vrijdag 12 februari 2021


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 4)


Lahav, 24 oktober 1965, Ursula

Lieve Kees,

voor ik het weer vergeet, ik heb drie foto’s gemaakt, maar ik kan eigenlijk niet met de camera overweg. Ik zal wel zien hoe ik ze ontwikkeld krijg. Klaas heeft een kaart voor Frankje getekend (buurjongen uit Amsterdam, KtH), zal ik die meesturen of niet? Vergeet me het nou niet te schrijven! Misschien kan hij er Pieter en Bram ook een sturen? Ik weet alleen niet of jij dat wel wilt. (Pieter en Bram, jongens uit de straat, KtH)
    Vanmorgen ben ik voor het eerst om vijf uur opgestaan, ik kon toen in alle rust, hoewel het wel geruisloos moest, gymnastiek doen en een douche nemen, want ’s morgens is er niemand. De Israeli’s hier wassen zich pas ’s middags, Toen heb ik nog wel een uur rustig zitten lezen, hoewel mijn ogen dichtvielen van de slaap. Toen ik naar het badhuis liep was de lucht boven de heuvels in het oosten rood van de opkomende zon, het was heerlijk fris, echt buiten. Jij zou zoiets wel heerlijk vinden. Ik begin een beetje er notie van te krijgen hoe ik mijn dag in moet delen en hoe de zaken hier in elkaar zitten.
    De juf van Klaas z’n groep is vandaag teruggekomen, maar ze heeft hem nog niet aangekeken. Het begint me langzamerhand te vervelen, hij zit er altijd voor spek en bonen bij en Michal wil maar wachten en wachten en wachten. Het wordt mij nu zo langzamerhand te veel, ik kan niet de hele dag een kind bezighouden, de hele dag praktisch alleen met hem zijn. Ik kan niets doen of denken of schrijven, ik moet voortdurend kijken, antwoord geven, dingen bedenken, spelletjes doen. Ik wandel veel en ik lees hem heel veel voor, ik zit in de speeltuin, ik ga naar school, ik doe mijn uiterste best nooit en nooit mijn geduld te verliezen, maar ik word er doodmoe en nerveus van, zoals nu zit ik te schrijven, maar hij komt steeds iets zeggen, iets vragen iets brengen, iets laten zien, ik moet iets knippen, plakken enz. Hij is ontzettend lief, buitengewoon zoet en lief, maar heus, Kees, misschien is het eens heel goed voor mij zo met mijn kind samen te moeten zijn, want misschien was ik wel te weinig samen, hoewel ik altijd heb geprobeerd een goede moeder te zijn. Maar liefje, ik word er zó moe van. Hij moet naar school, ik kan erheen wanneer ik wil, ik doe het ook want ik wil het, hij is de hele middag bij mij en ’s avonds leg ik hem zelf in bed, dus heus, er zal veel tijd en aandacht voor hem zijn, maar hij moet tussen de andere kinderen, dat is voor hem ook veel beter, hij is anders veel te eenzaam.
    Vanmorgen ben ik met hem naar het kinderhuis gegaan, daar was de kapper, die heeft hem onder vreselijk protest (van Klaas) kaalgeknipt, veel te kaal, hoewel hij op mijn verzoek nog zijn best deed er niet te veel af te halen. Maar Klaas stribbelde ontzettend tegen, tot grote verbazing van iedereen. Vervolgens deed hij er water in en maakte er een heel ordinair koppie van. Maar ja, Klaas ziet er toch altijd beeldig uit, dus zelfs hiermee.
    Hij maakt op het ogenblik allerlei ringen, een voor jou, een voor mij en een voor hemzelf. Ik hoop dat je dit gekriebel lezen kunt, maar anders kan er niet genoeg op en als ik de brief dikker maak doet hij er nog langer over.
    Zeg, weet jij of het N.I.W. naar mij gestuurd wordt of niet en of het per luchtpost gaat. Heb jij het abonnement betaald? Wil je het eens vragen? Ik snak naar iets uit Holland. Als je wilt mag je me wel eens een Haagse Post opsturen, dat zou ik wel fijn vinden.
    Vanmorgen liep ik met Klaas op een heuvel toen er ineens een paar straaljagers heel laag over ons heen scheerden, wel een machtig gezicht, Klaas was verrukt. Hij bedacht meteen hele verhalen over straalpiloten die erin zaten en die kennissen van hem waren en die naar hem hadden gewoven.
    Ineens zie ik dat ik het uitstekende stukje in deze brief niet moet beschrijven, want dat snij je er natuurlijk steeds af als je hem open snijdt. Goed dat ik het zie,
    Er woont hier een meisje (of vrouw, ze hebben allemaal zoveel rimpels) dat drie maanden in Holland is geweest, zij spreekt dus een beetje Hollands. Zij verzorgt hier de planten en zij heeft in Aalsmeer gewerkt. Nu is het zo dat als het hier regent, dan regent het maar eventjes en dan houdt het weer op, en dan weer eventjes heel hard en dan weer niet, en dan is het bv weer een paar dagen mooi weer, in ieder geval als het regent blijft iedereen binnen en wacht tot het ophoudt, dus toen zij en nog een stel Israelisch in Holland waren, en het begon te regenen, wachtten zij en wachtten zij, maar het hield niet op. Tenslotte na een paar dagen gingen zij in ’s hemelsnaam in de regen, dat doet men hier nooit. Toen het hier begon te regenen trok ik mijn regenjas aan, trok Klaas zijn jack aan en ging uit. Niemand te zien in de kibboets, wij regenden door en doornat, want het regent hier dan ook meteen pijpenstelen. Tenslotte gingen wij schuilen tussen heel verbaasde mensen die werkten onder een soort afdak waar oude tractors stonden. Toen werd het droog en het bleef een poosje droog.
    Het is nu alweer een paar dagen mooi weer, echt lekker warm, alleen ’s nachts is het koud en ’s avonds ook. Deze mensen lopen rustig in hun hemdje of bloesje, en ik heb het reuzekoud. Zij zijn gewoon gezonder of zo.
    Mijn brieven zijn wel ietwat verward geloof ik, maar ten eerste word ik steeds onderbroken en ten tweede is er zoveel dat ik wil vertellen, bv. wat voor W.C.’s ze hier hebben, nl. heel praktische, er is geen doortrekker, maar een draaiknop die keihard water laat stromen, en je draait hem pas dicht als alles schoon is, je hoeft dus nooit te wachten tot er weer nieuw water is, het is een goed systeem. Ik wou het je al dagenlang vertellen iedere keer als ik naar de W.C. moet.
    Klaas heeft nu een hele luchtpostbrief nagemaakt, alles precies en hij heeft er iets opgeschreven en ik heb de Iwriet letters gemaakt. Hij stuurt hem aan jou. Hij kent al aardig wat Iwriet letters.
Hier komt een lied van Klaas:

    Lieve beunhaas
    kom toch naar me toe
    ik wil je vriendje zijn
    en spring maar over mijn hekketje heen
    ik geef jou een aardappeltje
    als je dat maar opeet.


’s avonds

Ik heb vanavond tegen Michal gezegd dat de gang van zaken me niet beviel, dat ze met “Edna”, dat is de schooljuf, moest praten, dat niemand verlangde dat Edna al haar aandacht aan Klaas zou geven, maar dat zij tenminste wel ‘hallo’, en ‘wil je hier zitten?’, of iets dergelijks kon zeggen, en bv. de andere kinderen voorstellen of hem een spelletje geven, of hem iets laten maken, in ieder geval hem verwelkomen. En ik heb ook gezegd dat ik nadat ik bij de kapper (in het kinderhuis) was geweest, met Klaas in de speeltuin bij de andere kinderen had gezeten en dat `Edna toen met de kinderen was gaan wandelen zonder ons uit te nodigen mee te gaan. Ik ben toen heel gezellig alleen met Klaas gaan wandelen, maar zoiets is niet bepaald aanmoedigend. Trouwens, ik zat vanmiddag om vier uur ook met Klaas in de speeltuin toen de kinderen werden geroepen om iets te eten, weg kinderen. Ik zat er voor niets in de gure wind, niks aardig.
    Vanavond ben ik weer met hem naar het kinderhuis gegaan, op tafel stonden kopjes met soep. Als Klaas komt krijgt hij soep in een glas. Waarom staat er niet al soep en waarom niet ook in een kopje? Enfin, Michal was het wel met me eens, ze zal met Edna praten, en ze zou misschien vanavond bij mij komen, maar het is nu negen uur, en dan zou ze niet meer komen. Het is ook beter want Klaasje slaapt nog niet, hij is wel rustig, maar ik hoor dat hij niet slaapt, Dat komt zeker omdat hij vanmiddag zolang geslapen heeft.
    Een poosje geleden had hij tot mijn schrik echt nachtmerries, hij schreeuwde, maar die heeft hij gelukkig niet meer, hij slaapt goed. Ik geloof dat hij nu slaapt, o nee, hij woelt weer, heel vervelend want dan kan ik niets doen, ik wou dat hij in een apart kamertje sliep, maar iedereen heeft maar één kamer. Ze bouwen geloof ik wel twee kamer huizen.
Liefje, tot schrijfs, veel sterkte en liefs,
Ursula.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten