zondag 12 april 2020





De prins en de zegelring - Afl. 25
Klaas ten Holt


Hoofdstuk 10  Waarin we meer te weten komen over de tweeling Willem en Thom de la Roche.

Ridder Theodor de la Roche vond het belangrijk dat zijn tweeling zoons een goede opleiding zouden krijgen. In zijn jeugd was het bijna altijd oorlog geweest en dus had hij alleen leren paardrijden en zwaardvechten en was de rest van zijn scholing erbij ingeschoten. Dus huurde hij een jonge monnik in uit het nabij gelegen klooster van Orval om Thom en Willem les te komen geven op het kasteel. Zijn naam was Broeder Lorenzo, hij was het neefje van de kloosterabt, en hij was een vrolijke, enthousiaste, maar ook een beetje naïeve jongeman.   
    Vanaf het allereerste begin verbaasde Lorenzo zich over hoe verschillend de tweelingbroers waren; het leek wel of alle karaktereigenschappen van hun ouders netjes gescheiden over de beide broers verdeeld waren: de ene broer alle goede en de andere alle slechte.
    Het lesprogramma dat hij had bedacht was weloverwogen, maar niet te streng. Er werd getekend en gespeeld, maar ook gelezen en geschreven. Er werd geknutseld en gekleurd, maar ook gerekend en gemeten. Hij kwam met spannende verhalen, vertelde grapjes, maar ondanks alle goede wil viel het lesgeven hem zwaar. Met Thom kon hij het vanaf het allereerste moment goed vinden, het was een open, eerlijk en vrolijk kind, en ook nog ijverig, leergierig en slim, maar met Willem verliep het contact stroef. Hij was stug en gesloten, en straalde een enorme eerzucht en ambitie uit.        
    Lezen en schrijven interesseerden hem niet en rekenen al helemaal niet. De enige manier om zijn aandacht te krijgen, was verhalen vertellen. Het moest dan wel over ridders gaan, er moest gevochten worden, vijanden verslagen, draken gedood, kortom: er moest bloed vloeien. Maar wat Lorenzo ook probeerde om zijn vertrouwen te winnen, Willem bleef stug en ontoegankelijk en leek een diepe minachting voor zijn leermeester te koesteren. Thom voelde zich verantwoordelijk voor zijn jongere broertje en nam hem steeds bescherming. Als het kon fluisterde hij hem in de les de goede antwoorden in en hielp hij hem met zijn taakjes en opdrachten, waar Willem gretig misbruik van maakte.
    Ridder Theodor deed ondertussen geen enkele poging zijn voorkeur voor zijn oudste zoon te verbergen. Hij noemde hem zijn erfgenaam en opvolger, en prees hem voortdurend om zijn uiterlijk en zijn intelligentie. Het moet gezegd worden: de kleine Thom was het evenbeeld van zijn vader, terwijl Willem onmiskenbaar het rode haar en de trekken van zijn jong gestorven moeder had. Zo leerde Willem al vroeg zijn vader hartgrondig te haten.
    Behalve Matthis, het hulpje van de kok had Willem geen vrienden. Hij nam nooit iemand in vertrouwen, luchtte zijn hart niet en gedroeg zich afstandelijk en uit de hoogte tegen alle ondergeschikten. Maar vooral richtte zijn haat zich op de zachtmoedige monnik Lorenzo.
   
Op een vrijdagmiddag in februari toen het bijzonder koud was, kwam ridder Theodor onverwacht de bibliotheek binnen. Geroerd door de aanblik van de monnik met zijn twee kleine jongens, nodigde hij hen uit voor een opkikkertje in zijn studeerkamer.
    In ridder Theodors vertrekken brandde een aangenaam haardvuur. Een grote luchter met kaarsen zorgde voor voldoende verlichting. Er stond een rechthoekige zware eikenhouten tafel met een met donkerrood damast beklede fauteuil aan één kant en een lange bank aan de andere kant. Verder stond er een ladenkabinet, een klein notenhouten tafeltje met daarop diverse snuisterijen en hing er een redelijk goed gelijkend portret van ridder Theodor zelf. Boven de haard hing een schild in de kleuren van La Roche met daaronder twee gekruiste degens.
    ‘Ga zitten jongens, maak het je gemakkelijk,’ zei de ridder joviaal terwijl hij op de bank wees. Hij schelde kort, waarop de deur openging en de keukenhulp een schaal met een grote kan dampende punch en glazen binnenbracht. ‘Dank je Matthis, schenk maar in. Welnu, broeder Lorenzo, maakt Thom goede vorderingen?’
    ‘U kunt trots zijn op uw jongens,’ antwoordde de monnik.
    ‘Heel goed,’ zei ridder Theodor glimlachend, ‘dan weet ik dat ik La Roche straks met een gerust hart aan mijn oudste zoon over kan laten.’ Een ongemakkelijke stilte volgt. ‘U behandelt de klassieken, naar ik aanneem?’ vroeg de ridder geïnteresseerd.
    ‘Het oude en het nieuwe testament.’
    ‘Hm,’ knikte de ridder terwijl hij een klein gouden speeltje tussen zijn vingers liet ronddraaien.
    ‘Iemand nog een glas punch?’ Bij het reiken naar de schel glipte het speeltje hem uit de hand en rolde over de tafel naar broeder Lorenzo die het oppakte.
    ‘Een ring! Een zegelring, en wat een fraai exemplaar!’ zei hij vol bewondering.
    ‘Die is al heel lang in de familie,’ zei ridder Theodor trots terwijl hij de ring weer aannam, ‘ridder Theodros de la Roche, een verre voorvader, heeft hem volgens de overlevering tijdens één van de kruistochten in het Heilige land wegens uitzonderlijke moed van de keizer van Jeruzalem gekregen. Sindsdien krijgen alle eerstgeboren jongens een naam beginnend op Th en erven zij de zegelring. Ook Thom zal hem op een dag aan de ringvinger van zijn linkerhand dragen.’
    ‘Maar ridder, zo’n ring uit het Heilige land is een relikwie! Zo iets moet veilig opgeborgen!’ riep Lorenzo onthutst.
    ‘Nee, nee broeder, die ring is in gebruik. Ik verzegel er alle belangrijke documenten mee.’
    ‘Maar...’
    ‘Het zou toch zonde zijn om zo iets moois achter slot en grendel te bewaren? Kom, drink uw punch!’
    ‘Ridder Theodor,’ drong Lorenzo aan, ‘schenkt u de ring aan ons klooster. Zo’n kostbaar kleinood hoort niet - vergeeft u mij alstublieft - als speeltje op uw bureau.’
    ‘Kom, kom, broeder, drink uw punch en breng mijn jongens naar hun kamers. Ja, het is inderdaad een mooie ring. Ik zie het wel, uw ogen gaan er helemaal van glinsteren!’ Met een rood hoofd leegde Lorenzo zijn glas punch en verliet danig van streek het vertrek, gevolgd door Thom en Willem.
    Op Willem had het verhaal een diepe indruk gemaakt. Van het bestaan van de zegelring wist hij niet, en het maakte hem opnieuw ziek van jaloezie op zijn oudere broer voor wie het leven nog zoveel aangename verrassingen in petto had. De opwinding van Lorenzo was hem niet ontgaan, alleen vatte hij die anders op dan zijn vader. In zijn ogen was het gewoon hebzucht die de monnik gedreven had en hij geloofde niets van zijn verhaal over de ring als relikwie voor het klooster van Orval.
    Zie je wel! dacht Willem bij zichzelf, hij is helemaal niet zo heilig als hij zich voordoet. Hij wil die ring gewoon voor zichzelf hebben... en daar ga ik hem een handje bij helpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten