donderdag 11 februari 2021


 

 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 3)


Kibbutz Lahav, 22 oktober 1965, Ursula

Lieve Kees, vanavond weer iets geks, of nu ja niet gek, hoe zal ik het zeggen, een beetje opwindend wel. Ik ging na het eten met Klaas naar huis, hij lag al in bed en ik ging water halen of iets anders buiten doen, toen kwam er iemand het trappetje van de galerij op en vroeg om vuur. Ik gaf het hem en zag dat hij een geweer droeg, ik dacht dat Klaas dat wel mooi zou vinden en haalde hem naar buiten om de wachter te zien, ook al omdat hij waarschijnlijk degene was die altijd (in het begin) met een lantaarn op ons scheen als wij naar huis liepen en daar was Klaas geweldig bang voor. Nou, hij vond het geloof ik wel mooi. Later ging ik weer naar buiten en toen vroeg iemand of ik z’n radio wilde, ik liep er naartoe en vroeg of hij daar (namelijk in de hoek van de galerij) de hele nacht ging zitten. Hij bleek de huisjes om ons heen te bewaken. Het is wel een opwindend idee dat er iemand met een geweer op je stoep zit op te letten of er geen Arabieren komen.
    Ik ging erbij zitten, hij bleek geen Israëli maar een Fransman,  hij sprak jammergenoeg geen woord Engels en ik spreek nu wel geen woord Frans meer. Het gesprek vlotte dus heel slecht. Ik vroeg of hij koffie wilde. Hij wilde wel maar vroeg of ik het bij hem kwam drinken. Nu had ik daar toch helemaal geen zin in, ten eerste niet omdat ik op het moment zoiets niet wil, je weet toch niet, hoe moet ik het zeggen, deze jongen is ook helemaal alleen hier, hij is een jaar of twintig of zo, misschien denkt hij wel dat ik ook zoiets ben, weet je veel. Dus ik zei, en dat was absoluut zo, dat ik Klaas nooit alleen liet. Ik maakte dus koffie, en Klaasje sliep niet, dus ik zei: ‘ga maar mee,’ en wikkelde hem in een jas. Nou hij vond het wel mooi hoor. Wij hebben er maar eventjes gezeten, de wacht moest ook weer ergens naartoe, naar iemand met een gitaar. Hij zei wel dat hij zo terugkwam, maar ik zei dat ik ging slapen. Het licht op de galerij moest ook uit want inderdaad heeft het geen zin om op wacht te staan als je in het licht staat, dan ben je een mooi doelwit   
    Ik rook nu mijn op één na laatste Gauloise, morgen zal ik Israëlische sigaretten kopen. Vanmiddag kwam Nomi met een groot blik vol koffie, Nescafé, thee, suikerklontjes, een zak honingkoekjes, een zak wafeltjes, een zak zoute krakelingen (voor de muis), een pot chocoladepasta. Klaas was verrukt van de wafeltjes. Ik word dikker en dikker. Wij begonnen meteen ijverig alles op te eten, en toen bedacht ik me dat we er een maand mee toe moeten en zei tegen Klaas dat we er zuinig mee moesten zijn en er morgen en overmorgen telkens maar een of twee moesten nemen. Toen dacht ik er nog eens over na en zei toen dat we ze gewoon op zouden eten tot ze op waren, en dan een poosje niets zouden eten, indachtig aan de Israëlieten met Mozes in de woestijn die iedere dag een portie manna inzamelden en niets voor de volgende dag mochten bewaren. Deden ze het toch, dan was het de volgende dag bedorven.
    Een uitstekend systeem om je hebberigheid te bedwingen. Het is niet helemaal hetzelfde, dat geef ik toe, maar als er geen koekjes zijn, dan is er nog altijd veel fruit en lekker eten.
    Ik ging nu net even naar de WC en daarvoor heb ik de konijnen op de galerij gezet, want dear Moshé zorgt er niet zo goed voor, ik vond ze vanavond nog in een smerig hok vol vies voer en vies gras, de stakkertjes. Ik heb hun hok schoongemaakt en er vers gras ingedaan dat ze ijverig gingen eten, en toen wat er nog goed was van de wortelen en tomaten fijngesneden, en op een bord gezet en ze beschut tegen de wind met een doek afgedekt. Ik hoopte dat de wacht het  niet zou zien omdat ik had gezegd dat ik ging slapen, maar hij kwam naar me toe en vroeg weer vuur en nu gaat hij koffie maken, hij brengt het voor de deur. Die konijntjes zijn zo lief, ik zal toch tegen Moshé zeggen dat hij ze slecht verzorgt. Ze komen meteen snuffelen als ze me zien, zo lief, snoezig en zo weerloos in dat rottige hokje van ze. Ik heb al gezegd dat hij ze een groter hok moet geven.
    Wel, ik heb geen plaats meer. Liefje een zoen en nog een.
    Schrijf me veel. Ik kijk iedere dag of er post van je is.
    Ursula.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten