In de zomer van 1976 werkte ik acht weken voor
de firma Beiersdorf die kantoor hield aan de Amstel, achter de Nederlandse
bank. Ik moest een kaartsysteem dat iemand uit de kast had laten vallen opnieuw
op alphabet zetten. Halverwege ontstond er een meningsverschil over hoe ik de
kaarten moest sorteren en kon ik overnieuw beginnen. Ik sorteerde op klant,
maar het moest juist op bedrijf, of andersom. Mij maakte het niets uit, ik wist
wat ik verdiende – iets meer dan waar ik feitelijk recht op had, want ik had
over mijn leeftijd gelogen; het was nog vóór de invoering van het fiscaal
nummer – en ik had uitgerekend dat ik in acht weken een Fender Stratocaster
(electrische gitaar) bij elkaar gespaard zou hebben.
Na die acht weken stapte ik met zestien nieuwe
briefjes van honderd in mijn portemonnee muziekwinkel Sacksioni binnen en vroeg
om een Strat. Ik wilde een witte met een maple hals, net als Jimi Hendrix in
Woodstock had bespeeld.
Die hadden ze niet op voorraad, maar ze konden
hem wel voor me bestellen. Zodoende moest ik nog twee maanden wachten op het
door mij fel begeerde instrument.
Ik heb er niet heel erg lang plezier van
gehad, want een jaar of vier later – ik speelde inmiddels in diverse bandjes –
werd er ingebroken in onze oefenruimte. Omdat ik de enige was met
‘professionele’ spullen, werden alleen mijn gitaar en versterker meegenomen.
Niet verzekerd natuurlijk. Weg.
Mijn fraaie witte Strat was inmiddels kobalt
blauw overgeverfd en voorzien van een oranje slagplaat, nadat ik hem daarvoor
eerst nog eigenhandig zilver had gespoten en er andere pick-ups op had gezet.
Dat deed je namelijk in de tachtiger jaren met dure gitaren.
Ik speel nog altijd op een Strat. Op een
nieuwe. Er is een hele cultus ontstaan rond zogenaamde ‘vintage’ instrumenten.
Oude gitaren, liefst uit de vijftiger of zestiger jaren van de vorige eeuw, wil
men ons doen geloven, klinken beter dan nieuwe. Wie ze vervolgens bespeelt
maakt kennelijk niet uit. Een oud instrument heeft nou eenmaal een warmer en
doorleefder geluid, zo wil de mythe.
Ik herinner mij een interview met Hendrix
waarin die zich hier al over beklaagt. Hij kocht zijn gitaren gewoon nieuw in
de winkel. Probeerde er een paar en koos het instrument dat hem het beste
beviel. Op het net vond ik ooit een dubbel blinde test waarbij een Stradivarius
en een Guarneri werden vergeleken met moderne violen. De Strad kwam als
slechtste uit de test, een tachtigerjaren model als beste.
Ik heb mijn instrumenten altijd intuitief
gekozen vanwege het model of de kleur, en ook vrijwel altijd ‘nieuw’ gekocht.
Soms duurde het even voor ik er een fatsoenlijk geluid uit kreeg, maar ik heb
er nooit spijt van gehad. Ik zie het juist als een uitdaging een gitaar naar
mijn hand te zetten. In de winkel zitten er toch altijd de verkeerde snaren op
en moet je op een rare versterker spelen terwijl de verkoper je niet met rust
laat en de andere klanten ongevraagd commentaar leveren. En als je er maar lang
genoeg op speelt wordt hij vanzelf vintage.
een waarheid als een koe
BeantwoordenVerwijderenwij zijn langzamerhand
ook vintage.........