woensdag 15 april 2020





De prins en de zegelring - Afl. 29
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 11  (slot)





Het diner die avond verloopt een beetje stroef. De meeste gasten weten al waarom Jarik is gekomen, zodat de aankondiging van de verloving en het huwelijk niet als een verrassing komt. Men weet ook van Willem de la Roche, niemand weet er het fijne van, maar wél dat graaf Guido haar vanwege een of andere ereschuld aan hem ten huwelijk had beloofd. Men is blij voor Renée en ook de Amsterdamse kroonprins valt bij iedereen in de smaak. Hij is bescheiden, charmant en erg knap om te zien. Voor de graaf heeft echter niemand sympathie, en dus wil de stemming er maar niet inkomen.     De graaf zegt weinig tot niets terwijl de gravin voortdurend te hard lacht om haar eigen grapjes. Renée, die aan haar vaders linkerzijde zit, zegt ook niets en kijkt stuurs voor zich uit. Jarik, die aan de andere kant naast haar moeder zit, voelt zich steeds ongemakkelijker.
    Na een glaasje calvados tussen twee gangen door, tikt de graaf tegen zijn glas en verzoekt om stilte. ‘Beste vrienden, geachte aanwezigen,’ begint hij, ‘wij hebben een kleine verrassing voor u. Onze hooggeboren gast prins Jarik der Nederlanden heeft ons gevraagd om de hand van onze lieve dochter, gravin Renée. Wij hebben hierin natuurlijk van harte toegestemd. Het huwelijk zal binnen één jaar op een nader te bepalen datum plaatsvinden. Om dit heugelijk feit enige luister bij te zetten nodigen wij u graag uit voor een feestelijke jachtpartij morgen. Dank u wel.’ Het blijft even stil en dan klinkt een beleefd applaus. Gravin Renée vertrekt geen spier.
    Het hoofdgerecht wordt opgediend maar niemand zegt iets. Uiteindelijk staat een oude heer op en kucht kort achter zijn hand. ‘Lieve dames, beste heren,’ spreekt hij beminnelijk, ‘mag ik namens u allen het jonge paar, mevrouw de gravin en mijnheer de graaf feliciteren met deze gelukkige ontwikkeling. Dit zal hopelijk de schaduw wegnemen die al veel te lang over dit huis hangt en het begin zijn van een periode van voorspoed en licht. Vertrouw op elkaar en vertrouw op de liefde, dat is het advies dat ik de jongelui wil geven.’
    ‘Ouwe gek,’ mompelt gravin Isabella.
    ‘Een toast op het jonge paar!’ besluit hij van harte.
    ‘Op het jonge paar,’ beamen de aanwezigen.
    Er wordt gegeten en gedronken, en er is ook nog muziek, maar omdat gravin Renée geen aanstalten maakt, wordt er niet gedanst. Na het tweede dessert kondigt ze aan dat ze moe is en naar bed gaat. Jarik voelt zich erg opgelaten en begrijpt niet waarom Renée zo koeltjes doet. Is ze nou blij met hem of niet?
    ‘Let u maar niet op onze dochter, prins,’ zegt gravin Isabella, ‘heus, ze is vreselijk gelukkig, maar ze is nu eenmaal een gevoelig meisje.’
    ‘Dank u gravin, welterusten,’ antwoordt Jarik, die vindt dat het nu wel mooi is geweest. Hij staat op, wenst de graaf en de gravin een goede nacht en gaat op weg naar zijn kamers. Omdat hij zin heeft in wat frisse lucht besluit hij eerst nog een ommetje over de kasteelmuur te maken. Hij beklimt een van de trappen en begroet de wachter die daar dienst heeft.
    ‘Het is een heldere nacht, prins. De gravin is u al voorgegaan.’
    Inderdaad vindt hij Renée met een betraand gezicht op een bankje in een van de nissen in de kasteelmuur. Zonder een woord te zeggen gaat hij naast haar zitten. Na een tijdje slaat hij zijn arm om haar heen, samen kijken ze naar de sterren.
    ‘Je hóeft niet met me te trouwen, Renée,’ zegt Jarik zachtjes.
    ‘Dat is het nou juist,’ antwoordt Renée.
    ‘Wat bedoel je?’
    ‘Ik wil niet met je trouwen omdat het moet, maar omdat ik het wil!’
    ‘Maar als je niet met me wilt trouwen...’
    ‘Doe niet zo stom Jarik, daar gaat het helemaal niet om.’
    ‘Ik...’
    ‘Natuurlijk wil ik met je trouwen, ik wilde altijd al met je trouwen, maar niet omdat het moet. Niet vanwege een of andere stommiteit van mijn vader.’
    ‘Maar als je toch al met me wilde trouwen?’
    ‘Nee, Dat is niet hetzelfde. Ik wil zelf kiezen met wie ik trouw.’
    ‘Maar je hoeft niet met mij...’
    ‘Je begrijpt het niet hè?’
    ‘Wát begrijp ik niet?’
    ‘Als ik niet met jou trouw, moet ik met Willem de la Roche trouwen. Dus moet ik wel met jou trouwen.’
    ‘Maar dat wil je toch ook?’
    ‘Daar gaat het niet om.’
    ‘Maar wil je nou wel, of wil je nou niet?’
    ‘Ik wil wel, maar ik wil niet, omdat, oh Jarik, je wordt vast gek van me?’
    ‘Helemaal niet.’
    ‘Het is alleen dat... Niemand vraagt zich af wat ik wil. Eerst moet ik met die ridder trouwen omdat mijn vader dat heeft afgesproken. Nu blijkt dat ineens toch niet te hoeven omdat een kroonprins om mijn hand heeft gevraagd. Die kroonprins ben jij, mijn jeugdliefde. Iedereen draagt jou op handen omdat jij mij van een ongelukkig huwelijk hebt gered en van mij wordt verwacht dat ik nog dankbaar ben ook. Ik mag kennelijk alleen opzitten en pootjes geven. Nou daar bedank ik voor!’
    ‘Maar ik verwacht helemaal niets van jou. Ik hou gewoon van je,’ zegt Jarik.
    ‘Dat weet ik heus wel.’
    Ze kijken naar de sterren.
    ‘Ik was gewoon zo graag uit vrije wil met je getrouwd, niet omdat het moet.’
    ‘Maar het hoeft ook niet.’
    ‘Erg slim ben je niet hè?’
    ‘Ik hou gewoon van je.’
    ‘Laten we maar gaan slapen. Morgen is die jachtpartij.’
    Jarik staat op maar Renée trekt hem weer terug.
    ‘Hoho, niet zo snel,’ zegt ze.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten