donderdag 21 mei 2020






De prins en de zegelring - Afl. 64
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 23  (vervolg)


Günther neemt voorzichtig een slok en laat de portwijn in zijn mond ronddraaien. ‘Is deze port echt dertig jaar oud?’ vraagt hij vol ontzag.
    ‘Nou en of!’ zegt Lambert vrolijk. Daarom schenk ik je er ook maar een klein glaasje van. Maar maak je geen zorgen, straks heb ik nóg iets bijzonders voor je.’
    De soldaat drinkt zijn glas leeg en zet het met een klap terug op tafel. ‘Dat smaakt naar méér,’ zegt hij voldaan, ‘krijg ik echt maar één glaasje?’
    ‘Wél van deze port,’ zegt Lambert geheimzinnig, ‘maar...’ en hij verdwijnt naar de bijkeuken om opnieuw met twee glazen op een houten blad terug te keren. ‘Ridder Theodor bestelde elk jaar een paar vaatjes port voor in zijn kelder,’ zegt de kok ernstig, ‘deze hier is negenentwintig jaar oud!’
    ‘Je gaat me toch niet vertellen...’
    ‘Jazeker wel! Voor elk jaar trouwe dienst een glaasje. Een oude rot als jij moet dat toch makkelijk...’
    ‘O ja zeker,’ beaamt Günther, ‘ik dacht alleen...’
    ‘Maar denk erom,’ zegt de kok, ‘mondje dicht. Als Willem het te horen krijgt zijn wij beiden...’
    ‘Als het graf!’ zegt de soldaat plechtig. ‘Op mijn eer als soldaat!’
    Ze drinken.
    ‘Proef je verschil?’ vraagt Lambert belangstellend.
    ‘Verschil? Ik...’ Hij neemt nog een slok en proeft aandachtig. ‘Ik èh... hmm, eens kijken... iets... iets jonger zou ik zeggen?’
    ‘Ongelofelijk!’ zegt Lambert vol ontzag terwijl hij met zijn vlakke hand een klap op de tafel geeft. ‘“Iets jonger” zegt hij. Günther, je bent een kenner. Jawel, geeft het maar toe, jij hebt vaker met dit bijltje gehakt.’
    ‘Nou, das heißt,’ zegt het hoofd van de wacht gevleid. ‘Ik mag graag een Schnapps op zijn tijd... maar portwijn...’
    ‘Ben je zover?’ vraagt de kok. ‘Wacht, daar krijg je trek van, niet? Maar Lambert zou Lambert niet zijn als...’ Hij snijdt brood, worst en drie verschillende kazen en zet er ook nog een grote karaf water naast.
    ‘En?’ vraagt hij als hij voor de derde keer uit de bijkeuken terugkeert, ‘Wat denk je?’
    ‘Héérlijk!’ zegt Günther met een zucht. ‘Achtentwintig jaar oude port.’
    ‘Precies!’ roept Lambert enthousiast. ‘Helemaal goed! Hoe doe je het? Jij hebt er écht verstand van!’
    ‘Zou je denken?’ vraagt Günther, die nu zelf toch ook wel onder de indruk begint te raken.
    ‘Absoluut, ouwe jongen. Je bent er voor in de wieg gelegd. Maar eet toch wat! Tast toe!’ Hij wijst op de schaal met lekkernijen. ‘Ben je klaar voor de volgende ronde?’ En weer verdwijnt hij naar achteren.
    ‘L-lambert,’ spreekt de soldaat enige wijnjaren later plechtig tot de kok, ‘je bent een v-vriend! J-je bent mijn b-beste...’
    ‘Natuurlijk Günther,’ verzekert Lambert hem, ‘Jij en ik... wij laten ons niets wijsmaken toch? Wij zijn hier langer dan wie ook. Ons hoeven ze niets te vertellen.’
    ‘Wir sind zwei Solda-á-ten!’ zet de jubilaris in.
    ‘Salut!’ zegt Lambert, terwijl hij hem vrolijk toeknikt. Günther slurpt met gesloten ogen van zijn port. ‘V-volgens mij is d-deze n-nog iets j-jonger?’ zegt hij bedachtzaam. ‘I-ik weenie, m-maar hij heeft iets f-fruitigjes... in d-de afdronk... a-als je ‘em om hebt... èh ophebt b-bedoel ik.’
    De kok is alweer naar de bijkeuken verdwenen. Nog een paar glazen van die goedkope port en die idioot zegt niets meer. Dan kan ik aan de slag, denkt hij terwijl hij voor zichzelf nog een glas vlierbessensap inschenkt. ‘Goed voor de bloedsomloop... en je krijgt er geen hoofdpijn van.’
    ‘Waß?’ zegt Günther met waterige ogen.
    ‘Dat is het mooie van deze port,’ antwoordt Lambert ernstig, ‘het is goed voor de bloedsomloop en je krijgt er geen hoofdpijn van.’
    ‘Ach so...’ De oude soldaat haalt zijn schouders op, neemt een grote slok uit zijn glas en valt langzaam achterover van zijn kruk. De kok kan hem nog net bij zijn schouders vatten en sleept hem dan naar de bijkeuken waar hij hem in het stro legt.
    ‘Drieentwintig glazen,’ zegt hij hoofdschuddend, ‘die wordt voorlopig niet meer wakker... Aan het werk.’ Hij pakt een grote houten bestekbak, leegt die, en rolt de inhoud ervan in een oude vaatdoek. Vervolgens maakt hij de bak zorgvuldig schoon en schept hem vol met grote brokken gele bijenwas uit een emmer in de bijkeuken. Dan zet hij de doos op een stoel bij het vuur om de was zacht te laten worden tot deze een mooie egale laag heeft gevormd. Als het zover is haalt hij de doos weer weg bij het vuur om af te koelen. Uit de bijkeuken klinkt nu een luid gesnurk. Om Günther hoeft hij zich de komende tijd geen zorgen te maken.
    Hij schenkt zichzelf een glas wijn in maar bedenkt zich en gooit het weer leeg. ‘Even je kop erbij houden Lambertje,’ zegt hij tegen zichzelf. In plaats daarvan drinkt hij een glas water en eet wat van de worst en de kaas. Om de paar minuten staat hij op om voorzichtig aan de was te voelen. Als die voldoende is afgekoeld, maar nog wel zacht is, zet hij de doos op tafel en haalt één voor één alle sleutels van Günthers sleutelbos om er in de was een perfecte afdruk van te maken.
‘Ziezo,’ zegt hij tevreden als hij ze allemaal heeft gedaan. Hij doet de sleutels terug aan de bos, let goed op dat ze weer in precies dezelfde volgorde zitten en legt de bos daarna in het stro naast de slapende soldaat. Nu wacht hij nog een tijdje tot de was helemaal is afgekoeld en hard geworden. Hij gebruikt een omgekeerd houten dienblad als deksel, wikkelt het geheel in een grote lap en bindt het stevig met een stuk touw bij elkaar. Dan gaat hij naar de stallen waar hij de knecht opdracht geeft paard en wagen in te spannen.
    ‘Ik vertrek over een uur naar Marche voor de grote boodschappen,’ zegt hij streng, ‘zorg dat je alles klaar hebt.’
    Op de binnenplaats spreekt hij een van de soldaten aan die grappen staat te maken met de timmerman die daar inderdaad een schavot aan het bouwen is.
    ‘Luister eens,’ zegt hij op samenzweerderstoon, ‘dit moest maar liever tussen ons blijven. Een uurtje geleden kwam Günther even buurten bij mij in de keuken, en èh... we dronken samen een glaasje… je weet hoe dat gaat... nou ja, om een lang verhaal kort te maken...’ Een grijns verschijnt op het gezicht van de soldaat. ‘Hij ligt in de bijkeuken zijn roes uit te slapen. Je houdt het vóór je hè?’
    ‘Ik zeg niets,’ zegt de ander, ‘maar je bent me nu wel een borrel verschuldigd!’ De soldaat geeft Lambert een veelbetekenende knipoog en draait zich om.
    Nu gaat de kok nog bij Matthis langs om te zeggen dat hij pas de volgende dag weer terug zal zijn. ‘Ik heb van alles nodig voor de feestelijkheden van vrijdag,’ zegt hij zo rustig als hij maar kan. ‘Ik overnacht in De Blauwe Forel.’ Ondertussen voelt hij het koude zweet langs zijn rug lopen. ‘Ik ben een verrader!’ spookt het de hele tijd door zijn hoofd, ook al weet hij dat hij het goede doet. In de keuken werpt hij een laatste blik op Günther die nog altijd ligt te slapen. Hij neemt de doos met wasafdrukken onder zijn arm en loopt de kasteelpoort uit. Onderaan de grote stenen trap staan paard en wagen al voor hem klaar. De doos legt hij voorzichtig achterin op een paar dekens en dan klimt hij op de bok. ‘Húúú!’ roept hij terwijl hij zijn hand opsteekt naar de stalknecht die hem nakijkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten