over een Hollands meisje dat je komt opzoeken, over je plotselinge gevoel van heimwee en over je moeilijkheden met Klaasje. Jullie zijn zo ver weg, ik kan zo weinig doen. Je gevoelens van heimwee zijn reëel, de moeilijkheid is alleen te weten wanneer je moet ingrijpen. Want ook al zou je vooruit kunnen zien en zien dat je een gelukkige toekomst in Israel te wachten staat, zou je nu je heimwee hebben, naar iets dat je kent en dat deel van je leven en je wezen is geworden. Als je het maar lang genoeg uit weet te houden zal waarschijnlijk je heimwee minder worden, ook al zou je je daar niet happy voelen. Wat moeten we doen? Laten we onze gevoelens registreren en eerlijk aan elkaar doen weten, en laten we bij onze uiteindelijke beslissing in de eerste plaats aan Klaas denken. Ik denk dat jij dit ook zo voelt. Wij hebben hem nu eenmaal en moeten daar de consequenties van aanvaarden. Op school kom ik dagelijks in aanraking met ongelukkige, verknipte kinderen, en bijna altijd ligt de bron van de ellende thuis.
    Gisteravond voelde ik plotseling heel sterk mijn machteloosheid, om van hieruit te bepalen wat goed is en wat niet. Ik zou je zo graag eens komen opzoeken om met je te praten. Ik weet niet of het zou helpen, maar ik zou me niet zo machteloos voelen. Over een jaar wordt Klaas zes. Dan móet hij naar school. Eventueel in Israël, maar hij moet naar school. Ik schreef je al eerder dat het hem anders tijd gaat kosten. Lieve Ursula, ik denk veel aan je en ik weet dat ik van je houd, een irrationeel gevoel, niet aan een ander uit te leggen. Ik weet niet of we samen kunnen leven, als man en vrouw. Ik heb het gevoel dat dit meer van jou afhangt dan van mij. Geven en nemen. Dit blijft het altijd. Mijn schaal van geven en nemen is wel veranderd, geloof ik. Ik ben wat harder geworden. Ik zal wat minder ‘nemen’ in de betekenis van tolereren. Ik wil leven, en wanneer ik daarvoor kies, zo gelukkig mogelijk. Aan de andere kant zal ik misschien meer kunnen ‘geven’, in de betekenis van me inzetten, omdat ik wel voel dat dat de enige manier is om te werken aan je geluk. Het klinkt allemaal zo koel op papier. Ik voel me koel en brandend tegelijkertijd. Het is erg verwarrend. Ik ben meer in staat dan vroeger om m’n emoties te volgen, gewoon te doen en te zeggen wat ik wil en vind, maar tegelijkertijd argwanender. Dat wil ik niet zijn, maar het is eenvoudig niet anders nu. Ik heb gemerkt dat ik alleen kan zijn, voorlopig, ik verwaarloos mezelf niet. Natuurlijk ben ik niet helemaal alleen. Jan is hier. Op den duur wil ik ook niet alleen blijven. Ik wil trouwen en kinderen hebben. Dit is niet erg origineel, maar ik kies voor deze beproefde, en toch zo moeilijke weg om m’n leven door te komen. De alternatieven zijn me te onaanlokkelijk. Je weet dat ik van je houd, dat ik je mooi vind, intelligent, en gek. Veel wat we van een ander niet begrijpen noemen we gek. Ik bedoel niets denigrerends en niets speciaals met je jodendom of je religieuze gevoelens, niet je opgewondenheid of je, ten aanzien van mij, ‘frigiditeit’, ik bedoel een geheel aan eigenschappen en emoties die jou van mij ‘vervreemd’ hebben, die me vreemd zijn, die ik niet begrijp, die ik niet zo makkelijk aankan, of liever, die ik helemaal niet heb aangekund. Want je bent weggegaan. Wat blijft er over? Een stroom van brieven, een behoefte om elkaar te schrijven. We denken aan elkaar, we missen elkaar.
    Ik wil niet meer een vrouw die mij niet wil. In die zin wil ik je dus niet meer. Ik wil een vrouw die ik wil en die mij ook wil. We moeten er achter zien te komen hoe het staat met onze gevoelens. Wat klinkt dit allemaal koel en hard. Ik ben niet koel, maar je bent niet voor niets weggegaan en zo’n daad heeft consequenties.

            Pauze.

Het is nu half vijf. Ik zit in het bad. Ik heb m’n haar gewassen en de rest. Ik glim als een mager roze varken. Hiernaast speelt Jan Nina Simone, ‘Trouble in mind, I am blue….. But the sun is gonna shine through my backdoor someday’. Niet meer door haar voordeur, blijkbaar. Daarvoor is er teveel gebeurd. Het is winter, sneeuw, natte sneeuw, wind, duisternis. Hier in het bad is het warm. Mijn buitenkant is warm. En m’n binnenkant? Ik dacht daarnet, ik zal je alles wat ik hierboven geschreven heb maar niet sturen. Maar het is uit m’n ballpoint gekomen en staat blijkbaar voor een gemoedsstemming. Daarom stuur ik het je toch maar.
    Vandaag heb ik Nina Simone op school gedraaid. De kinderen moeten leren dat er meer bestaat dan alleen maar beatmuziek. Daarbij vind ik haar ‘Engels’ erg mooi en hartstochtelijk. Sommige kinderen vonden het mooi.
    In m’n vorige brief schreef ik je dat Daniëlle het had ‘uitgemaakt’. Twee dagen later belde ze alweer op. Meestal ben ik er niet, nu belde ze om te vragen of ik vanavond bij haar kwam eten. Ik zal het doen. Het kan me niet veel schelen. Ik wil zelf geen verhouding. Mijn gevoelens zijn een beetje ambivalent. Ik wil wel vrijen. Ik wil alleen verhouding om zo nu en dan uit te kunnen gaan en te vrijen, wat ik in feite juist helemaal niet wil. Begrijp je? Man wil vrijen. Mens wil gelukkig zijn (en ook vrijen) op andere basis.
    Ik kom nog steeds niet veel buitenshuis. Paar films, paar toneelstukken, in de Brakkegrond. Ga meer toneel zien. Studeer zo nu en dan. Weinig tijd. Echt waar. Sta vroeg op, ga op tijd naar bed. Grote schoolactiviteit. 3 dec. moet ik op de Internationale school in Den Haag Sinterklaas zijn voor Amerikaanse, Engelse en Franse kinderen. Van der Valk en Shouffour. (rector en docent van de Osdorper Schoolgemeenschap, KtH) Oude zakken denken, omdat ik goed les kan geven en goed met de kindertjes overweg kan, dat ik een soort jeugdleider of jeugdherbergvader ben.
    Het badwater koelt af. Ik moet er uit. Ik zal fl. 1,25 op deze brief plakken. Misschien lopen de kamelen dan wat harder. Niemand kan ‘honey’ zeggen zoals jij. Honey I love you, I think of you, I even dream of you sometimes. Ga door met veel te schrijven. Veel. Ik schrijf je ook veel. Al het allerbeste.

P.S. Amsterdam is een schitterende stad.



 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten