Die Juden
‘Hoe staat het met je opera?’
‘Wat zal ik zeggen? Ik werk er elke dag aan. Ik heb nu de eerste twee actes op papier, twee keer vijfendertig minuten muziek.’
‘Dan ben je al een heel eind, dus.’
‘Ik ben aan de derde en laatste acte begonnen.’
‘En uitvoeringsmogelijkheden?’
‘Ik hou mijn hart vast. Opera is duur en het onderwerp is controversieel.’
‘Maar dat is toch juist goed? Een beetje reuring kunnen we wel gebruiken, gebeurt er eindelijk weer eens wat.’
‘Dat zou je wel denken, ja. Maar in een tijd waarin kwaliteit aan succes wordt gekoppeld en dus aan verkoopcijfers en zaalbezetting, durft niemand meer zijn nek uit te steken. Dan krijg je voorspelbare retro-kunst met controverses die honderd jaar geleden al geen controverse meer waren.’
‘Maar daar neemt het publiek toch geen genoegen mee?’
‘Welk publiek bedoel je?’
‘Maar waarom doe je het dan?’
‘Verschillende redenen. Ik heb een pesthekel aan opera, althans aan hoe er daarin vaak gezongen wordt, met een vibrato waarop je een ei kunt bakken en alles zo luid mogelijk de zaal in geslingerd - oké, ik overdrijf, maar toch niet zo heel erg veel -, men realiseert zich niet hoe gekunsteld dat is, en dat het palet veel groter zou kunnen zijn, dat er niet altijd op die manier werd gezongen, maar ik hou wel heel erg van muziektheater als medium om iets over te brengen, de combinatie van tekst en muziek en hoe die zich tot elkaar zouden moeten verhouden, het samenkomen van verschillende disciplines, misschien ook wel het megalomane ervan, de onmogelijkheid nog iets toe te kunnen voegen en de droom dat misschien toch te zullen doen. Ik schrijf sowieso graag voor stemmen, niets mooiers dan de menselijke stem, het orgaan dat ons tot mensen maakt.’
‘En wat nog meer?’
‘Ik vind het heel erg leuk om eindelijk weer met Carel Alphenaar samen te werken, in mijn optiek de enige en de allerbeste librettist die we in Nederland hebben. We hebben van meet af aan heel veel samen gezeten, overlegd, soms gestreden. En ook nu nog, nu het libretto klaar is en ik aan het componeren ben, overleggen we voortdurend over dramatische of dramaturgische problemen, over kleine aanpassingen in de tekst, bespreek ik mijn ideeën met hem. We doen dit echt samen, en dat vind ik heel bijzonder. Ik geloof niet dat dit heel gebruikelijk is, maar ik zou het niet anders willen.’
‘Maar niemand gaat jullie opera dus horen?’
‘Ik weet zeker van wel, maar of Carel en ik er dan nog zijn is nog maar de vraag. Maar deze opera wil ik geschreven hebben. Dit is zo’n bizar verhaal, zo wars van elke conventie, en over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt.’
‘Waar gaat Die Juden dan over?’
‘Over hoe er naar joden gekeken wordt, alle idiote ideeën die mensen over het jodendom hebben en hadden, complottheorieën, maar ook over het jodendom zelf, de talmoed, de geschiedenis. Niet over Israël trouwens, want het speelt in de jaren veertig toen Israël nog niet bestond. Er komen ook geen Palestijnen in voor.’
‘Maar waarom is het dan controversieel?’
‘Wist ik het maar. Maar dat ik krijg ik steeds te horen.’
‘Misschien moet je gewoon de titel veranderen?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten