donderdag 18 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 13)


 

Lahav, donderdag 5 november 1965

lieve Kees,

ik begin maar meteen weer te schrijven. Het is nu avond, d.w.z. een uur of vijf, ik zit met Klaas in de speeltuin, natuurlijk is er weer geen kind te zien. Ik ga mijn houding tegenover hem maar weer eens veranderen, ik geloof dat hij tot sommige dingen gedwongen moet worden, b.v. vanmiddag heb ik hem gewoon in bed gelegd. Hij wilde natuurlijk weer niet, dus heb ik hem gedwongen, en vervolgens kwam Charlie met bier voor mij en cigaretten en voor Klaas een grote zak snoep, je begrijpt wel dat hij Klaas z’n hart verovert hiermee, enfin, ik zei dat ik wilde slapen en dat ik vanmiddag niet naar hem toekwam, want dat ik met Klaas naar de kinderen moest. Hij was teleurgesteld, ik vond het wel vervelend, vooral na alle goede gaven, maar ik kan het op het moment niet.
    Klaas sliep natuurlijk niet meer, hij at eerst twee snoepjes en toen wilde hij nog meer, maar ik zei nee. Na ongeveer twee uur stond ik op en wilde het snoepgoed in de trommel doen. Hij barstte los, dat het niet gewoon meer was, dat ze van hem waren enz. Ik deed het er toch in en zei vervolgens dat we gingen douchen. Vreselijk protest. Maar ik pakte alles mee en begaf me naar het badhuis. Daar gekomen wilde hij zich niet uitkleden, eindelijk toch, maar vervolgens, eenmaal onder de douche ging plotseling het water uit. Onbedaarlijk gebrul, ineens weer water. Ik liet hem er heel lang onder, hij was intens tevreden en stond te zingen. Hij zag er beeldschoon uit in zijn blootje, hij is echt mooi gebouwd. Vervolgens zei ik ‘nu moet je er onderuit,’ onbedaarlijk gebrul. Ik deed de douche uit, droogde hem af en kleedde hem aan. Toen was hij weer gewoon lief. Ik nam zelf ook maar een douche.
    Nu verandert ineens alles, er komt iemand zeggen dat er iemand aan de telefoon is, en ik ren en ik dacht het zal Daan zijn, een telefoniste zegt ‘are you Oersoelah ten Goeld?’ ik zeg ja, ‘telephone for you from Kopenhague, ik denk ‘ik ken niemand in Kopenhagen, wie kan het zijn?’ En toen was jij het, ik stond bijna te huilen. Heerlijk om je stem te horen, alsof je helemaal niet zo ver weg was.
    Vanmiddag had ik zo’n verlangen om eens even te kijken wat je doet, hoe het thuis is. Ik ben er nog helemaal in de war van, ik zit gewoon te huilen. Klaas belt me nu steeds op en roept dan ‘hallo! ik kom met het vliegtuig naar je toe,’ en dan rent hij naar me toe.
    Wat akelig toch dat de post er zo lang over doet, bel me vooral nog eens op als je kunt. Stuur zo min mogelijk, bel liever eens op, dat is heerlijk.

’s avonds
Ik las net nog even je brief, Klaas zijn oog is al weer beter hoor, de zuster hier gaf hem iets en toen was het meteen beter. Ben jij wel naar de dokter geweest? Doe dat wel hoor, als het nog niet over is.
    Met mijn rust ’s avonds is het wel gedaan. Het is zo dat Charlie buiten zit te wachten tot ik kom. Ik heb net wat koffie gezet en buiten met hem opgedronken, hij heeft op het moment geen water, want er is iets met de waterleiding. We zaten dus op de stoep, maar er komen wel eens mensen langs en dan moet of ik weg, of hij, of de cigaretten uit. Nu moest ik ook weer weg, en hij ging even rondlopen, ik vind het allemaal erg vervelend omdat ik ten eerste rustig op mijn kamer wil zitten lezen of schrijven of denken en ik wil ook vroeg naar bed. Daarnaast doe ik door bij hem te gaan zitten iets wat niet mag en het is ook niet goed voor mij als anderen het zien.
    Nu b.v. staat hij te sissen voor de deur dat hij er weer is. Verder is het veel te onrustig voor Klaas want die schrikt steeds wakker als de deur opengaat. Ik geloof dat Charlie een erg kinderlijk iemand is. (hij sist weer en ik heb psssst! geroepen, bespottelijk gewoon) want ik had nog gezegd dat ik wachtte tot Klaas sliep. Nu gaat hij staan fluiten, ik zal maar even gaan. Even blijven en dan zeggen dat ik ga slapen.

Het is nu vijf minuten voor tien, ik ga maar slapen. Het is niet zo goed om met hem op te trekken, want hij heeft een hekel aan de andere mensen van de kibboets. Hij praat heel onaardig over ze, en ik wil juist met ze omgaan. Hij heeft me al beloofd dat hij morgenmiddag weer komt. Hoe kom ik daar nu weer vanaf? Het is vooral niet goed voor Klaas, want hij speelt wel erg lief met hem, maar ik vind het te druk, en ik wil juist zelf iets met Klaas doen, b.v. lezen of letters schrijven of wandelen en Klaas moet ’s middags slapen en dan komt hij net kloppen. Ik heb wel gezegd dat ik waarschijnlijk niet kwam. Maar hij komt gewoon naar mij toe.
    O ja, liefje, je vroeg waar m’n nachtcrème was, die moet jij ergens hebben, want ik gaf hem aan jou als voorbeeld om te kopen als je het je nog herinnert. Zie maar eens, als je hem niet vindt, laat dan maar, ik heb nog. Ik gebruik erg veel crème omdat je hier zo uitdroogt. Verder nog, mijn maat voor een blouse zal 36 zijn denk ik of 38, liefst niet te groot. Ze hebben hier in Israel beeldige bloesjes, truitjes en enige broeken van dunne stof, en daar dragen ze dan hoge schoenen bij. Het staat enig. De kinderen zien er ook beeldschoon uit.
    Klaasje is erg lief gaan slapen. We hebben vanmiddag eerst in de speeltuin gezeten, toen belde jij op. Toen het begon te schemeren zijn we op de heuvel geklommen om de zon te zien ondergaan en daarna zijn we naar de kinderbeestentuin gegaan. Daar staat een grote ren met kippen (die al op stok waren) en ganzen en ook een grote zwarte bok met lange oren en een allerliefst stomp snoetje. We hebben hem een hele tijd gevoerd. Als je met gras komt, gaat hij tegen het hek opstaan, heel lief. Er zijn daar ook twee heel kleine, bruin met witte konijntjes en een marmot.

zeven uur ’s morgens
Ik heb weer last van heimwee. Het is dom, maar ik kan er niets aan doen. Vanmorgen wekte ik Klaas en ik las hem eerst voor, toen wilde ik hem aankleden. Hij riep dat hij zo’n honger had. Ik zei ‘we gaan zo eten, even aankleden,’ maar hij begon te schelden en te trappen, zoiets is toch onbegrijpelijk? Toen heb ik hem maar buiten de deur gezet en gewacht tot hij stil was. Nu is hij weer lief, maar zoiets maakt me ziek.
    Het is heerlijk weer, ik wou dat ik bij jou was, je zult me wel erg wispelturig en kinderachtig vinden. Ik ben ziek van mezelf, ik zit gewoon weer te huilen, dat is zo erg voor Klaas. Nu ja, ik maak jou ook helemaal in de war, maar je begrijpt wel dat het ellendig is in een vreemd land met een balsturig kind te zitten, het is zo al moeilijk genoeg, en hij maakt het steeds moeilijker.
    Liefje, wij gaan eten. Ik hoop dat ik gauw eens iets vrolijkers te schrijven heb; nu is het niets. Maar we hadden afgesproken dat ik alles zou schrijven.
    Veel liefs, sterkte, kracht, moed.
    Kusjes van Klaas.
    Ursula.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten