zondag 8 maart 2015

Therapie

‘Weet je waarom je hier bent?’ vraagt de therapeute. Dat is protocol, vermoed ik. In het ziekenhuis vroegen ze dat ook altijd aan Bibian. ‘Omdat ik terminale alvleesklierkanker heb,’ antwoordde ze dan beleefd. De verpleegster keek vlug op haar lijstje en knikte bevestigend.
    ‘Omdat ik concentratieproblemen heb,’ mompelt S.
    ‘Hoe bedoel je dat?’
    ‘Nou… ik ben nogal snel afgeleid op school en zo.’
    ‘Hoe gaat het op school?’
    S. kijkt kort mijn kant op. ‘Niet heel erg goed.’
    Dramatisch, denk ik bij mezelf, maar ik zwijg, het is tenslotte zíjn therapie.
    ‘En huiswerk maken, lukt dat?’
    ‘Soms wel,’ zegt S. Hij kijkt opnieuw kort naar mij.
    ‘Eigenlijk alleen als het iets is dat hij op de computer moet doen,’ zeg ik toch maar. ‘Leerwerk gaat moeilijk.’
    ‘En zijn er nog andere problemen?’
    ‘Niet echt,’ zegt S.
De therapeute knikt. S. kijkt naar de grond.
    ’S. heeft woedeaanvallen,’ breng ik in.
    De therapeute kijkt naar S.
    ‘Soms,’ bevestigt S.
    ‘Wat naar,’ meent de therapeute. ‘Wat gebeurt er dan?’
    ‘Nou gewoon… dan word ik heel erg boos.’ Het is even stil.
    ‘En waarom ben je dan boos?’
    Dat weet hij niet zo goed. ‘Soms is het iets kleins.’
    ‘Voor mij is het ook vaak totaal onverwacht,’ leg ik uit.
    ‘En heb je dat vaak… dat je zo boos wordt?’
    ‘Valt wel mee,’ zegt S. ‘Nu al een tijdje niet meer.’ Hij kijkt schuin naar mij.
    ‘Hij trapt de voordeur in of gooit een glas wijn tegen de muur.’ Ik vind dat we het beestje bij de naam moeten noemen, anders wordt het nooit wat met de therapie.
    ’S zegt dat hij er wel iets voor zou willen slikken,’ zeg ik hoopvol.
    De therapeute legt uit dat medicatie soms zinvol is, maar dat er ook nadelen aan kleven. Het is geen paracetamol.
    ‘Kan ik het niet slikken als ik een proefwerk heb, of als ik een woedeaanval heb?’ vraagt S.
    ‘Zo werkt het niet.’
    S. begint zijn interesse te verliezen. Ik ga weer in de wachtkamer zitten omdat de therapeute nog een half uurtje met hem alleen wil praten. Er zullen nog enige gesprekken volgen en een intelligentietest vanwege een vermoeden van hoogbegaafdheid. Na afloop fietsen we samen op. S. zegt niet veel, ik dwing mezelf hem niet te ondervragen.
    ‘Koffie in de Pels en dan naar school?’
    Dat wil S. wel. We praten wat over koetjes en kalfjes en daarna stuur ik hem naar school. Ik kijk hem lang na, mijn S., op zijn mooie nieuwe fiets op de Keizersgracht in Amsterdam.
 

5 opmerkingen:

  1. heel dapper dat hij mee gaat
    en als het niet echt nodig is geeeeeeeeeeeeeeen pillen a.u.b.
    iedere vorm van spontaniteit gaat dan verloren evenals creativiteit
    geen emotie meer met pillen bovendien verslavend
    laat hem alleen praten met de therapeute

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Wat een vreemd 'verzoek': ouders en jongeren zouden totaal geen rekening moeten hoeven houden met de achterwacht als het op dit soort zaken aankomt. Overleg met jouw specialist, de therapeute, en vraag eventeel elders een second opinion. Maar neem de beslissing uiteindelijk helemaal zelf.

      Verwijderen
  2. Geen pillen, inderdaad. Iets van: middel erger dan de kwaal. Het gaat goedkomen, al geloof je daar nu niet zomaar in. Els

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ben het helemeel eens met reacties hierboven. Geen ritalin of ander vergif. Beter boxen of judo..of gewoon groot worden.Sterkte ermee.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. komt goed ,moet zijn tijd hebben,hij heeft het nu wat moeilijk ,maar vind hem wel dapper

    BeantwoordenVerwijderen