vrijdag 22 mei 2020





De prins en de zegelring - Afl. 65
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 23  (slot)


Het is frisjes, maar niet meer echt koud; de winter heeft zijn langste tijd gehad. ‘Ik kan dit niet. Dit is niets voor mij, denkt hij bij zichzelf terwijl hij langs de vriendelijk kabbelende Ourthe rijdt. Waarom doe ik dit? Voor Nicolò? Voor mezelf? Uit een soort rechtvaardigheidsgevoel? Met zijn rechterhand wrijft hij langs de stoppels van zijn baard. Ik had járen geleden al moeten vertrekken, toen Willem kasteelheer werd. Waarom heb ik dat niet gedaan? Een aantal zijn wél vertrokken... weigerden voor die schurk te werken. Ook toen waren er al die zeiden dat Willem zélf achter de verdwijning van zijn broer Thom zat. Toch ben ik gewoon gebleven, net als de meesten trouwens: je past je aan, doet wat je gezegd wordt. De weg draait in een flauwe bocht van de Ourthe af en begint langzaam te stijgen.
    Ik ben geen held... ik ben een kok, dat ben ik! Helden? Dat zijn hele andere mensen, daar wordt je voor geboren. Nicolò, dát is pas een held. Hij neemt een slok uit de waterzak die naast hem op de bok ligt.
    Nicolò een held? Maar dan wel een hele gewone held... een menselijke held. Meer een held tegen wil en dank. Misschien bestaan er ook wel helemaal geen helden... is heldenmoed gewoon een keuze, een beslissing die je op een bepaald moment neemt zonder er echt bij na te denken. Je doet iets wél, of je doet het níet, en als je dan het goede hebt gekozen ben je dus opeens een held.
    Het lijkt hem niet dat Nicolò van te voren van plan was om dat lied te gaan spelen. Dat deed hij gewoon uit irritatie, gekwetste trots, of misschien zelfs dat niet eens, misschien wist hij het zelf ook niet, deed hij het in een opwelling. Maar dapper was het wel, achteraf beschouwd. Ook wel stom eigenlijk: nu zit hij opgesloten in de kerker en kan hij ook zijn broertje niet meer helpen ontsnappen. Lambert vraagt zich af of hij nu zelf een held is. Misschien een beetje, denkt hij bescheiden.
    Maar dat dronken voeren van Günther, dat had hij ook niet van te voren bedacht. Het was meer, ja... vanwege die sleutelbos. Omdat hij die grote sleutelbos zomaar ineens op tafel had gelegd... en vanwege dat rare Nederlands van hem met al die Duitse woorden erdoorheen, en omdat hij Günther eigenlijk helemaal niet zo aardig vindt. Die was ook gewoon in La Roche gebleven en had altijd braaf gedaan wat hem gezegd werd. Günther was regelmatig met Willem mee op rooftocht geweest. Die had bloed aan zijn handen. Dáárom had hij die wasafdrukken gemaakt en was hij nu op weg naar de sleutelsmid in Marche. En dan wilde Günther er óók nog stiekem tussenuit knijpen omdat het leger van koning Lodewijk in aantocht zou zijn, dát was in elk geval helemaal niet dapper.
    Zou hij nog liggen te slapen? Of zou hij al zijn bijgekomen? Hij merkt vast meteen dat ik aan zijn sleutels heb gezeten. Angstig kijkt Lambert achterom. Als hij de top van een heuvel heeft bereikt, kan hij beneden zich het stadje al zien liggen.
    Nicolò... Hij is trots dat hij een echte Hollandse prins als keukenhulp heeft gehad, maar ook boos. Waarom heeft Nicolò hem niet meteen de waarheid verteld? Vertrouwde hij hem soms niet? Hij rijdt de kar tot voor herberg De Blauwe Forel en geeft de teugels aan de stalknecht. ‘Ik heb wat zaken in Marche die ik eerst moet regelen. Zeg tegen Martijn dat hij een kamer voor me vrijhoudt en dat hij me tegen etenstijd kan verwachten.’
    De stalknecht knikt. Lambert is geen onbekende in de herberg.
    Hij haalt de doos met wasafdrukken uit de kar en gaat op weg naar de sleutelsmid. Hoewel hem hier in Marche niets kan gebeuren, kijkt hij nerveus om zich heen of hij geen bekenden ziet.

‘Lambert!’ zegt de smid als hij door de openstaande deur zijn werkplaats komt binnenlopen. ‘Wat brengt jou hier?’
    ‘Ik èh,’ zegt de kok zenuwachtig, ‘ik heb een paar... reservesleutels nodig.’
    ‘Geen probleem,’ zegt de smid opgewekt. ‘Kom maar hier met die sleutels.’
    ‘Nou èh,’ zegt Lambert, ‘het is een beetje anders. Ik eh, de originelen zijn...’
    ‘Kwijt?’ vraagt de smid.
    ‘Nee, dat niet maar…’ Lambert knoopt het touw los en pakt de doos met wasafdrukken uit.
    De smid kijkt hem verbaasd aan. ‘Wil je die allemaal?’
    ‘Allemaal,’ zegt Lambert kort. ‘En het moet snel gebeuren ook.’
    ‘Hm.’ de smid bekijkt de afdrukken aandachtig. ‘Dat ziet er goed uit,’ zegt hij, ‘dat zal wel lukken. Maar... dat zijn sleutels die hier bij mij vandaan komen, is het niet?’
    ‘Ja, nou en?’ zegt de kok zo achteloos mogelijk.
    ‘Zowat van alle sloten van kasteel La Roche, als je het mij vraagt. Van de kerkers... en die zijn allemaal kwijt?’
    ‘Nee natuurlijk niet.’
    ‘Maar... je wilt gewoon... een extra setje voor je weet maar nooit?
    Het is even stil.
    ‘Doe je het of doe je het niet?’ vraagt Lambert dan. ‘Ik heb nog meer te doen vandaag.’
    ‘Dit is niet in opdracht van ridder Willem neem ik aan?’ zegt de smid.
    De kok zwijgt.
    ‘Zoals je begrijpt,’ zegt de smid, ‘moet ik me aan de regels van mijn gilde houden.’
    ‘Dus je doet het niet?’
    De smid kijkt hem aan.
    ‘Een moment,’ zegt hij. Hij loopt naar voren en sluit de deur van de smidse. ‘Ben je al in De Blauwe Forel geweest?’ vraagt hij dan.
    ‘Nee,’ zegt Lambert, ‘daar ga ik straks naar toe.’
    ‘Je hebt niet met Martijn of Cornelis gesproken?’
    ‘Nee? hoezo?’
    ‘Ridder Willem... Er bestaan plannen om hem...’
    ‘Willem heeft iemand in zijn kerkers opgesloten die dat niet verdient,’ onderbreekt Lambert hem. ‘Een Hollandse prins die bij mij in de keuken werkte. Daarom heb ik die sleutels nodig.’
    ‘Wat zeg je nou? Een Hollandse prins als keukenhulp op La Roche?’
    ‘Niemand wist dat hij een prins was. Alléén ik.’
    ‘En waarom?’
    ‘Méér kan ik je niet vertellen. Maak je alsjeblieft die kopieën voor me?’
    De smid kijkt nog eens goed naar de wasafdrukken. ‘Het is goed,’ zegt hij. ‘Maar wél op twee voorwaarden. Ten eerste: ik wil er niets voor hebben, dan zondig ik ook niet tegen de regels van mijn gilde, en ten tweede wil ik dat dit tussen ons blijft. Heb je dat begrepen?’
    ‘Ja natuurlijk. Afgesproken!’ zegt Lambert opgelucht. ‘Wanneer... ben je klaar, denk je?’
    ‘Morgenmiddag op zijn vroegst.’ antwoordt de smid. ‘Ik moet eerst van elke sleutel een gipsen afgietsel maken. Als die droog zijn, moet ik daarvan weer afdrukken maken in het allerfijnste vulzand. Dat moet natuurlijk heel zorgvuldig gebeuren. Als het zand droog is, moet ik daar vervolgens de sleutels in gieten, en als die afgekoeld zijn moeten ze nog een beetje bijgevijld. Alles bij elkaar een boel werk. Kom morgen maar terug.’
    ‘’s Middags moet ik absoluut weer in La Roche zijn.’
    ‘Ik doe mijn best. Méér kan ik niet doen.’ Half gerustgesteld verlaat Lambert de smidse om boodschappen te gaan doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten