dinsdag 24 maart 2020






De prins en de zegelring - afl. 6
Klaas ten Holt




Hoofdstuk 2 (vervolg)


Daar moet Jarik even over nadenken.
    ‘Dat kan helemaal niet,’ zegt hij dan, ‘je bent pas vijf jaar, net als ik.’ Hij veegt zijn pony uit zijn ogen.
    ‘Niet nu meteen natuurlijk. Pas over een hele tijd, als ik vijftien ben, of zo. Mijn vader heeft dat nu eenmaal zo afgesproken.’
    ‘Prins Jarik! Gravin Renée!’ Weer wordt er geroepen.
    Dat gaat mooi niet door, denkt Jarik bij zichzelf. La Roche, de klank ervan heeft ineens iets lugubers gekregen, onheilspellend. ‘Maar met wie moet je dan trouwen als je vijftien bent?’
    ‘Met Willem de la Roche, een Frankische ridder. Hij is twintig jaar ouder dan ik. Mijn vader zegt dat dat niks meer uitmaakt als ik zelf ook groot ben.’
    ‘Maar, ben je op hem verliefd?’
    ‘Natuurlijk niet. Ik heb hem nog nooit gezien, idioot!’
    ‘Dan zeg je toch gewoon dat je het niet wilt?’
    ‘Renée! Jarik! Waar zitten jullie?’ Er wordt nu ook in de tuin naar hen gezocht.
    ‘Dat heb ik ook gezegd, maar het moet.’
    ‘Ze kunnen je toch niet dwingen?’
    ‘Kom vlug, anders zien ze dat we het hek zijn uitgegaan.’ Door het hoge gras sluipen ze naar de ingang van de paleistuin, waar het ze lukt om ongezien binnen te komen.

Jarik gaat met een somber gezicht in een stoel zitten terwijl zijn moeder gekleed wordt voor de lunch. ‘Wat is er Jarik?’ zegt de koningin na een tijdje als ze ziet dat hij daar nog altijd zit. ‘En je pony moet nodig geknipt, je loopt er bij als een schildknaap.’
    ‘Moet ik later trouwen met iemand die jullie voor me uitzoeken?’
    ‘Jazeker,’ zegt ze, ‘we hebben voor jou de dochter van de koning van Denemarken uitgezocht.’
    ‘Maar die is wel veertig jaar ouder dan ik!’
    ‘Is dat zo? Hmmm, eens even zien. Dan misschien de dochter van de eerste minister?’
    ‘Die heeft helemaal geen dochter. Doe niet zo flauw, mama.’
    ‘Lieve Jarik, je vader en ik hebben niemand voor je uitgezocht, en dat gaan we ook niet doen. Jullie mogen alle drie helemaal zelf bepalen met wie je trouwt. Misschien vinden we het niet leuk, maar het is jullie eigen keuze. Wat mij betreft trouw je met dat schattige Normandische gravinnetje.’
    ‘Renée.’
    ‘Ja die. Wat een enige kleinkinderen zullen we dan krijgen. Drie prinsjes met een te lange pony en drie prinsesjes met blonde pijpenkrulletjes. En ondeugend alle zes!’
    ‘Renée moet al met iemand anders trouwen.’
    ‘Wat zeg je nou Jarik?’
    ‘Echt waar, ze heeft het me zelf verteld. Ze moet trouwen met Willem de la Roche, een ridder die wel twintig jaar ouder is. Zodra ze vijftien wordt.’
    ‘Met Willem de la Roche,’ zegt zijn moeder, terwijl haar gezicht betrekt, ‘zo zo.’ Het is even stil in de kamer. ‘Praat daar maar verder met niemand over Jarik. Ik zal het er met de koning over hebben. Ga je nu maar gauw omkleden.’
    Daarna wordt er geluncht en gedineerd, maar door de tafelschikking die elke keer anders is, krijgen Jarik en Renée geen kans om elkaar nog te spreken. En voorlopig komt die kans ook niet meer want de volgende ochtend vertrekt Renée al vroeg met haar ouders naar La Roche. Jarik kan haar nog net een kroon van madeliefjes geven en heel zacht ‘Ik vind je lief’ zeggen. Gravin Renée maakt een kleine buiging, maar kijkt hem niet aan.
    En daar gaan ze. In een kleine koets met maar twee paarden ervoor en een oude en een jonge koetsier op de bok, draven ze het paleishek uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten