dinsdag 26 mei 2020





De prins en de zegelring - Afl. 69
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 24  (slot)


Melk, denkt Matthis, waar staat de melk? Hij loopt naar de bijkeuken en keert terug met een grote mok vol. ‘Hier,’ zegt hij, ‘Drink!’
    Lambert drinkt met grote slokken. ‘Zo! En nou een lekkere pul b-bier om het weg te spoelen.’
    ‘Geen sprake van idioot, je moet nuchter worden!’ valt Matthis uit, ‘Ik wil van je horen wat je plannen voor morgen zijn, en of je hulp nodig hebt?’
    ‘Hulp nodig?’ zegt de kok, ‘Ha ha. Ik denk eerder dat Willem hulp nodig heeft!’ “T-twee kleine ridders...” zingt hij onvast. ‘Z-zal ik jou eens wat vertellen? Het is afgelopen Matthis, het spel is uit!’
    Waar heeft die gek het over? vraagt Matthis zich af. Zó dronken heb ik hem nog niet eerder gezien. Hij weet werkelijk niet meer wat hij zegt. ‘In Godsnaam Lambert, wordt weer nuchter, het hele slot is in rep en roer om voor morgen alles op tijd klaar te hebben en jij laat je gewoon vollopen. Je kunt het nu niet laten afweten. Ik waarschuw je!’
    ‘Het hele slot z-zeg je? Ha!’ roept de kok, ‘Het gaat anders niet om het slot... maar om de sleutels. Jawel! W-want als je de sleutels hebt... dan heb je ook het slot. V-vraag maar aan die lafaard van een Günther!’
    ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt, dronkelap, maar je doet wat ik zeg. Hier! Drinken!’ Matthis houdt een grote karaf water onder Lambert’s neus.
    De kok drinkt met grote teugen en staart Matthis ondertussen lodderig aan. ‘Nicolò!’ roept hij plotseling uit. ‘Ik kom je redden, Nicolò, wacht maar af!’
    Nog één zo’n karaf en dan is hij hopelijk weer aanspreekbaar, denkt Matthis.
    “Twee kleine ridders...”
    ‘Ja ja, Lambert het is wel goed... drink nog maar wat...’
    “op een r-rotskasteel...”
    ‘Zo... nóg een slokje...”
    ‘Nicolò! Huhuhu,’ huilt Lambert nu.
    ‘Rustig maar, ouwe jongen, het komt allemaal in orde,’ probeert Matthis hem te troosten. ‘Je krijgt een nieuwe keukenhulp. Daar ga ik persoonlijk voor zorgen.’
    ‘Ik wil geen keukenhulp, ik wil Nicolò. Huhuhu!’
    ‘Willem laat hem heus wel weer vrij... Misschien morgen al...’
    ‘M-morgen?’ snikt Lambert.
    ‘Ja, dat zou best wel eens kunnen.’ Nooit tegenspreken als hij dronken is, denkt hij bij zichzelf.
    ‘Niks daarvan. Morgen is het te laat. Nu! N-nu metéén!’
    ‘Dat zal niet gaan Lambert, dat snap je zelf ook wel.’
    ‘Je snapt er n-niets van,’ zegt de kok boos, ‘morgen... o-onze Willem... die is er morgen helemaal niet meer. Z-ze gaan hem... O jee! Wat zeg ik nou? Sssst. Niet verklappen hoor. Hihihi!’
    ‘Waar heb je het over, idioot? Drink liever nog wat water.’
    ‘I-ik ben geen idioot. Ik w-weet heel goed waar ik het over heb. M-morgen gaan ze Willem in de...’
    Op dat moment gaat de keukendeur open en komt er een jongen van een jaar of zeventien met donker haar en donkere ogen binnen. ‘Kan ik nog wat te eten krijgen, want ik sterf van de honger?’
    ‘Robbe!’ zeggen Lambert en Matthis in koor.
    ‘Ik heb de hele dag gereden.’
    ‘P-pak een stoel,’ zegt Lambert joviaal, ‘ik zal wat lekkers voor je maken. Drinken we wat?’
    ‘Jij drinkt helemaal niets meer,’ zegt Matthis dreigend. ‘Uitsluitend water, versta je me?’
    ‘Er is van alles in huis... eens even zien...’ zegt de kok.
    ‘Ridder Willem gaat morgen trouwen,’ verklaart Matthis.
    ‘Ik heb het gehoord.’ zegt Robbe. ‘Ik ben dus net op tijd terug.’
    ‘Trouwen? Willem? Laat me niet lachen,’ mompelt Lambert terwijl hij met keukengerei in de weer is. ‘Die h-haalt de middag niet.’
    ‘Wat bedoel je?’ zegt Matthis die nu toch wel ongerust begint te worden. ‘Waar heb je het over?’
    ‘Precies zoals ik het zeg,’ antwoordt Lambert vrolijk. “Twee kleine ridders... Tralala” Hij kijkt Matthis uitdagend aan, terwijl hij zijn wijsvinger horizontaal langs zijn hals haalt.
    ‘Weet jij waar hij het over heeft?’ vraagt Matthis aan Robbe die zijn wenkbrauwen fronst. ‘Waarom zou ridder Willem de middag niet halen?’
    ‘Die is stomdronken,’ antwoordt Robbe. ‘Laat mij maar... Je zult het druk genoeg hebben, neem ik aan?’
    ‘Ik wil van die zatlap weten wat hij van plan is te gaan koken en of hij nog hulp nodig heeft.’
    ‘Komt in orde, ik zorg er voor.’
    ‘Hm, vooruit dan maar. Ik heb inderdaad nog meer dan genoeg te doen. Meld je over een uur bij mij!’ Met die woorden verlaat Matthis de keuken.
    Robbe wacht een volle minuut tot hij zeker is dat Matthis hen niet kan horen. ‘Lambert, in Godsnaam,’ zegt hij dan, ‘Ben je niet goed bij je hoofd, man?’
    ‘N-niet zo’n toon jongeman, je hebt het tegen een ingewijde…’
    ‘Een ingewijde? Je hebt bijna het hele plan verraden, dronkelap. Waar zijn die sleutels?’
    ‘D-die sleutels?’ vraagt Lambert geschrokken, ‘H-hoe weet jij?’
    ‘Ik kom net uit De Blauwe Forel,’ zegt Robbe haastig. ‘Ik heb Martijn en Cornelis gesproken. Ik weet overal van... en nog een heleboel méér dat jullie niet weten. Ik heb de koning en de koningin van Holland gesproken. Geef me die sleutels, dan zorg ik dat Nicolò ze krijgt.’
    ‘De sleutels...’ zegt Lambert weer, ‘‘s-even denken...’
    ‘Nou?’
    ‘Rustig, rustig... Waar heb ik die ook alweer?’ Een half uur later heeft Lambert de hele keuken binnenstebuiten gekeerd, maar de sleutels kan hij nergens vinden. ‘H-hoe kan dat nou?’ zegt hij geschrokken, ‘Ik ben a-anders nooit iets kwijt...’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten