zondag 7 februari 2021

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 1)


kibbutz Lahav, 21 oktober 1965

Lieve Kees,

Het is nu donderdag tien voor twaalf en ik weet niet waar ik moet beginnen. Ik begin bij het begin, nl. waar ik jou een zoen gaf, door de passencontrôle ging, en in het restaurant kwam. Wij liepen meteen naar het raam om naar de vliegtuigen te kijken, en ik zag jou op het terras staan maar je zag ons niet, enfin toen wij in het vliegtuig zaten, nadat wij iets van cake gegeten en chocomel gedronken hadden. gewuifd en gewuifd hadden achter de voorste raampjes (wij zaten op de voorste plaats, maar jij zag ons niet meer, toen wij daar dus zaten en er niet meer uitkonden, werd ik bang, ik werd banger en banger, wij vlogen hoog in de lucht, het leek of we stilstonden, ik keek naar buiten en zag twee grote motoren sterk en geruststellend, zij waren vervormd in de lucht en leken volkomen onwerkelijk.
    Het vliegen was geen belevenis, ik ben de hele reis ziek van angst geweest, ik kon niets eten van alle verrukkelijke hapjes die men serveerde, Klaasje was de hele reis allerbraafst, ik hoefde mij totaal niet met hem bezig te houden, hij keek naar buiten, tekende of sliep. Ik dacht als ik nu met iemand zou kunnen praten, zou ik mij een stuk beter voelen.
    Schuin achter mij zat een meisje alleen, ik dacht “zou ik haar vragen bij ons te komen zitten, misschien is zij ook wel bang of heeft behoefte aan een praatje,” ze zag er niet zo direct om aan te spreken uit, niet zo jong op het eerste gezicht, en heel zelfbewust. Enfin, ik dacht “ik doe het,” en zij kwam bij ons zitten. Ik was blij dat ik het gevraagd had, het was een reuze aardig kind, Tineke de Vos, zij ging zomaar op de bonnefooi 3 weken. Zij komt me opzoeken.
    Ik slaakte een zucht van verlichting toen we eindelijk landden. Vlak voor de landing hadden we een ongelofelijk uitzicht op Tel Aviv, een blikkerende kerstboom. Daarna ging alles heel vlot. Ik was zó de douane door, mijn koffers kwamen precies op het moment dat ik ging kijken netjes langsrollen op een band, ik tilde ze eraf, laadde ze op een karretje en reed ermee weg. Buiten werd mijn kar door een kruier verder gerold.
    Ineens hoorde ik zeggen “Oersoela” en daar stonden een heel klein sjofel vrouwtje en een heel sjofel mannetje allervriendelijkst te lachen, en dat waren Michal en Eri Doron. Ik lachte maar eens vriendelijk terug, zij hadden een auto, een heel sjofel Fiatje, ik zei “zal ik de kruier wat geven?” Zij wisten het niet, zij wilden hem geloof ik al betalen, maar toen vond ik net de ene lira die ik van mevr. van Dishoeck had gekregen. De kruier rukte me het biljet uit mijn handen en riep zoiets van “ja zo is het goed hoor?” en rende weg.
    Enfin, alles in de auto en wij reden weg. Ik dacht “ik ga morgen weer terug, dit is niks, dit houd ik nooit uit, wat een lelijke kleren, die ben ik niet van plan te dragen, wat een onelegante mensen. Laat ik nou eerst even kijken, ik probeer het eerst, ik ben nu moe en nerveus.
    Michal sprak trouwens ook vloeiend Duits, zij geeft vioolles. Zij waren allerliefst, wilden wij iets eten? Koffie? Iets anders? In Ramle, dat is een heel oude Joodse en Arabische stad stopten zij bij een terras dat volstond met jeshiva bochers, dat zijn zeer orthodoxe lieden in lange zwarte jassen, hoeden en oorlokken (peyes), ik keek mijn ogen uit. Eerlijk gezegd gedroegen zij zich precies zoals alle andere nozems, wij gingen hier niet zitten maar ernaast, in een groot - het leek mij echt oosters - kaal geval waar het heerlijk rook, en daar kregen wij “Choemoez”, een Arabisch gerecht dat bestaat uit gemalen erwten en nog iets en iets van kervel, geloof ik, en olijfolie en een bord grote heerlijke koeken Arabisch brood en heel scherpe pepers in alle soorten en maten. Klaas wilde patat frites, dat hadden ze niet, maar ze hebben het voor hem gemaakt, wel niet zo precies als bij ons, maar wel lekker. Eerlijk gezegd aten wij haast niets, ik viel om van de slaap en Klaas geloof ik ook.
    Toen gingen wij eindeloos rijden, tenslotte werd het heuvelachtig en steeds woester en daar kwamen wij bij een groot (reuze) hek. Eri toeterde en toeterde en tenslotte kwam er een soldaat met een geweer over z’n schouder, hij keek heel achterdochtig en deed niet open. Eri riep “chaweer mi Lahav” (iemand van Lahav), tenslotte deed hij open, keek nog heel achterdochtig in de auto en wij reden door. Hij was namelijk nieuw en kende Eri niet. Toen reden wij met de auto ergens waar het heel donker was en eenzaam en wij stopten bij een barak, deur open, en ik zag een piepklein kamertje, alles even lelijk, dat was even heel naar en Klaas werd van moeheid hysterisch en krijste dat hij naar huis wou. Nou dat wou ik ook. Michal maakte zijn bedje op en Eri bracht alles binnen, en zij wisten niet wat ze moesten doen. Ik zei: ‘gaan jullie maar naar bed, hij is moe.’ Nou dat deden ze. Het was niet zo leuk.
    Toen iedereen weg was heb ik een poosje met Klaas op schoot gezeten, toen is hij zoet gaan slapen. Ik heb al zijn speelgoed uitgepakt en naast hem neergezet, ze hadden nog bloemen met een kaart Welcome to Israel and Lahav neergezet.

Ik heb maar kort geslapen want Klaas was al om 6 uur op. Ik heb alles uitgepakt en vervolgens wilde ik douchen. Ik vond, naar ik dacht, de damesdouche (want er stond een dame op de deur getekend) er was geen deur die dicht kon, en de douches hadden helemaal geen deur of iets. Ik douchte en douchte Klaas, niemand te zien gelukkig. Toen ik eruit kwam zag ik Nomi Peleg die mij vertelde dat ik in de mannendouche was geweest. Zij vond het een reuzemop en heeft het aan iedereen verteld. Zij zag er erg leuk uit met donkerblauw T-shirt en jeans, en de meesten zien er leuk uit. Iedereen is jong.
    Waar wij wonen is het kaal,  maar het nieuwe gedeelte is een echte tuin. Voor de kinderen is er alles. Klaas, Nomi en ik liepen naar de eetzaal, en toen zag Klaas kinderen. Hij wilde niet meer eten, hij wou naar de kinderen. Nomi en ik gingen naar binnen en dronken koffie, en toen wij weer buiten kwamen geen Klaas, niemand had hem gezien. Hij bleek naar huis te zijn gegaan, heel knap. Hij beweerde dat de kinderen hem hadden geplaagd.
    Wij gingen op een muurtje naast de eetzaal zitten onder een paar bomen, het is heerlijk warm. Langzaam kwamen toen een paar kindertjes in de buurt spelen om naar Klaas te kijken. Iedereen laat ons erg met rust. Nomi kwam bij ons eten in de eetzaal.
    Het eten is werkelijk heel, heel goed, soep, gevulde koussa, spaghetti met vlees, omelet met of zonder vlees, bietensla, appels, scherpe pepers, appelsap (vers).
    Ons huisje heeft een galerijtje en ervoor groeit wat struikachtigs en een boom, en onder de boom is een piepklein kooitje, heel zielig, twee lieve, witte konijntjes. Klaas kijkt er de hele dag naar. Vanmiddag heb ik geslapen als een blok, Klaas niet, hij is de hele middag bij de konijntjes. Hij vond het schitterend om in de eetzaal te eten. Nu heb ik alles over mezelf verteld. Hoe is het met jou? Ik hoop dat ik vlug een brief van je krijg. Het is zo onwerkelijk dat jij daar woont, over alle bergen, het is niet te geloven dat ik zo ver weg ben.
    Ik moet deze brief nu vlug beëindigen. Ik moet hem wegbrengen anders gebeurt het niet.

Veel sterkte schrijf ons gauw.
Kun jij mij nog het oude potje nachtcrème sturen?
Ursula



Geen opmerkingen:

Een reactie posten