Bijna dertig jaar geleden was ik met R. voor
het eerst in Spanje. In Barcelona logeerden we in Hostel New York, een tot de
verbeelding sprekende naam, maar in feite het allergoedkoopste hotel dat we
konden vinden. Geld hadden we niet, net genoeg om te kunnen eten en slapen.
Steeds opnieuw verdwaalden we in de binnenstad met zijn lange rechte straten en
dwarsstraten, vrijwel zonder diagonalen. New York schijnt er naar gemodelleerd
te zijn. Winkeltjes die onze aandacht trokken waren spoorloos verdwenen wanneer
we ze opnieuw zochten, om soms op mysterieuze wijze ergens anders weer op te
duiken. Drukke straten waar we in de zon op een terras hadden gezeten, waren
plotseling uitgestorven, met alle rolluiken naar beneden. Vergeefs probeerden
we er de logica van te doorgronden. Catalaans verstonden we niet, we waren ver
van huis.
Na een bezoek aan het Miró museum, de beroemde
schilder van vrolijke behangmotiefjes, verdwaalden we opnieuw, maar nu in een
gigantische verlaten vuilstortplaats in de heuvels rond Barcelona waar het al
begon te schemeren. Ruzieënd boven de plattegrond vonden we te
voet onze weg terug naar de stad.
We ontdekten het Park Güell met zijn muurtjes
van mozaiek in felle kleuren met veel blauw, zagen huizen met rare scheve
balcons en kwamen bij de Sagrada Familia, waarvan het middenschip toen nog niet
stond. R. zwaaide vrolijk vanuit een hoog torenraam terwijl ik beneden
plaatsvervangend hoogtevrees had. Suikertaart in aanbouw. Is dit mooi? Het is
in elk geval zo groot en zo veel dat je er niet omheen kunt. Een beetje zoals
de verfilming van The Lord of the Rings.
Ik geloof dat het mij te frygisch is, te
decoratief, ornamenteel. Eindeloze praltrillers om te verdoezelen dat er
eigenlijk geen melodie is.
We aten in de goedkoopste restaurants waar
verder alleen studenten kwamen en leerden rose drinken en groene olijven eten.
We kregen een lift naar Cadaqués van twee
studenten. Ze klapten een bank naar voren en lieten ons achterin zitten. Zodra
we de stad uit waren begonnen ze stevig te blowen. Wij verstonden geen woord
van wat ze zeiden en begonnen ons steeds ongemakkelijker te voelen. ‘Chica!
Chica!’ zei de bestuurder steeds maar weer, en dan wees hij op R. De ander
vroeg haar iets dat wij niet begrepen. Hij haalde lachend zijn schouders op en
gaf haar een vriendelijke klap op haar been. Verstijfd van angst zaten we op de
achterbank. We hadden nooit in moeten stappen. Onze gastheren waren nu druk in
gesprek en leken het vooral over R. te hebben. De bestuurder wees op het
dashboardkastje waar de ander een grote priem uit viste. Hij wees nog een keer
op R.’s benen en toonde haar grijnzend de priem. Ondertussen zaten ze samen te
lachen. Knetterstoned inmiddels. Het was duidelijk dat ons laatste uur had
geslagen. We reden nu op kleine weggetjes met nauwelijks nog verkeer. Bij een
uitsparing naast de weg stopte de auto plotseling. R. kreeg nogmaals een tik op
haar benen en werd gemaand opzij te gaan. De bijrijder nam de priem en stak die
ergens achterin zijn stoel. Hij wrikte er een beetje mee, en schoof de stoel toen
een heel stuk naar voren. ‘Legs!’ zei hij toen. ‘More legs for you!’
Ze hadden zich zorgen gemaakt of R.
achterin wel genoeg beenruimte
had.
beeldend geschreven
BeantwoordenVerwijderenniets aan toe te voegen
fijn week-end
Je krijgt er echt lol in, he, in die blog? De leukste stukjes komen voorbij...
BeantwoordenVerwijderenHerkenbaar! Ooit met een vriendin gelift in zuid-Ierland. We stapten in bij 2 mannen en een jongetje. Een man voorin zat met scherven glas te spelen. We reden steeds onherbergzamer gebied in en stopten bij een greppel. Een van de mannen pakte een fototoestel. We zaten allebei alvast in de vluchtstand, ervan overtuigd dat we moesten rennen voor ons leven. Bleek dat er een auto in de greppel lag, die ze moesten fotograferen voor de verzekering. Ze waren er al eerder langs gereden en een van de mannen had wat glas van de verongelukte auto in zijn hand. Nooit eerder zo opgelucht geweest!
BeantwoordenVerwijderen