maandag 16 maart 2020

Otmars zonen





Otmars zonen - Peter Buwalda

Waarom zou ik over
Otmars zonen willen schrijven? Misschien omdat de literaire vorm mij na aan het hart ligt en volgens mij in gevaar is. Toen ik jong was ging het vaak over literatuur versus lectuur. Literatuur was kunst, lectuur amusement. Sinds de totale democratisering van de kunsten volbracht is, er geen verschil in waardering meer mag zijn tussen hoge en lage kunst, en daarmee in feite hoge kunst verdacht is geworden, want elitair - want wat niet tot onmiddellijke bevrediging leidt, of vragen stelt i.p.v. alles voor te kauwen en uit te leggen is immers elitair - hoor je dat laatste woord niet meer. Althans niet in de toen gangbare betekenis van ‘er staat wel wat, maar het heeft niet zoveel om het lijf.’ Lectuur is nu gewoon alles dat je kunt lezen.
    Echte literatuur komt nauwelijks nog aan bod in de door kijkcijfers (de markt) gestuurde media. In programma’s als DWDD zie je presentator Matthijs van Nieuwkerk trots Bonita Avenue, de eerste roman van Peter Buwalda omhooghouden en hoor je hem beweren dat Buwalda hiermee ‘de grote Nederlandse roman’ heeft geschreven, waar hij eigenlijk alleen maar had mogen zeggen dat Buwalda ‘een dik boek’ had geschreven. De grote Nederlandse roman is een foutieve vertaling van the great american novel, een Amerikaans fenomeen, waarbij het gaat om een boek (dik of dun, dat is niet relevant), geschreven door een Amerikaan, dat in essentie het leven van de 'gewone' Amerikaan beschrijft. Bonita Avenue, dat voor een groot gedeelte over de Amerikaanse porno-industrie handelt en verder wordt bevolkt door volstrekt karikaturale types, is nóg het een nóg het ander. Maar het kwaad is al geschied, de media praten elkaar gemakzuchtig na, het boek wordt een bestseller en dus móet het wel literatuur zijn. Wie het tegendeel beweert is een zeur, een kniesoor, en wordt vermoedelijk gedreven door jaloezie vanwege zijn eigen tegenvallende verkoopcijfers en belangstelling van de media. Uitgeluld, in het jargon van Buwalda.
   
Nu dan
Otmars zonen, het eerste deel van een trilogie in wording. Net als in Bonita Avenue krijgen we te maken met buitenissige figuren die toevallig allemaal met elkaar verbonden zijn en het meestal slecht met elkaar voor hebben. Het boek is geschreven in een soort vlotte journalistieke stijl die hip, internationaal en eigentijds wil zijn, maar in feite vooral lachwekkend krampachtig aandoet; een combinatie van kitsch, boeketreeksjargon en quasi americana. Buwalda bedient zich van een overweldigende en intimiderende overdaad aan vergelijkingen en slimme vondsten. Zo steekt iemand een gemicrogolfde taartpunt in zijn mond (teveel informatie), iemands gemoed is een toverbal waar hij al weken emoties afzuigt (krampachtige vergelijking), gouden sneakers vertonen slagrijm met de gouden juwelen die iemand draagt (schrijver wil laten zien dat hij Literaire kunst heeft gelezen).
    Het begint al met hoe iedereen heet. Net als in Bonita Avenue krijgen we een potsierlijke combinatie van namen voorgeschoteld als Dolf Appelqvist, Johan Tromp, Radjesh Bissesar, Zack Knox Polk, broer en zus Tosca en Ludwig, Ed Osendarp, Star Busman, Isabelle Orthel, Jill Biggerstaff. En achter deze namen vinden we vervolgens…  niets dan bordkartonnen karikaturen en archetypen. Buwalda probeert het wel, maar het lukt hem gewoon niet. Als schrijver lijkt hij net zo impotent als zijn romanpersonage Dolf Appelqvist; het is alsof hij ergens heeft opgezocht (of op een schrijfcursus heeft geleerd) hoe een romanpersonage eruit zou moeten zien, en dat vervolgens allemaal letterlijk heeft toegepast. Ik vrees dan ook dat het Buwalda in het echte leven teveel aan empathie voor ‘de ander’ ontbreekt om zich genoeg in iemand te kunnen verplaatsen om diegene ook op papier tot leven te brengen. (misschien is dit onterecht, ik ken Buwalda niet persoonlijk) Ik had bij het lezen voortdurend het gevoel door Buwalda zelf toegesproken te worden, met daarbij de impliciete aansporing toch vooral op te merken hoe slim hij het allemaal formuleert en hoeveel hij weet. 
     Vaste ingrediënten bij Buwalda zijn de smoking guns, in Otmars zonen zijn dat de doodenge en agressieve eerste vriend van de vrouw van de eerste hoofdpersoon, (het boek kent nogal wat perspectiefwisselingen) het enge woonwagenkamp jeugdvriendje van diezelfde hoofdpersoon waar we ongetwijfeld nog meer van gaan horen, het verraad van adoptiemeisje Isabelle Orthel dat tot de val en de dood van haar adoptief opa leidt; ze geven Buwalda het gemak van steeds weer nieuwe, quasi slimme plotwendingen, openingen, uitwegen; hij had het immers al aangekondigd, dus dan mag het, en het houdt de spanning er lekker in: de immer aanwezige dreiging en mogelijkheid van plotselinge terugkeer van lijken uit de kast.
    Ook is er in
Otmars zonen opnieuw sprake van extreme seks, hoewel we extreem met een korreltje zout moeten nemen, het blijft middenstandersproza. Het gaat over bondage, buttplugs en slavenkettingen, er worden stokslagen uitgedeeld op de billen van Isabelle Orthel, maar het moet wel gezellig blijven. Om het geheel literair gewicht te geven, wordt er aan De Sade gerefereerd, lezen we zelfs dat Hermans het al vóór De Beauvoir voor De Sade opnam (een weetje dat overigens gewoon in Het Sadistisch Universum staat, daarvoor hoef je De Beauvoir niet gelezen te hebben), dat we niet denken dat Buwalda zijn klassiekers niet kent. Nergens word je als lezer uitgedaagd je tot het gelezene te verhouden, dwingt het je tot een stellingname, zoals bijvoorbeeld bij Houellebecq (of De Sade) wel het geval is.
    Echt stompzinnig wordt het wat mij betreft wanneer het over muziek gaat en er meteen maar Dan Brownachtige kletsverhalen worden opgediend over een verdwenen derde deel van Beethovens sonate opus 111, en er weetjes over Heifetz en de mores in de klassieke muziekpraktijk worden uitgevent. Hier weet Buwalda nergens het niveau en de geloofwaardigheid van Mann in Doctor Faustus te halen, die tenslotte ook een leek was.

De enige opmerkelijke of interessante passage is wat mij betreft die waarin de jonge Johan Tromp door zijn vader op (postzegel) diefstal is betrapt en door hem niet wordt gestraft, maar te horen krijgt: ‘en als je later, wanneer je een volwassen man bent, toch vals wil zijn, en gemeen, en oneerlijk, zorg er dan eerst voor dat je belangrijk bent. Voor belangrijke mensen gelden andere regels. Zorg ervoor dat je het ergens, maakt niet uit waar, voor het zeggen hebt.’ Hier hebben we haast een thema te pakken: dat van de slechte, machtige man.
    Het verhaal is al met al (net als Bonita Avenue, dat wel een voorstudie lijkt te zijn geweest), zo breed uitgesponnen en complex in opzet en uitwerking, dat je bijna zou vergeten dat het ondertussen helemaal nergens over gaat. We krijgen een familiesaga voorgeschoteld van mythische proporties, een soort Dallas in boekvorm met Johan Tromp als J.R. Ewing, maar dan zonder de knipoog en de humor. Er is bij Buwalda nadrukkelijk geen ruimte voor enige zelfrelativering, hij meent het allemaal doodserieus. Vraag is alleen: wat is het dan precies dat hij zo doodserieus meent? Waar is hij bang voor? Wat is zijn urgente boodschap? Dat de mens slecht is? Dat de mens goed is? Dat elk menselijk streven zinloos is? Dat het juist zinvol is? Wie het weet mag het zeggen.
    Een ding is zeker: Buwalda wil aandacht. Hij doet er alles aan zichzelf te branden als een soort kruising tussen Richard Ashcroft, Hugh Heffner (zie auteursfoto achterflap) en Jan Cremer. Ik denk dan ook dat de enige urgentie van
Otmars zonen ligt in de wens van de schrijver een bestseller te produceren, liefst de ultieme bestseller en dat daaraan alles wordt opgeofferd. Het is formuleproza, gruttersliteratuur, reclametekst. Eigenlijk is het vooral de pathetische poging van een lefgozertje om boven zijn stand te leven.
    En dat is jammer, want Buwalda kán best wel wat. Als het hem zou lukken alle pretentie van zich af te schudden en hij zou ophouden krampachtig iets te willen zijn dat hij niet is en ook nooit zal worden, blijft er misschien wel genoeg over om iets interessants te kunnen produceren.
    Tot slot wil ik ook nog even zeuren over het verschrikkelijk lelijke omslagontwerp; wat zou er toch staan? Ozon Tmars nen? Het is in elk geval geschreven ‘door’ Peter Buwalda, zoals pontificaal boven de auteursnaam staat. De enige andere bestsellers die mij te binnen schieten waarbij op het omslag niet gewoon de titel en de auteursnaam staat, maar ook nog specifiek vermeld wordt dat het ‘door’ Mark, Johan, Matthijs of Paul is, zijn…

Klaas ten Holt  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten