zaterdag 21 maart 2020





De prins en de zegelring - afl. 3

Klaas ten Holt

Hoofdstuk 1 - Waarin we kennismaken met prins Ivar.

Op een dorpspleintje in Ligurië, in wat wij tegenwoordig het noorden van Italië noemen, staat een jongen van een jaar of vijftien op de trap van een kleine tufstenen kerk de strijkstok van zijn viool met hars in te smeren. Het is een prachtige dag. Op een lange houten tafel staan wijn, brood, olijven, olie, zout en water. Er wordt gelachen en gepraat. Er hangt een overweldigende voldane loomheid in de lucht. Hij zet de eerste tonen in, maar tot zijn verbazing is wat er klinkt helemaal niet wat hij zich had voorgenomen te spelen. Het is één lange, klagende melodie, met dalende glissandi en trillers, en schrille dubbelklanken, die steeds terugkeert naar een al maar somberder klinkende grondtoon op de laagste snaar van zijn viool.
    De gesprekken op het pleintje verstommen. De jongen kan niet meer verder spelen. Hij laat zijn viool zakken en kijkt vertwijfeld naar de gezichten van de mensen om hem heen.

Prins Ivar is nu al ruim twee jaar van huis weg. Op reis zonder doel of bestemming, weg van het drukke Amsterdamse hof, waar iedereen altijd iets van hem wil. Hij is de oudste van drie en daarom was hij de kroonprins. Hij heeft lang vol rood haar, blauwe ogen die je nooit aan lijken te kijken en een spierwitte huid.
    Hij is verlegen, althans, soms. Zonder dat hij zich daar speciaal van bewust is negeert hij bepaalde mensen volkomen en is hij tegen anderen juist heel open. Als klein jongetje had hij dat al, dat hij tegen bepaalde mensen niet praatte, en ook geen antwoord gaf als die hem wat vroegen. Hij deed het gewoon niet, hij wist zelf ook niet waarom.
    Ivar kon ook wel eens achteloos opmerken dat er die dag iets vervelends zou gebeuren, of juist iets heel leuks, of dat er over drie dagen iemand op bezoek zou komen, en bijna altijd gebeurde dat dan echt. Dat was anderen ook opgevallen, dat hij daar een speciaal talent voor had, waar je maar beter rekening mee kon houden, zelfs als het heel onwaarschijnlijk leek.
    Ivar bracht graag veel tijd alleen door, en kon bijvoorbeeld uren in een stoel bij een raam, uitziend over de tuinen rond het paleis, daar gewoon maar zitten kijken. In gedachten was hij dan heel ver weg, heel ergens anders, denkend zonder te denken, los van zijn omgeving, los van zichzelf. Het was alsof hij de wereld en de mensen van een afstandje bekeek, en dan een beetje moest lachen om al die mensen, om hun haast en hun zorgen. Soms nam hij dan nog meer afstand en dacht hij helemaal nergens meer aan, was hij alleen nog Ivar, alsof dat het enige was wat bestond.
    En daarom noemden de mensen hem een dromer. Alsof dat dromen van hem iets verkeerds was, iets slechts. Alsof hij niet met zijn twee benen stevig op de grond zou staan. En dat moest natuurlijk wel als hij later koning zou worden, want een koning behoorde nou eenmaal stevig met beide benen op de grond te staan, daar was iedereen het wel over eens. En omdat iedereen daar zo’n uitgesproken mening over had, en iedereen kennelijk ook precies wist wat een koning wél en niet moest kunnen, en waar een kroonprins allemaal wel of niet aan moest voldoen, en omdat Ivar daar helemaal niet aan voldeed, was er toch wel enige twijfel gerezen of hij nou wel de meest geschikte kandidaat was voor de troonopvolging. En toen hij later nog andere eigenaardigheden ontwikkelde, zoals een talent voor vioolspelen - wie heeft er ooit gehoord van een koning die viool speelt? - toen begon men toch wel een beetje ongerust te worden.
    Uiteindelijk begonnen ook de ministers te morren: een koning die een dromer was, dat kon natuurlijk niet. Een koning diende met beide benen op de grond te staan. Er moest met Ivars ouders gesproken worden. En er moest met Ivar zelf gesproken worden. De ministers hadden vergaderd en de oudste onder hen kreeg opdracht om de ‘bezorgdheid aangaande de troonopvolging en de mogelijke ongeschiktheid daarvoor van de kroonprins’ aan de koning over te brengen.
    Het was niet dat de minister bang was dat het hem zijn baan zou kosten, maar hij vond het toch een vervelende klus, vooral omdat hij persoonlijk erg gesteld was op Ivar, en ook op de koning en de koningin. Hij vond het vervelend om slecht nieuws te brengen, te meer daar het verder de laatste tijd juist zo goed ging met het land. Maar goed, er was over vergaderd, en nu moest er aan de koning gerapporteerd worden.

‘Goedemorgen excellentie,’ klonk het vrolijk achter de minister. De minister was net de gang ingeslagen die uitkwam op de werkkamer van de koning. Het was Ivar die hem inhaalde.
    ‘G-goedemorgen jonge prins.’ Hij verschoot van kleur toen hij zag wie hem achterop was gekomen.
    ‘Ook op weg naar de koning? Dan gaan we samen.’
    De minister klopte op de deur en liet de prins voorgaan.
    ‘Goedemorgen minister, prins Ivar,’ zei de koning, terwijl hij ze wees waar ze moesten gaan zitten. Het ging allemaal een beetje officieel, maar het was dan ook zijn werkkamer.
    ‘Wie mag ik als eerste het woord geven?’ vroeg de koning.
    ‘Laat de jonge prins maar even eerst,’ zei de minister. ‘Ik weet niet of het iets persoonlijks is, maar anders wil ik wel even op de gang wachten hoor,’ voegde hij er nog aan toe.
    ‘Nee, nee,’ zei prins Ivar, ‘wat ik te zeggen heb gaat mijn vader aan, maar u ook, en eigenlijk het hele volk.’ En wat er toen gebeurde had niemand verwacht.
    ‘Papa,’ zei Ivar vastbesloten, ‘volgens mij zou het voor iedereen beter zijn als Jarik jou straks opvolgde als koning. Die kan dat veel beter dan ik, en bovendien heb ik andere plannen.’
    Het was even stil in de werkkamer van de koning.
    ‘Ivar,’ zei de koning.
    ‘Jonge prins,’ zei de minister.
    ‘Maar Ivar,’ zei de koning verbaasd, ‘wat voor andere plannen dan?’
    ‘O, ik wil wel eens wat van de wereld zien, en ik wil viool spelen, en er zijn nog zoveel dingen waar ik rustig over na wil denken. En bovendien moet een koning met z’n beide benen op de grond staan, die mag geen dromer zijn zoals ik.’
    ‘Maar weet je wel wat je zegt?’ zei de koning, ‘Jij bent de oudste en de eerstgeborene en daarmee de kroonprins. Dat is niet iets om grapjes over te maken.’
    ‘Pap,’ zei Ivar, ‘laten we er nou geen doekjes om winden. Niemand hier aan het hof is gelukkig met de gedachte dat ik straks koning zal zijn. De ministers zijn bezorgd, en het volk mort. Ik denk dat het voor de rust aan het hof en in het hele land beter is als ik afstand doe van mijn rechten op de troon, en die aan Jarik overdraag. En bovendien,’ en dit laatste zei Ivar met een vreemde, licht afwezige blik in zijn ogen, ‘niemand weet wat de de toekomst brengen zal. Wie er straks in jouw plaats de troon zal bestijgen valt nog maar te bezien. En bovendien blijft u zelf nog jaren koning, want eerlijk is eerlijk, het gaat de laatste tijd juist hartstikke goed met het land.’
    ‘Dat is waar,’ beaamde de minister.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten