woensdag 29 april 2020





De prins en de zegelring - Afl. 42
Klaas ten Holt

Hoofdstuk 16  (vervolg)


‘Vraag het hem zelf heer.’ Lambert lijkt oprecht beledigd. Hij is misschien de enige op het kasteel die Willem durft tegen te spreken. Daar komt hij mee weg omdat Willem hem vertrouwt, maar hem tegelijkertijd niet al te serieus neemt.
    ‘Waar kom je vandaan, knul?’ zegt de ridder nors.
    ‘Uit Ligurië heer.’ Het is het eerste dat hem invalt. Hij heeft alleen een valse voornaam verzonnen, maar verder niets.
    ‘Uit Ligurië zeg je. Hm. Wel eens in Amsterdam geweest?’
    ‘Heer?’ Ivar doet net of hij het niet goed heeft verstaan.
    Er valt een stilte.
    ‘Laat maar,’ bromt Willem. ‘En hoe heet je?’
    ‘Nicolò, heer.’
    ‘Zo. Nicolò zeg je.’ Ivars gezicht gloeit van spanning. ‘En hoe nog meer?’
    Ivar probeert zich een Italiaanse naam of een Italiaans woord te herinneren. Wat riepen ze ook alweer steeds naar elkaar tijdens het olijven plukken?
    ‘Nou?’ zegt Willem ongeduldig.
    ‘S-stupido, heer. Nicolò Stupido!’
    Ridder Willem kijkt hem verbijsterd aan.
    ‘Erg snugger is hij niet heer,’ zegt Lambert snel, ‘maar hij werkt hard en voor zijn eerlijkheid sta ik in.’
    Ivar doet zijn uiterste best zo onnozel mogelijk uit zijn ogen te kijken. Hij gaat er bijna van loensen.
    ‘En er is nog iets dat u van hem moet weten,’ vervolgt Lambert enthousiast, ‘hij speelt viool!’
    ‘Ja nou en?’ antwoordt Willem die aan zijn ontbijt is begonnen.
    ‘Zoals deze jongen speelt, heer, heb ik nog nooit iemand horen spelen. Het is alsof, alsof... U moet het zelf horen, dan begrijpt u wat ik bedoel.’
    ‘Viool, zeg je? Hm, we zullen zien. Voorlopig kan hij blijven.’
    Lambert geeft Ivar een knipoog.
    ‘En nu ingerukt jullie, want ik wil rustig ontbijten.’
    Op de binnenplaats van het kasteel zien ze dat de ochtend al begint te gloren.
    ‘Heet jij echt Stupido?’ vraagt Lambert ongelovig.
    ‘Ik... ja... nee... Maakt dat wat uit dan?’
    ‘Je bent een vreemde jongen Nicolò,’ zegt Lambert, ‘maar ik geloof toch dat ik je mag, en vioolspelen kán je.’ Terug in de keuken stookt Lambert eerst het vuur eens goed op en schenkt daarna voor hen allebei een groot glas warme honingdrank met gember in. ‘Zo,’ zegt hij wanneer ze aan de keukentafel zitten. ‘Het zijn lange dagen die we hier maken, dus moeten we goed voor onszelf zorgen.’
    Twee mannen komen om melk en gerst vragen voor het ontbijt van de wacht en het personeel. ‘Wij koken alleen voor Willem en zijn gasten,’ legt Lambert aan Ivar uit, ‘daarnaast zorgen we dat er genoeg voorraad is en dat aangevuld wordt wat op is.’
    ‘Hij lijkt me niet de gemakkelijkste,’ zegt Ivar voorzichtig.
    ‘Gemakkelijkste?’ Lambert spuugt in het vuur. ‘Ridder Willem is een schurk. Een schavuit! Ik weet eigenlijk niet waarom ik hier nog ben.’
    Ivar zwijgt en wacht af of Lambert nog meer zal vertellen.
    ‘Weet je iets van de geschiedenis van La Roche?’ vraagt hij na een tijdje.
    ‘Nee,’ antwoordt Ivar.
    ‘Dat is misschien maar goed ook,’ zegt de kok, ‘anders was je hier zeker niet om werk komen vragen.’
    Ivar blijft zwijgen.
    ‘Heb je familie?’ vraagt Lambert.
    ‘Ja.’
    ‘Erg spraakzaam ben je niet hè?’
    ‘Jawel, tenminste,’ Ivar denkt even na. ‘Ik heb een broer,’ zegt hij dan, ‘en een zusje.’
    ‘Dat is mooi,’ knikt Lambert. ‘En je ouders, leven die nog?’
    ‘Ja.’
    ‘Dan zullen die je wel missen?’ Ondertussen verdeelt hij het laatste restje honingdrank over twee glazen.
    ‘Ik mis mijn familie heel erg,’ zegt Ivar. ‘Vooral mijn jongere broertje.’
    ‘Kon je daar goed mee opschieten?’
    ‘Ja, nou, hij is verdwenen.’
    ‘Wat vertel je me nou?’
    ‘We waren altijd samen, en toen is hij op een dag verdwenen.’
    ‘Wat? Zomaar?’ vraagt Lambert.
    Ivar weet niet goed wat hij de kok zal vertellen. Hij heeft het gevoel dat hij hem kan vertrouwen, maar hij kent hem tenslotte nog maar één dag. ‘Hij is ontvoerd.’ gaat hij verder.
    ‘Ontvoerd? Maar waarom? Hebben je ouders geld dan?’
    ‘Nee. Gewoon. ik weet het niet.’
    ‘Dat is een raar verhaal dat je me daar verteld, je bent me er eentje. Kom, Stupido, we moeten weer aan de slag.’

De volgende dagen leert Ivar allerlei gerechten maken. Hij moet helpen met sauzen, vlees marineren, wild schoonmaken en bereiden, gevogelte plukken, brood bakken en ga zo maar door. Het is hard werken, maar met Lambert kan hij het uitstekend vinden. Ook leert hij steeds beter zijn weg vinden in het kasteel. Bepaalde gedeelten van het slot zijn verboden terrein: de benedenverdieping en de kelders zijn alleen toegankelijk voor de wachten en ook de toren waar Willem zijn vertrekken heeft, is streng verboden voor iedereen die er niets te zoeken heeft.
    Het gaat er niet bepaald zachtzinnig aan toe op kasteel La Roche. De mannen zijn humeurig en ontevreden, en om het minste of geringste breken knokpartijen uit. Als Willem er genoeg van heeft, deelt hij willekeurig straffen uit, maar meestal laat hij zijn mannen maar begaan. Lambert en Ivar worden over het algemeen met rust gelaten, de prins krijgt wel eens een duw in het voorbijgaan of een scheldwoord naar zijn hoofd geslingerd, maar meer ook niet, men weet wel dat heer Willem van lekker eten houdt en gehecht is aan zijn koks.
    Voor de wachten en het personeel wordt op de binnenplaats gekookt. Zomer en winter eet men onder een houten afdak langs een van de muren. Meestal een dikke brei van gierst, groenten en vlees met brood erbij.
    Dat is dus ook wat Jarik en Renée te eten krijgen, denkt Ivar, die vermoedt dat zij ergens in de kelders van het kasteel opgesloten zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten