zondag 10 mei 2020




De prins en de zegelring - Afl. 53
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 19  (slot)

De tafels worden afgeruimd en ridder Willem drinkt nogmaals op het welzijn van zijn gasten en feliciteert ze met het succes van hun missie. ‘Erg interessant allemaal hoor, dat van die mensenrechten, zo hoor je nog eens wat,’ verzekert hij de hertog. ‘Ah! Daar komt het dessert! En daar zullen we ook onze muzikale keukenprins weer hebben!’
    ‘Dan is er nog een kleinigheid die ik graag met u wilde bespreken,’ houdt De Grosmont aan, ‘namelijk die kwestie van de tolheffingen. Ik weet natuurlijk wel...’
    ‘Hrrmm, hè? Wat?’ bromt Willem, ‘tolheffingen? Daar heb ik geen verstand van. Laten we eerst maar eens wat muziek…’ Ivar is ondertussen zijn viool aan het stemmen. Opnieuw zet hij een ballade in.
    ‘Niks daarvan!’ roept Willem boos, ‘geen ballades meer! De kapelaan van Hoedelen willen we horen!’ en hij begint ongeduldig met zijn vuist op de tafel te slaan.
    ‘Ridder Willem, alstublieft,’ zegt de hertog. ‘Ik verzoek u naar mij te luisteren. De koning...’
    Ivar heeft Willem wel horen roepen, maar reageert in het geheel niet. Steeds wrangere en schrillere tonen tovert hij uit zijn instrument, dat wel lijkt te huilen van ingehouden woede.
    ‘Houdt u toch eens op over die stomme tolbrug,’ valt de ridder plotseling uit. ‘Was het eten soms niet lekker? De kapelaan van Hoedelen,’ roept hij nog een keer.
    Ivar probeert zich niets van de ridder aan te trekken. Hij trekt zijn stok steeds krachtiger over de snaren en stampt met zijn voet op de grond.
    ‘Ridder Willem, in Godsnaam,’ zegt de hertog, ‘het is van het grootste belang dat u naar mij luistert. De koning heeft mij opgedragen aan u over te brengen dat, mocht u opnieuw niet bereid zijn... hij deze keer desnoods met het leger...’
    ‘Hoe-de-len! Hoe-de-len!!’ roept Willem luid. ‘Kom, De Grosmont, drinken we nog wat, of hoe zit dat?’
    ‘Hoe-de-len! Hoe-de-len!!’ roepen nu ook Willems mannen terwijl ze de armen in elkaar haken.
    Ivar strijkt ondertussen met zó veel kracht over zijn snaren dat er eentje breekt. Aan tafel barsten ze in lachen uit.
    ‘Hé Nicolò!’ roept Willem, ‘misschien moest je je toch maar liever bij je pollepels houden!’ Nog meer gelach weerklinkt.
    ‘Jullie willen Hoedelen? Dan krijgen jullie Hoedelen!’ roept Ivar woedend naar zijn publiek. Hij houdt zijn viool voor zijn borst en tokkelt en raspt de eerste akkoorden met de vingers van zijn rechterhand op de overgebleven drie snaren alsof het een luit is.
    ‘Ongelofelijk,’ mompelt de hertog.
    ‘De kapelaan,’ begint Ivar. ‘Van Hoedelen!!’ haakt het gezelschap in. Omdat hij toch niet boven het geschreeuw uitkomt, speelt hij niet verder maar maakt van de gelegenheid gebruik om een nieuwe snaar op zijn viool te zetten.
    ‘Heer Willem, nogmaals, de tolrechten...’ begint De Grosmont weer.
    ‘Hoe-de-len!!!’ schreeuwt Willem die door het dolle heen is en zijn eigen glas en dat van de hertog nog eens volschenkt. Wanneer iedereen is uitgeschreeuwd, blijft de ridder onvermoeibaar met zijn vuisten op de tafel slaan. ‘Nóg een lied!’ roept hij naar Ivar.
    ‘Ridder Willem, voor de laatste maal!’
    ‘Zegt u het maar,’ antwoordt Ivar droog, ‘wat wilt u horen?’
    ‘Een lied! Een lied!’ roepen de mannen om het hardst.
    ‘Maakt niet uit Stupido! Speel maar wat, als het maar een lied is!’ roept Willem boven het gejoel uit.
    ‘Maakt niet uit, zegt u?’ antwoordt Ivar. En of het nou is omdat precies op dat moment Lambert in de hal verschijnt om te kijken of alles met het eten naar wens is, of omdat hij gewoon genoeg heeft van ridder Willem en diens lompe gedrag, of om nog een andere reden die hij zelf ook niet weet: zodra hij zijn viool weer aan zijn kin heeft gezet, speelt hij de eerste maten van het lied van de twee ridders dat hij in de keuken van de kok heeft geleerd, en dat hij een paar dagen eerder ’s nachts op de binnenplaats heeft gefloten.
    Ridder Willem reageert niet meteen. Eerst slaat hij nog enthousiast met zijn vuisten de maat, maar langzaam begint hem iets te dagen. Lambert, die de melodie wél meteen herkend heeft, wordt lijkbleek en laat een karaf brandewijn uit zijn handen glijden die op de plavuizen in duizend stukken uiteen spat.
    Willem wordt vuurrood en kijkt met grote ogen vol ongeloof naar Ivar, die zich niet van de wijs laat brengen en rustig doorspeelt of er niets aan de hand is. De rest van het gezelschap dat nu ook in de gaten krijgt dat er iets niet in orde is, verstomt en wacht gespannen af wat er gaat gebeuren.
    ‘Verraad,’ brengt de ridder na een tijdje uit. ‘Verraad! Stoppen!’
    Maar Ivar speelt onverstoorbaar verder.
    ‘Stoppen!!’
    ‘Nicolò, in ’s hemelsnaam!’ roept Lambert opgewonden.
    ‘Verraad!’ roept Willem opnieuw terwijl hij op Nicolò wijst. ‘Hij is de verrader! Ik wist het wel! Sla hem in de boeien! Wacht!!’ Hij staat op en trekt zijn zwaard.
    ‘Hihihi!’ piept graaf Serpillière die niet begrijpt wat er allemaal gebeurt.
    Twee wachters grijpen Ivar ieder aan één arm vast. Hij verzet zich niet en kijkt rustig om zich heen.
    ‘Nicolò,’ zucht Lambert wanhopig.
    ‘Afvoeren!’ gebiedt Willem. ‘Naar de kerkers met die verrader!’
    Ivar loopt rustig mee tussen de wachters. Uit een ooghoek ziet hij hoe Lambert zijn viool en zijn strijkstok opraapt. Zelf weet hij ook niet goed waarom hij gedaan heeft wat hij heeft gedaan, toch weet hij zeker dat hij juist heeft gehandeld.
    ‘Zo,’ voegt een van de wachters hem toe, ‘dus jij bent de verrader. Da’s niet zo mooi vriendje.’
    ‘Het schijnt zo,’ antwoordt Ivar gelaten.
    Ze steken de binnenplaats over, gaan een poort door en dalen daarna steeds dieper af in het binnenste van het kasteel. Voor een grote met ijzer beslagen deur houden ze halt. De andere wachter haalt zijn bos tevoorschijn en steekt een grote sleutel in het slot. De deur draait naar buiten open, en de eerste wachter duwt Ivar hardhandig de kerker in. Het duurt even voor zijn ogen aan het donker gewend zijn, maar dan ziet hij dat hij niet alleen is.
    ‘Jarik!’ roept hij uit.
    ‘Ivar!’ roept Jarik vrolijk terug. ‘Ik wist wel dat je me zou komen redden.’ Dan valt de deur met een doffe klap weer in het slot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten