zondag 23 juli 2023

 

Siem

S. en ik zitten met z’n tweeën op de bank in de woonkamer. Iedereen is al naar bed.
    ‘Je hebt me gewoon het huis uit gezet.’ Hij kijkt me niet aan.
    ‘Dat is niet waar. Je wilde zelf weg. En bovendien hoefde je niet met ze mee te gaan, er was geen dwang.’
    ‘Echt wel.’
    ‘Ik had je bovendien gewaarschuwd dat ze je kwamen halen. Je had weg kunnen gaan of niet open kunnen doen. Het was je eigen keuze.’
    ‘Als ik had geweten dat ze me naar Almere zouden brengen, was ik nooit meegegaan.’
    ‘Toch ben je er een jaar gebleven.’
    ‘Alles beter dan thuis.’
    ‘Waarom vond je het hier dan zo verschrikkelijk?’
    ‘Omdat wij steeds ruzie hadden.’ Siem, onze cyperse kat springt bij S. op schoot en probeert hem in zijn gezicht te likken.
    ‘Dat is waar. Maar waar gingen die ruzies over?’
    S. geeft geen antwoord en concentreert zich op Siem.
    ‘Je hield je aan geen enkele afspraak, kwam midden in de nacht thuis, soms met vrienden, deed alle lichten aan, maakte lawaai, terwijl wij allemaal vroeg op moesten. Als ik je erop aansprak, was het huis te klein.’
    ‘Dat is misschien één keer gebeurd.’
    ‘Echt niet.’
    ‘Denk je dat het voor mij leuk was? Mijn broer en zus zaten gewoon op school, haalden hun diploma’s en ik heb niets.’
    ‘Jij hebt ADD en een enorm autoriteitsprobleem. Daar kan jij ook niets aan doen, dat snap ik heus wel.’
    ‘Waarom bleef je dan eindeloos zeggen dat ik mijn school moest afmaken?’
    ‘Ik had beter moeten weten. Ik kom nou eenmaal uit een cultuur waar iedereen zijn school afmaakt en daarna gaat studeren. Maar ik denk allang niet meer dat je alleen maar gelukkig kunt worden met een Atheneumdiploma op zak.’
    ‘Ik heb wel het hoogste IQ van jullie allemaal.’
    ‘Misschien. Ik denk eigenlijk dat je zus het slimste is.’
    ‘Maar het mijne is hoger dan dat van V.’
    ‘Dat is waar. Zal ik thee maken?’
    ‘Is goed.’
    We drinken onze thee. De laatste tram rolt voorbij in de straat.
    ‘Je wilde zelf toch weg? Je riep bijna elke dag dat je naar een pleeggezin wilde, dat ik de slechtste vader ooit was. Dat iedereen die jij kende dat ook vond.’
    ‘Ik was gewoon boos.’
    ‘Maar toch wilde je weg.’
    ‘Ik kan er niet tegen als iemand zegt wat ik moet doen.’
    ‘Ik wilde alleen dat je doordeweeks om elf uur uur thuis was, veel meer regels waren er toch niet?’
    ‘Jij ging altijd idioot doen als ik later kwam.’
    ‘Wij hebben onze nachtrust nodig. Je kunt niet in één huis wonen met iemand die zich niets van de anderen aantrekt.’
    ‘Je houdt gewoon niet van mij. Je doet nooit iets voor mij, klootzak.’ Hij zet zijn thee terug op het tafeltje. Twee jaar eerder zou hij nu zijn glas tegen de muur hebben gegooid, maar tegenwoordig beheerst hij zich.
    ‘Ik wil best met je praten, maar niet op zo’n toon. Waarom ben je nou zo boos, ineens?’
    ‘Omdat ik er niet bij hoor. Het is altijd jullie met z’n allen tegen mij.’
    ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen, S. Dit gesprek hebben we al zo vaak gehad. Ik kan het niet bewijzen, maar ik hou verschrikkelijk veel van je. Net zoveel als van je broer en je zus. Ik weet ook niet waarom wij zo botsen af en toe. Dat zal zeker ook aan mij liggen, maar jij bent ook niet makkelijk.’
    We zitten een tijdje naast elkaar in de donkere woonkamer, Siem intens tevreden bij S. op schoot. ’Ik denk dat ik zo maar eens naar bed ga, S. Volgens mij moet jij dat ook doen.’
    ‘Kun je misschien nog wat overmaken voor ciggies?’
    ‘Dat is goed, zal ik doen,’ beloof ik. ‘Slaap lekker, lieverdje.’
    ‘Slaap lekker, papa.’
    
      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten