donderdag 20 juli 2023


Saving Private Ryan

Nadat S. in mei vorig jaar met een broodmes van de Blokker zijn pols had opengesneden, was duidelijk dat hij voorlopig weer bij mij zou komen wonen. Drie jaar daarvoor, nog maar zeventien jaar oud, was hij min of meer vrijwillig uit het ouderlijk huis vertrokken naar een crisiscentrum in Almere. De situatie was thuis onhoudbaar geworden omdat S. een volledig autonoom leven leidde binnen ons gezin. Hij ging niet naar school, gebruikte overvloedig drugs, kwam en ging zoals het hem uitkwam en weigerde rekening te houden met zijn schoolgaande broer en zus. Dat leidde tot steeds heftiger botsingen waarbij meubilair en servies regelmatig over en weer door de lucht vlogen. Iedereen liep op eieren omdat je nooit wist wanneer de volgende uitbarsting zou komen.
    De ene therapeut volgde de andere op, jonge vrouwen in opleiding met wie S. het goed kon vinden zolang hij maar geen tegengas kreeg. De meesten waren dol op hem, op één oudere therapeute na die hem na een kennismakingsgesprek pathologisch en gevaarlijk noemde. Naar haar zijn we maar niet meer teruggegaan.
    Het crisiscentrum in een buitenwijk aan de A6 met antraciet- en zwartkleurig hufterproof meubilair en stevige sloten op deuren had een streng regime, maar S. leek er toch van op te knappen. Meteen de eerste avond ben ik hem gaan opzoeken. Hij was woedend, nog in shock, voelde zich verraden en schold mij anderhalf uur uit voor teringlijer en kankerhomo; ik was zijn vader niet, nooit geweest ook. Toen ik wegging zei ik dat ik voorlopig elke donderdagavond langs zou komen. De donderdag erop was hij nog steeds boos, maar bood hij me wel een kopje thee aan.
    Het was de bedoeling dat hij zijn school weer zou oppakken, maar omdat hij daarvoor dagelijks op en neer naar Amstelveen moest en de verbinding nogal ongunstig was, kwam hier weinig van terecht. S. is sowieso niet goed in staat om in een klaslokaal te zitten en te doen wat je daar zoal moet doen. Wel stopte hij met blowen, waardoor zijn humeur enorm verbeterde en kreeg hij verkering met een meisje van het Spinozalyceum. Al snel kwam hij één keer in de week samen met haar bij ons eten en later zelfs af en toe logeren.
    Na een jaar vonden ze S. zelfstandig genoeg om in aanmerking te komen voor begeleid wonen en kreeg hij via PerMens een kamer in een complex met permanente begeleiding aan het Atlantisplein in Amsterdam, en toen ook dat goed uitpakte een eigen kamer in de Helmersstraat met wekelijks contact met een mentor.
    Ik had S. aangemeld bij Uva-minds, een instelling met ADD als specialisatie, waardoor het niet echt als een verrassing kwam dat dit ook de diagnose werd. Helaas volgde er geen behandeling, omdat S. daarvoor nog niet stabiel genoeg zou zijn. Wel boden ze hem wekelijkse gesprekken met steeds weer andere lieve meisjes in opleiding met een module in het een of ander en kreeg hij antidepressiva voorgeschreven. Ze waren allemaal dol op hem, leenden hem soms zelfs geld, gingen met hem uit wandelen en bleven eeuwig positief. ‘Luister je naar hiphop? Cool!’ Om de paar maanden werd er geëvalueerd met het hele team, waarbij de toon optimistisch was. Als ik zei dat S. al weken niet meer bij Annemieke of Isabel op gesprek was gekomen, vonden zij het juist veelbelovend dat hij de laatste keer zélf achteraf had afgebeld. Kritische kanttekeningen werden niet op prijs gesteld. Maar therapie in enige vorm kreeg hij niet.
    
Toen er na ruim anderhalf jaar scheurtjes kwamen in de nogal symbiotische relatie met het Spinozameisje raakte hij in paniek en ging weer drugs gebruiken. In de zomer van 2021, toen hij met een vriend op interrailvakantie was, beëindigde ze telefonisch hun relatie. Ergens midden in Duitsland stapte S. op het eerstvolgende station uit de trein, appte mij nog even dat hij ‘niet meer verder wilde’ en schakelde zijn telefoon uit. Vanuit Amsterdam wist ik te achterhalen waar hij precies was uitgestapt en het plaatselijke politiebureau te bereiken. Zijn signalement werd in het stadje verspreid. Vroeg in de avond vonden ze hem op een bankje in een park. Met het Swiss Army Knife dat ik hem nota bene zelf had meegegeven, bleek hij te hebben geprobeerd zijn pols door te snijden. Terug in Amsterdam was hij ontroostbaar en hield hij het ’s nachts niet meer alleen uit op zijn kamer. Nu groeide het toch ook de sympathieke, lichtvoetige meisjes van Uva-minds boven het hoofd, die ook wel in de gaten hadden dat ze hem niet de hulp konden bieden die hij nodig had: einde traject.
    Een vriend raad ons Villa Ramadas aan, een GGZ kliniek in het zuiden van Portugal waar ze zijn gebutste ziel met acht weken intensieve therapie en online nazorg weer zo goed als nieuw beloofden te krijgen; er moest nog wel even van zorgverzekeraar gewisseld, maar dan werden de kosten à € 25.000 geheel vergoed. Ook daar gold een streng regime, één keer per week mocht hij precies een kwartier met de vaste lijn naar huis bellen. Hield je je niet aan de regels werd er een weekje overgeslagen. Mobieltjes werden ingenomen.
    ‘Gaat het goed?’
    ‘Jawel.’
    ‘Voel je je al wat beter?’
    ‘Jawel.’
    ‘Het eten is daar zeker goed?’
    ‘Valt wel mee. De koks zijn Engels…’
    ‘Ik hou van je, lieverdje.’
    ‘Kun je misschien wat geld overmaken voor siggies?
    ‘Zal ik doen.’
    ‘Ik moet ophangen, tot volgende week.’
    Bij terugkomst leek het inderdaad even iets beter te gaan. Therapie had hij niet gehad, wel groepssessies met vooral drank- en drugsveslaafden; niet helemaal de kern van zijn problematiek. Maar toen zijn pogingen de relatie met het Spinozameisje nieuw leven in te blazen op niets uitliepen, besloot hij na een nacht met veel drank en Ketamine, na eerst nog Saving Private Ryan te hebben gekeken op zijn kamer in de Helmersstraat er dan maar liever een eind aan te maken.  
        
       

1 opmerking:

  1. Ach Klaas
    En dan die therapeutische meisjes.
    Je maakt er een cliffhanger van

    BeantwoordenVerwijderen