Wiedergutmachungskind
S. komt thuis van therapie met een formulier. ‘Ik moet wat vragen beantwoorden over mijn familie,’ zegt hij.
‘Wat wil je van me weten?’
‘Over je jeugd, er zijn vier mogelijkheden. Waren jouw ouders afstandelijk? Niet geïnteresseerd? Voelde jij je veilig om je emoties te uiten? Werd er dan naar je geluisterd?’
Ik moet even nadenken. Er was natuurlijk van alles mis bij ons thuis, mijn ouders gingen uit elkaar toen ik vijf was, waarop ik met mijn moeder naar Israël emigreerde en met haar in een klein houten huisje zonder douche en W.C. in een kibboets moest gaan wonen waar niemand me verstond of begreep, terwijl ik mijn vader miste die gelukkig wel elke dag schreef en tekeningen stuurde; maar al na drieënhalve maand hield mijn moeder het daar niet meer uit en gingen we weer terug naar huis, ik denk dat mijn vader meer van mijn moeder hield dan andersom, maar ze respecteerde hem wel, tijdens mijn pubertijd kreeg mijn moeder kanker en toen ik negentien was ging ze dood, ja, je kunt wel zeggen dat er een hoop drama bij ons was, heftige emoties, hevige ruzies, maar die werden toch ook altijd vrij snel weer uitgepraat; ik herinner me dat ik ooit mijn moeder zó intens haatte dat ik van boven aan de trap een stoel naar haar gooide - ze kon nog net opzij springen, beneden in het halletje - ‘kutwijf, ik haat je’ gilde, en zij: ‘ik wou dat ik je nooit gekregen had, jij wordt nog eens mijn dood’ schreeuwde, ’s nachts kwam ze mijn kamer binnen en maakte me wakker, ‘het spijt me zo vreselijk,’ zei ze, ‘ik heb zulke vreselijke dingen tegen je gezegd,’ ze kwam naast me op mijn bed zitten - ik kon het me allang niet meer herinneren - ‘het geeft niet mama,’ zei ik, ‘ik hou van je,’ ‘ik ook van jou.’, de volgende dag was er niets meer aan de hand, de kapotte stoel bij het grofvuil gezet, het was immers maar een stoel; mijn ouders waren oorlogskinderen en hadden zelf niet heel goede herinneringen aan hun eigen ouders, ik was een wiedergutmachungskind, ik zou alles krijgen waaraan het hen had ontbeerd: liefde, aandacht, bewondering, tegen mij waren ze, dat is het toch dat bij mij overheerst - in elk geval tot aan mijn pubertijd - eigenlijk vooral heel erg lief en zorgzaam, misschien niet altijd even verantwoordelijk, maar het was dan ook een andere tijd, ik denk dat ze tot aan mijn pubertijd vooral erg veel van me hielden en daarna vooral erg teleurgesteld waren, toch heb ik me altijd gewild en veilig bij ze gevoeld, zelfs toen, na de dood van mijn moeder, mijn vader vrijwel meteen bij zijn nieuwe liefde introk die van meet af aan een pesthekel aan mij had, en hij, te laf of te bang om het voor me op te nemen, mij meer en meer begon af te vallen, om het dan plotseling, meestal op het verkeerde moment, weer goed te willen maken door lelijke dingen over zijn nieuwe vrouw aan mij te vertellen: ‘in sommige dingen is ze zo stom als het achtereind van een varken,’ zei hij dan, om er aan toe te voegen dat ze wel geweldig met hem vree, veel lekkerder dan het met mijn moeder was geweest, wat vooral tot gevolg had dat ik hem op dat moment nóg minder respecteerde.
‘Ik heb eigenlijk een hele fijne jeugd gehad,’ zeg ik tegen S. ‘Schrijf maar op dat je vader hele lieve en zorgzame ouders had.'
donderdag 23 oktober 2025
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten