Wat de toekomst mij ook brengen zal, ik wil
nooit meer schoonouders. Ik ben nu op een leeftijd dat het niet ondenkbaar is
dat eventuele nieuwe kandidaatschoonouders jonger zijn dan ikzelf. Dat hoort
niet, vind ik.
Bovendien heb ik al schoonouders, althans: een
schoonmoeder.
Voor mijn gevoel zijn de ouders van mijn
eerste liefde R. altijd mijn echte schoonouders gebleven. Vanaf de allereerste
keer dat ik ze ontmoette, voelde ik me op mijn gemak. Dat was toen ze bij ‘ons’
- dwz op de kamer aan de Amsterdamse Leliegracht die R. in die tijd huurde en
waar ik vrijwel altijd was (soms had ze er genoeg van, als ze tentamens moest
leren, en stuurde ze me een paar dagen weg) – langskwamen voor een
kennismakingsetentje.
Ik hielp mijn aanstaande schoonvader wat spullen
uit de auto halen en liet in mijn poging een goede indruk te maken een mooie
fles wijn uit mijn handen glijden. De fles stuiterde op een klinker maar
brak niet. Dat leek mij een goed voorteken.
Van de avond zelf herinner ik mij weinig,
behalve dat ik gekruide gehaktballetjes heb gemaakt en dat ik mij nogal
drammerig als ‘joods’ profileerde, vermoedelijk omdat ik wist dat mijn
schoonmoeder in de oorlog ondergedoken was en liever niet meer aan haar joodse
identiteit herinnerd wilde worden.
De volgende ontmoeting was in R’s ouderlijk
huis in Ede, misschien wel met kerstmis. Traditioneel werd er na het eten
Monopoly gespeeld, waarbij de vriend van R’s oudste zuster altijd won. Die
avond speelde ik hem van het bord. Dat was niet helemaal de bedoeling, maar ik
merkte dat ik toch in de achting van mijn schoonmoeder was gestegen.
Toen R. en ik gingen samenwonen, zette ze een
foto van mij in een lijstje op de schoorsteenmantel.
Na zes jaar kreeg R. genoeg van me. Mijn
schoonmoeder belde bezorgd om te vragen hoe het met mij ging. Het was duidelijk
dat zij – tevergeefs - hoopte dat het weer goed zou komen tussen ons.
Mijn eigen vader, die toen al heel erg ziek
was, en mij na de dood van mijn moeder nogal aan mijn lot had overgelaten om in
Bergen een nieuw leven op te bouwen, mopperde alleen dat hij nooit wat in R.
had gezien. Ik herinner mij dat hij zich al eerder denigrerend had uitgelaten
over haar studie. Filosofie? Dat is geen wetenschap!
Toen het uitging was ik vooral in paniek
vanwege mijn schoonfamilie; dat ik ze nu nooit meer zou zien, geen recht meer
op ze had.
Toch heb ik altijd contact gehouden met mijn
eerste schoonmoeder. Ik ben haar door de jaren heen mijn cd’s met nieuw werk
blijven sturen, en bel haar van tijd tot tijd.
Toen Bibian ziek werd liet ze ook meteen van
zich horen; ze schreef me een brief, stuurde me een dichtbundel, we
telefoneerden.
We zaten in hetzelfde schuitje, haar man, mijn
schoonvader, stierf ongeveer gelijk met Bibian.
Later is het met de schoonouders alleen maar
minder geworden. Harteloze rotzakken of juist bemoeizuchtig en bedillerig. Of
gewoon onbehandelbaar knettergek.
Ik vind dat ik als man van vijftig het recht
heb schoonouders op voorhand af te wijzen. Of misschien moest ik de rollen maar
eens omdraaien en ze voortaan eerst auditie laten doen. Voor een strenge
ballotagecommissie van vier.
Nu dan heb je de tijd mee, hoe ouder, hoe minder schoonouder er overblijft..
BeantwoordenVerwijderenoverigens, ik zou ze wel willen hoor, het mooie van ouder zijn is ook dat je je er minder door laat leiden/lijden...