zondag 23 juli 2023

PAAZ

In de herfst van 2021 rij ik met Sasja naar Zaandam waar S. in een PAAZ kliniek zit vanwege zijn depressie en zijn gebruik. Hij had een paar dagen bij zijn vriend R. gelogeerd en daar zoveel drugs gebruikt dat hij in een psychose was beland. ’s Nachts belde hij me wakker of ik hem ergens wilde komen ophalen.
    ‘Ik lig al in bed,’ zei ik. ‘Je hebt toch een fiets?’
    ‘Ja maar ik weet niet waar ik ben.’
    ‘Hoezo weet je niet waar je bent? Waar ben je dan?’
    ‘Dat weet ik niet.’
    ‘Ben je bij iemand thuis?’
    ‘Nee, ik ben buiten.’
    ‘Maar waar is je fiets dan?’
    ‘Bij R. Ik was even een ommetje gaan lopen.’
    ‘Weet je hoe je weer terug naar R. komt?’
    ‘Ik denk het wel.’
    ‘Slaap lekker, S.’
    De volgende dag werd ik door de moeder van R. gebeld dat ze zich zorgen maakte: S. stond bij haar tegen de wasmachine te plassen en reageerde nauwelijks, misschien kon ik hem toch beter komen halen. Geschrokken stapte ik in mijn auto. S. zat bij R.’s moeder aan de keukentafel met een vreemde blik in zijn ogen. Hij kon nauwelijks op zijn benen staan, ik moest hem ondersteunen naar de auto.
    Thuis heb ik hem in bed gelegd en ben ik wat rond gaan bellen. Uiteindelijk raadde iemand mij een psychiatrische kliniek in Zaandam aan waar gelukkig op korte termijn plek was.
    Hij kon er twee weken blijven, die vooral bedoeld waren als een soort time-out. Hij kreeg geen therapie, maar werd wel beziggehouden. Elke dag werd er onder begeleiding getekend en geknutseld in een klaslokaal en er werd gefitnest. ’s Middags werd er gewandeld in het aangelegen park. S. was een van de jongsten en had weinig aanspraak. Hij verveelde zich nogal, maar het leek hem niet te deren.

We treffen hem aan in een kamertje met alleen een bed, een tafel en een stoel aan het einde van een gang met links en rechts nog veel meer van zulke kamertjes. S. zegt dat hij het wel fijn vindt om even niemand te zien en hij is blij met de slaapmedicatie. Misschien kan ik zijn televisie en zijn playstation de volgende keer meebrengen? Dan heeft hij ’s avonds tenminste iets te doen.
    Met z’n drieën wandelen we een winkelcentrum aan het water in op zoek naar een café. Het is miezerig weer, maar niet heel koud. S. zegt weinig, op vragen antwoordt hij met ja of nee. Hij ziet er moe uit. We bestellen koffie en appelgebak met slagroom. Sasja vertelt over Vos, haar kat waar S. vaak op heeft gepast. S. is dol op Vos; hij is sowieso goed met dieren. Vos is lastig en onberekenbaar, maar niet bij S. Ik heb duizend vragen in mijn hoofd maar ik dwing mezelf ze niet te stellen.
    ‘Is je koffie lekker?’
    ‘Ja hoor.’
    Na een uurtje brengen we hem weer terug naar zijn kamer en beloof ik de volgende keer zijn playstation niet te zullen vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten