maandag 13 april 2020





De prins en de zegelring - Afl. 26
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 10  (slot)


De volgende dag was een zaterdag, en zouden ze met Lorenzo paddenstoelen gaan zoeken in het bos - iets waar Willem zich weinig op verheugde - maar de dag daarna was zondag en dus een vrije dag. Ook zijn vriendje Matthis, de keukenhulp, was dan vrij en dat kwam mooi uit. De vrije zondagen brachten ze meestal samen door in de bossen rond het kasteel om strikken te zetten of vanuit een hoge boom met een handvol kiezelstenen voorbijgangers de stuipen op het lijf te jagen.
    Dit keer had Willem echter iets verzonnen dat Matthis in grote verlegenheid bracht. Hij had hem verteld dat hij Lorenzo een poets wil bakken en daarvoor de zegelring nodig had die zijn vader vaak op zijn tafel liet slingeren of tussen de andere snuisterijen op het kleine notenhouten tafeltje naast het ladenkabinet bewaarde. Wanneer ridder Theodor Matthis naar zijn werkkamer zou ontbieden, moest hij hem proberen af te leiden en dan de zegelring stelen.
    ‘Als je vader me betrapt laat hij mijn hand afhakken!’ klaagde Matthis.
    ‘Welnee domoor, dan zeg ik toch gewoon dat het allemaal een grap was.’
    ‘En jij denkt dat we daar mee wegkomen?’
    ‘Ach, hij heeft me al zo vaak in een van de kerkers opgesloten, één nachtje meer of minder maakt mij echt niet uit. Doe nou maar wat ik je gezegd heb, dan zul je wel eens zien hoe ik die Lorenzo in zijn hemd zet.’

Die maandag wachtte Matthis met angst en beven het moment af waarop ridder Theodor hem zou roepen. De eerste paar keer kon hij nog zeggen dat er geen gelegenheid was geweest, of dat de ridder de ring aan zijn vinger had gehad, maar eens zou hij er toch aan moeten geloven. Dan toch maar liever bij de eerste de beste gelegenheid.
    Toen hij de ridder die ochtend een glas portwijn moest brengen, zag hij zijn kans schoon; de ring lag midden op tafel naast een stapeltje papieren. Hij zette een zilveren bokaal op tafel, nam de fles portwijn van het blad en schonk in.
    ‘Er zit sneeuw in de lucht, heer,’ zei hij hees met een knik in de richting van het raam.
    Zodra ridder Theodor zich omdraaide en naar buiten keek, griste hij snel de ring weg en pakte vervolgens het dienblad van de tafel.
    ‘Je bent een uilskuiken, Matthis. Het belooft juist een prachtige dag te worden. Vooruit, wegwezen, ik heb nog meer te doen!’
    Duizelig en met een onvast gevoel in zijn benen maakte Matthis dat hij wegkwam en knoopte de ring zolang in een oude vaatdoek die hij helemaal achterin op een van de onderste planken van de voorraadkasten in de bijkeuken verborg. Die dag werd hij nog twee keer door ridder Theodor naar zijn kamer ontboden, maar de ridder leek de ring niet te missen. ’s Avonds na het diner klopte hij zachtjes aan Willems kamerdeur.
    ‘Heb je hem?’ was het eerste wat hij vroeg.
    ‘Dit is de laatste keer dat ik zoiets voor je doe.’ Matthis gooide de lappen prop met de ring naar Willem die hem ving en met glinsterende ogen uitpakte.
    ‘Goed werk, Matthis, dit zal ik niet vergeten.’
    ‘En nu?’
    ‘Dat zul je nog wel zien. Ga nou maar weer, ik wil slapen.’
    De volgende dag nam Willem de ring mee naar de lessen in de bibliotheek, diep weggestopt in een van zijn binnenzakken. In de pauze, die ze meestal met z’n drieën op de kasteelmuur doorbrachten, zei Willem dit keer liever in het leslokaal te willen blijven. ‘Gaan jullie maar naar buiten, ik heb het koud, ik geloof dat ik griep begin te krijgen.’
    Zodra hij alleen was, haalde hij de ring tevoorschijn en verstopte hem, nog altijd gewikkeld in de lappen prop, diep onderin de leren tas van broeder Lorenzo, onder alle boeken en papieren die hij daarin bewaarde. Na de pauze gingen ze weer verder met de lessen en de rest van de dag gebeurde er niets bijzonders.
    Op de woensdag echter, toen ze net zouden gaan hoofdrekenen, kwam ridder Theodor de bibliotheek binnen met een donkere blik in zijn ogen.
‘Mag ik jullie even storen, heren?’ zei hij koeltjes.
    ‘Wat kunnen wij voor u doen, ridder?’ antwoordde Lorenzo.
    ‘Ik ben iets kwijt en ik wil weten of iemand van jullie daar misschien meer van weet?’ Hierbij keek hij doordringend naar Willem, die echter geen spier vertrok.
    ‘En wat ben u dan kwijt, als ik vragen mag, ridder?’ vroeg de monnik geschrokken.
    ‘Een klein gouden sieraad dat mij zeer dierbaar is, broeder. Kan één van jullie mij daar iets over vertellen?’
    ‘Uw ring? U doelt toch niet op uw zegelring, heer?’ Lorenzo was vuurrood geworden.
    ‘Maar die hebt ú toch meegenomen broeder?’ zei Willem poeslief tegen de monnik.
    ‘Ik? Wat heb ik?’ stamelde die.
    ‘De zegelring die u laatst uit mijn vaders kamer hebt meegenomen. Die wilde u toch zo graag aan het klooster schenken?’ zei Willem met een stalen gezicht.
    ‘Maar dat is... Ik... ‘ Lorenzo wist niet wat hem overkwam.
    ‘Broeder Lorenzo,’ zei de ridder nu terwijl zijn ogen vuur schoten, ‘heeft u mij misschien iets te vertellen?’
    ‘Ik... Maar... U denkt toch zeker niet...’
    ‘Maar u heeft hem toch in uw tas zitten, broeder? Waarom geeft u hem niet gewoon aan mijn vader terug, dan kunnen we verder met de les,’ zei Willem vrolijk.
    ‘M-mijn tas?’
    ‘Broeder Lorenzo, ik moet u verzoeken mij de inhoud van uw tas te laten zien.’ sprak de ridder streng.
    ‘Maar natuurlijk,’ antwoordde de arme monnik terwijl hij zijn tas pakte en de inhoud daarvan op zijn bureau begon uit te stallen.
    ‘U ziet het: boeken, papieren, schrijfgerei en... hé, wat is dit?’
    ‘Vertelt u het mij maar broeder.’
    ‘Ik... ik weet niet... wat zit daarin?’ hij vouwde de prop open en tot zijn grote schrik kwam daar de zegelring tevoorschijn, viel op de grond en rolde over de vloer recht op ridder Theodor af. Deze bukte zich, raapte hem op en schoof hem kalm aan zijn vinger. Niemand sprak nog een woord.
    ‘U stelt mij bijzonder teleur, broeder. Ik zal dit moeten rapporteren aan uw oom. Zoals u wel zult begrijpen is hiermee een eind gekomen aan uw betrekking als leraar aan ons kasteel,’ zei de ridder. Hij verliet het lokaal zonder verder nog één woord te zeggen.
    Broeder Lorenzo keek wanhopig naar Willem en Thom, pakte zijn tas en verliet eveneens het lokaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten