Boerkaverbod
‘Ben jij voor het boerkaverbod?’ vraagt dochter.
Ik weet het niet zo goed. Ik vind een boerka als uiting van het behoren bij een groep behoorlijk extreem en intimiderend. Iemand met een kruis om haar nek of een davidster kun je nog gewoon aanspreken of iets vragen op straat, in de bus of de tram, maar een vrouw in een boerka nodigt daar niet meer toe uit. De boodschap is: ik wil geen deel uitmaken van jullie samenleving, ik wil zelfs niet gezien worden, niet aangeraakt, geen oogcontact hebben, niets.
Het dragen van een boerka is voor vrouwen niet verplicht volgens de islam en is alleen gebruikelijk in streng islamitische kringen. In een boerka kun je je nauwelijks zonder begeleiding voortbewegen omdat je zicht enorm beperkt is.
Bijkomend probleem is dat het nog maar de vraag is of de draagsters ervan dit wel altijd vrijwillig doen of dat het ze wordt opgelegd door hun man of hun familie. Streng islamitische milieus zijn over het algemeen patriarchaal, vrouwonvriendelijk, vrouwonderdrukkend, net zoals de meeste andere orthodoxe milieus, en vormen een soort autonome samenleving binnen de samenleving. De vrouw is het bezit van de man, heeft geen enkel zelfbeschikkingsrecht, mag vaak niet zonder begeleiding van een man haar huis uit.
Dan is het ook nog zo dat je van iemand in een boerka niet kunt zien of het een vrouw of een man is, of de drager misschien iemand anders is dan zij zich voordoet. Je kunt je afvragen hoe erg dat is, of hoe belangrijk, maar ongemakkelijk is het wel. Als we allemaal een masker zouden dragen, zou dat het einde van onze samenleving zijn. Aan de andere kant: wat levert een verbod de samenleving op? Wie wordt daar beter van?
‘Ik geloof van wel,’ antwoord ik toch maar. Ik voel me grieperig en heb geen zin in dit gesprek. Nog geen tien jaar geleden zou ik dit nooit hebben gezegd, maar vandaag wel. ‘Ik zou me zelf in elk geval ontzettend oncomfortabel voelen in zo’n ding.’
‘Dus jij denkt te weten hoe het voor een vrouw is om een boerka te dragen?’
‘Volgens mij is het niet zo heel moeilijk om je dat voor te stellen.’
‘Dat is mansplaining, papa. Typisch het gedrag van een man die denkt wel even te weten hoe het is om een vrouw te zijn.’
‘Dat zeg ik toch niet? Ik denk alleen dat ik me wel kan voorstellen hoe het is om in zo’n ding te moeten lopen. Zou jij in een boerka willen lopen?’
‘Daar gaat het niet om. Dat boerkaverbod is weer typisch zo’n door mannen bedacht ding om vrouwen te verbieden zelf over hun kleding te beschikken.’
‘Ik denk niet dat er veel vrouwen zijn die als ze de keuze hadden zo’n ding zouden willen dragen.’
‘Mansplaining, papa. Dat kan jij helemaal niet weten.’
‘Papa heeft gewoon een probleem met de islam,’ zegt S. die eieren heeft gebakken en nu in zijn onderbroek aan tafel is komen zitten.
‘En een rare obsessie met Israël.’
'Dat heeft hier helemaal niets mee te maken!'
‘Ga jij straks nog boodschappen doen?’ vraagt oudste zoon die nu ook aan tafel is komen zitten. ‘Er is geen koffie meer en de melk is ook op.’
‘Misschien dat een van jullie even naar de Albert Heijn kan gaan? Ik voel me grieperig vandaag, ik blijf liever thuis.’
‘Waarom kijk je míj daarbij aan? Zeker omdat ik een meisje ben?’
‘Jij zit naast me op de bank. Ik kan toch godverdomme niet naar jullie alledrie tegelijk kijken?’
‘Mansplaining, papa.’
dinsdag 21 oktober 2025
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten