woensdag 1 april 2020





De prins en de zegelring - Afl. 14
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 5 - (slot)


‘En als ik eens met je mee ging studeren?’ zegt prinses Hendrikje na een tijdje.
    ‘Wat bedoel je?’
    ‘Nou, gewoon, dat we vanaf nu samen alle lessen volgen, jij en ik. Dan ben je niet meer alleen, en je zegt zelf dat het reuze interessant is allemaal. Ik weet zeker dat papa het goed vindt als ik het vraag.’
    ‘Maar waarom zou jij dat doen?’ vraagt Jarik, ‘lijkt het je dan leuk?’
    ‘Eh, ja, eigenlijk wel,’ zegt Hendrikje, ‘en ik ben ook wel nieuwsgierig naar wat je allemaal moet weten als je koning wordt.’
    ‘Maar je zegt net dat je niet met me wilt ruilen?’
    ‘Nee Jarik, dat heb ik niet gezegd. Ik vind alleen dat jij het koningschap niet zo maar naar mij kunt doorschuiven alsof het een vervelend klusje is dat je liever door iemand anders zou laten opknappen. Maar stel nu eens dat er iets met jou zou gebeuren? Het kan nooit kwaad om een reservetroonopvolger te hebben, dat zal papa zeker met me eens zijn.’
    Jarik kan zijn oren niet geloven. ‘Zou je dat echt willen?’
    ‘Ja, waarom niet?’
    ‘Ook schermen en de everzwijnenjacht?’
    ‘Voorál schermen en de everzwijnenjacht!’
    Hierna zwijgen ze een tijdje en luisteren ze naar de opgewonden geluiden om hen heen van de vliegende en de kruipende bewoners van de paleistuin en daarbuiten. Jarik denkt aan Renée die hij de laatste jaren minder en minder heeft gezien, en nu al een tijdje helemaal niet meer. Die andere ochtend, lang geleden, toen hij stiekem met haar het hek van de paleistuin is uitgegaan en voor het eerst de trap naar het kapelletje beklom, zal hij nooit vergeten. Het opwindende gevoel iets te doen dat niet mag, omdat je daar nog te klein voor bent, terwijl je zelf weet dat je wél al groot genoeg bent, maar tegelijk bang bent dat er iets heel ergs zal gebeuren. Dat zal hem voor altijd met Renée verbinden; dat onbeschrijfelijke gevoel samen met de geluiden en de geuren van die dag, roze laarsjes met witte stippen en de herinnering aan de dauw op het gras en het vroege ochtendlicht.

Vanaf die dag volgen prins Jarik en prinses Hendrikje alle lessen samen. De koning vindt het een heel goed idee, en hoewel Jarik nog altijd moeite heeft met het overvolle lesprogramma maakt het samen leren en samen huiswerk maken het allemaal een stuk dragelijker. Hendrikje is in de meeste vakken net iets beter dan Jarik, en heeft ook meestal net iets eerder het goede antwoord op een vraag van een van de leraren, maar dat kan ook zijn omdat Jarik een beleefd prinsje is dat zijn zusje altijd het eerst laat antwoorden.
    En dan komt er een brief voor Jarik uit Normandië die voor iedereen grote gevolgen zal hebben:

Aan:     Zijne koninklijke hoogheid prins Jarik der Nederlanden
Rouen, 28 maart etc.

lieve Jarik,

Ik schrijf je om te laten weten dat we elkaar niet meer zullen zien. Ik ga trouwen met Willem de la Roche. Ik heb altijd van je gehouden, en dat zal ook altijd zo blijven. Helaas! Als ik weiger breng ik mijn ouders in groot gevaar.
De enige uitweg is als er een kroonprins om mijn hand vraagt, maar dat zal niet gebeuren. De zilveren haarspeld die je mij gegeven hebt zal ik altijd bij me dragen.
Vaarwel, lieve Jarik. Ik zal je nooit vergeten.

gravin Renée, etc. etc.


Geschokt laat Jarik de brief aan zijn zusje lezen. ‘Die Willem de la Roche is minstens twintig jaar ouder dan Renée, en ze houdt niet eens van hem!’
    ‘Misschien is het een onweerstaanbaar knappe man?’ oppert Hendrikje.
    ‘Helemaal niet.’
    ‘Maar dan kust hij vast geweldig?’
    ‘Niet waar!’
    ‘Lieve Jarik, ik zie het probleem niet helemaal, jij bent toch kroonprins?’
    ‘Ja maar...’
    ‘Ja maar wat? Ben jij kroonprins of niet?’
    ‘Ja.’
    ‘Wil je met haar trouwen?’
    ‘Ja!’
    ‘Wil zij met jou trouwen?’
    ‘Ja!!’
    ‘Maar?’
    ‘Maar wat?’
    ‘Maar waarom trouwt ze dan met die Willem de la Roche?’
    ‘Vanwege die ereschuld van haar vader, dat weet je toch?’
    ‘Heb jij haar al ten huwelijk gevraagd?’
    ‘Nee...’
    ‘Maar als jij haar ten huwelijk zou vragen, dan trekt die Willem zich toch terug? Dat zegt ze zelf. Heb je haar wel verteld dat jij nu kroonprins bent in plaats van Ivar?’
    ‘Wanneer had ik dat moeten doen? Ik heb haar al twee jaar niet meer gesproken!’
    ‘Jarik! Je had haar toch kunnen schrijven?’
    ‘Daar had ik geen tijd voor. Overdag ren ik van de ene les naar de andere, ’s avonds maak ik mijn huiswerk voor de volgende dag en in het weekend moet ik behalve bij de zwijnenjacht ook nog opdraven bij elk officieel bezoek of anders wel om een of andere generaal een lintje op te spelden.’
    ‘En nu?’ vraagt Hendrikje.
    ‘Dat wilde ik nou juist aan jou vragen.’
    Hendrikje kijkt hem verbijsterd aan. ‘Jarik, nogmaals: wil je met Renée trouwen?’
    ‘Ja!!!!’
    ‘Nou, waar wacht je dan nog op?’
    ‘Hoe bedoel je?’
    ‘Vraag haar ten huwelijk!’
    ‘Maar...’

En zo gebeurde het dat Prins Jarik, nadat hij eerst toestemming aan zijn ouders had gevraagd - en gekregen - om gravin Renée een huwelijksaanzoek te gaan doen, twee maanden later, in vol ornaat, gezeten op zijn beste paard, uitgezwaaid door de koning en de koningin, prinses Hendrikje, de voltallige ministerraad en nog wat andere belangstellenden, onder escorte van twee soldaten de poort van het koninklijk paleis uitreed op weg naar Rouen in Normandië.
    Prinses Hendrikje volgde voorlopig alle lessen in haar eentje, maar omdat zij een ijverig en leergierig meisje was - en er ook wel een beetje trots op was dat zij nu als reservekroonprinses op het koningschap werd voorbereid - ging dat haar een stuk gemakkelijker af dan haar broertje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten