woensdag 13 mei 2020





De prins en de zegelring - Afl. 56
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 20  (slot)


De laatste gerechten gaan uit, sommige gasten nemen nog een dessert, de tafel aan het raam krijgt eindelijk haar wijn maar wil die niet meer, Cornelis ruimt op en de waard wast af. Wanneer de keuken helemaal aan kant is, hangen de twee zwagers hun schorten aan een haak en schuiven aan bij de twee van de overval.
    ‘U vindt het toch wel goed dat we er even bij komen zitten?’ vraagt de waard, terwijl hij vier glaasjes en een fles brandewijn op tafel zet.
    ‘Zeker,’ zegt de grootste van de twee, ‘Mijn naam is overigens Diederik. Wij komen uit Saint-Hubert, het klooster.’
    ‘Aangenaam! Zeer aangenaam,’ zegt Cornelis. ‘U ziet er niet uit als geestelijken. Was de dagschotel naar wens?’
    ‘Heerlijk, voortreffelijk,’ zegt Diederik, ‘U heeft het goed gezien. Ik ben de nieuwe rentmeester van het klooster. Wij zijn voor de markt naar Marche gekomen.’
    ‘Dat doen we nooit weer,’ zegt zijn metgezel boos. ‘Niet zonder een gewapend escorte in elk geval.’
    ‘Dit hier is mijn assistent Louis,’ zegt Diederik met een knipoog.
    ‘Struikrovers, ladelichters en tassenknippers,’ moppert Louis.
    ‘Wat u zegt,’ bevestigt de waard. ‘Zó kan het niet langer, dat is wel duidelijk.’
    ‘Er moet iets gebeuren, en snel ook,’ zegt Cornelis die intussen vier glaasjes heeft ingeschonken.
    ‘De schouten,’ meent Louis, ‘dat is toch duidelijk een taak voor de schouten?’
    ‘Ach mijn beste meneertje,’ zegt de waard, ‘de schouten? Die zijn maar met z’n zessen hier in Marche.’
    ‘Waarvan ook nog eens drie vrijwilligers,’ vult Cornelis aan.
    ‘Een poesje uit een boom halen.’
    ‘Of een schooljongen een draai om de oren geven.’
    ‘Maar Willem de la Roche ter verantwoording roepen?’
    ‘Dat is een heel ander verhaal.’
    ‘Radbraken! Vierendelen!’ roept Louis weer.
    ‘Ja, ja, dat is natuurlijk ook de bedoeling, maar dan zullen we toch echt zelf iets moeten ondernemen.’
    ‘Koning Lodewijk reageert namelijk niet op onze petities. En de schouten, nu ja…’
    ‘Ah, daar vertrekken de laatste gasten,’ zegt de waard. ‘Eén momentje alstublieft.’ Hij haast zich naar de deur om die open te houden.
    ‘Wel thuis,’ zegt hij, ‘ik hoop dat u een leuke avond hebt gehad. Misschien tot ziens?’
    ‘Tot ziens?’ is het antwoord. ‘Niks tot ziens.’
    ‘We komen hier nóóit meer!’
    ‘Onbeschofte bediening!’
    ‘Eerst ons een uur laten wachten en dan nog de verkeerde wijn brengen ook!’
    ‘Het is een schandaal!’
    De waard sluit zonder één woord de deur achter ze en keert terug naar zijn tafel. ‘Er gaat niks boven een tevreden klant, zal ik maar zeggen,’ glimlacht hij. ‘Waar waren we gebleven? Willem de la Roche.’
    ‘Ik voel er wel wat voor,’ zegt Diederik enthousiast.
    ‘Ik ook,’ roept Louis. ‘Althans, niet zelf natuurlijk, maar er moet wel wat gebeuren. Dat staat vast.’
    ‘Hoeveel man denken jullie op de been te kunnen brengen?’ vraagt Diederik zakelijk.
    ‘Hoeveel hebben we er nodig?’ vraagt Cornelis.
    ‘Dat hangt er van af...’
    ‘Een belegering lijkt me uitgesloten,’ zegt de waard. ‘Het moet een simpel plan zijn dat je met een paar man kunt uitvoeren. Een hinderlaag bijvoorbeeld.’
    ‘Maar hoe krijgen we Willem zijn kasteel uit, en op de plek waar we hem willen hebben?’ vraagt Cornelis. ‘Hebben we dan geen hulp van iemand uit La Roche nodig?’
    ‘Platbranden,’ zegt Louis. ‘Uitroken en platbranden dat roversnest!’
    ‘Ik denk dat ridder Willem zijn kasteel alleen uitkomt als hij denkt dat er ergens voor hem wat te halen valt,’ meent de waard. ‘Maar hoe komen wij dat te weten?’
    ‘Hm,’ zegt Diederik bedachtzaam, ‘we kunnen hem natuurlijk ook zelf een tip geven.’
    ‘Maar...’
    ‘Een geldtransport bijvoorbeeld... of juwelen... zoiets zou hem toch moeten interesseren?’
    ‘Jawel, maar hoe komen wij daarachter?’
    ‘Het hoeft toch geen écht transport te zijn? Als wij maar klaar staan met een man of twintig, goed voorbereid en op de juiste plaats…’
    ‘Ah,’ zegt de waard. ‘We lokken hem met valse informatie en dan...’
    ‘Hakken we hem in de pan,’ roept Louis. ‘En dan hangen we al dat tuig gelijk...’
    ‘Hou jij nou eens even je mond,’ zegt Diederik geïrriteerd, ‘en blijf van die brandewijn af, je hebt al meer dan genoeg gehad.’ Hij schuift de fles zo ver mogelijk van Louis vandaan. ‘Wat ik zeggen wou...’, gaat hij verder, ‘als we nou eens contact zochten met één van Willems handlangers... informeel... liefst met een lekker flesje erbij op tafel...’
    ‘Matthis,’ zegt de waard. ‘Matthis is Willems rechterhand. Die komt af en toe hier in Marche.’
    ‘Dan bieden we hém de eerst volgende keer een gouden tip aan: een juwelentransport van Saint-Hubert naar Marche.’
    ‘Er moet natuurlijk wel wat tegenover staan, anders gelooft Willem het nooit,’ zegt Cornelis.
    ‘Precies,’ knikt Diederik, ‘in ruil voor een deel van de buit geven wij Willem alle informatie die hij nodig heeft.’
    ‘Maar dan hebben we nog steeds veel mensen nodig,’ zegt de waard. ‘Voor een overval op een juwelentransport zal Willem echt niet alléén komen.’
    ‘Wél als we hem laten geloven dat er maar een paar soldaten meereizen: een geheim transport met een klein escorte om geen argwaan te wekken. Zoiets gebeurt wel vaker.’
    ‘En hoe komen wij aan die informatie? Dat zal Matthis zeker willen weten voor hij het aan zijn meester vertelt,’ vraagt Cornelis.
    ‘Van de rentmeester zelf,’ antwoordt Diederik vrolijk. ‘De nieuwe rentmeester van Saint-Hubert is namelijk corrupt!’
    ‘Geniaal!’ vindt de waard.
    ‘Daar drinken we op,’ zegt Louis hoopvol.
    ‘Twintig man,’ zegt Diederik beslist. ‘Met twintig man zou het moeten lukken. Kunnen jullie dat regelen?’
    ‘Absoluut,’ zegt de waard. ‘Twintig is geen probleem.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten