vrijdag 26 februari 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 18)


 

Amsterdam, donderdag 11 november 1965, Kees

lieve Ursula,

Het is nu half zeven ’s avonds. Gister en vandaag was er geen post van je. Ik wil je toch vast wat schrijven. Ik ben moe en zenuwachtig, een vervelende inzinking. Ik heb het op het ogenblik absurd druk op school. Veel correctiewerk voor de komende kerstrapporten. Veel vergaderingen. Vandaag staat b.v. de hele dag in het teken van Osdorp. Eerst lesgeven tot half twee, daarna een sectievergadering van de Engelse docenten tot half vier, en vanavond moet ik naar een ouderavond. Ik wil eigenlijk niet, ik heb m’n eigen problemen op het ogenblik.
    Ik zei je al dat ik zenuwachtig was. Zo’n gevoel van misselijkheid en angst voor je omgeving. De mensen lopen tegen je op zonder pardon te zeggen of lachen je uit. Natuurlijk is dit allemaal nonsens, maar soms voel je je zo. Het weer is hier eindelijk omgeslagen, het is koud en het regent. Als ik aan jullie denk word ik helemaal zenuwachtig. Ik zie alles zwart en houd m’n hart vast voor Klaas en jou. Ik weet dat dit een stemming is die niet representatief is voor mijn totaal aan gevoelens. Het gaat weer over. Niet m’n bezorgdheid, maar wel de overdosis zwartheid die me op het ogenblik moe en misselijk maakt.
    In je brief haalde je een gesprek aan tussen jou en Klaas over het getrouwd zijn of niet en over het hebben van een ‘pappie’, waaraan je toevoegt, ‘ik vind dit niet belangrijk’. Wat vind je niet belangrijk? Ik heb dat niet helemaal begrepen. Ook ben ik het er niet mee eens dat je niet veel zou schrijven. Waarom niet? Een brief begint met: ik moest je eigenlijk niet zo bespottelijk vaak schrijven. Waarom niet? Wat is daar bespottelijk aan? Als je er behoefte aan hebt moet je het doen, en bovendien vind ik het prettig om post van je te krijgen.

vrijdag 12 november
Het is nu half twaalf ’s avonds. Ik zit in het bad. Ik ben net thuis van de Shouffours. (Rein Shouffour, geschiedenisleraar aan de Osdorper Schoolgemeenschap, KtH) Ik heb vanavond bij ze gegeten. Op hun manier aardige, hartelijke mensen. Als leraar kan ik niet veel kwaad doen. Hij bezwoer me dat ik me geen zorgen moet maken over m’n positie, als ik maar laat zien dat ik iets aan m’n studie doe. Hij is erg enthousiast over m’n werk. Dat is altijd zo vreemd. Ik doe m’n werk niet slecht geloof ik, maar niet zo goed als hij vindt. Dit blijft altijd zo, het ‘gevonden worden’.
    Het weer is weer mooi geworden, maar wel koud. De winter is begonnen, het vriest een paar graden ’s nachts. Vandaag heb ik voor twee en een halve gulden een tweedehands winterscherm gekocht. Ik kreeg met de middagpost de grote enveloppe met Klaas z’n tekeningen. Klaasje z’n briefjes en tekeningen maken me blij en treurig tegelijkertijd. Wanneer zie ik jullie weer? Wanneer zie ik Klaasje weer? Waarom moet dit allemaal? Wat voelt hij? Mist hij me, of aanvaardt hij m’n afwezigheid als een van de gebeurtenissen in de loop der dingen? Hij is van mij. Vraagt hij ooit wanneer hij teruggaat, en wat antwoord je dan?
    Toen ik vanmiddag de deur uitging, kwam het dienstmeisje van mevr. Loman net voorbij met de twee hondjes. De Brouwers stonden te praten met Lieneke Brouwer. Dat dienstmeisje staat meteen stil en begint vragen te stellen over Klaas. ‘Waar is hij toch?’ ‘Uit logeren, waar?’ Ik heb haast! ‘Is z’n moeder ook mee?’ Ik moet weg! Ik heb mijn hoofd afgenomen en het onder m’n jas gestopt. Zo ben ik weggereden.
    Morgenochtend voor ik naar de chauffeurs ga, ga ik het huis schoonmaken. Vloeren in de was, stofzuigen etc.
    Hub Mathijsen vind ik een engerd. Hij is dik, nors, zwijgzaam, achterdochtig en vies. Ik vind het vervelend dat hij Klaas z’n kamer heeft. Ik was even in z’n kamer, iets dat er redelijk netjes uitziet noem jij een beestenstal. Ik weet niet hoe je dit genoemd zou hebben. Hij lag als een varken te midden van z’n vuil. Ik vroeg hem ‘je denkt toch niet dat ik je kamer schoonhoudt?’, nee, dat dacht hij niet. ‘Maar ik sta erop dat hij schoon blijft! De stofzuiger staat in de keuken.’ Even later hoorde ik hem stofzuigen.
    Als m’n huisgenoten niet meewerken kan ik het niet schoonhouden. Ik zorg wel voor mijn kamers en de keuken. Jan (Jan Fontijn, KtH) is een ontzettende slons. Hij ‘leent’ alles van me, maar brengt niets terug, wast niet af. Ik heb eergisteren een razende brief aan z’n deur geprikt. Ik ben dol op hem. Wij kunnen veel van elkaar hebben. Hij heeft me beloofd mee te zullen werken. We eten vaak samen. Gister heeft hij een tuinbonenschotel gemaakt, de dag daarvoor ik een kerrieschotel. Het huishouden kost me nog veel tijd. Een werkster, één dag in de week, kost 18 à 20 gulden. Dat kan ik op het ogenblik moeilijk missen.
    Ik denk veel aan jullie. Vaak zomaar plotseling, maar ook bij speciale gelegenheden of bepaalde plaatsen. Ik denk altijd aan jullie als ik naar school rijdt, als ik straalvliegtuigen zie of hoor, als de telefoon gaat, als ik aan tafel ga, als ik in bed lig, als ik de kinderen op straat zie en nog meer vaste gelegenheden. Ik vind dat de post van mij naar jou er ontzettend lang over doet. Uit je vorige brief (over het ezeltje) blijkt dat je m’n drie laatste brieven nog niet gekregen hebt. Ik heb ook Klaasje geschreven, al een dag of zeven à acht geleden. Ik ben nu niet zo somber als gisteren, niet meer zo zwart, meer grijs. Mijn vermoeidheid komt voornamelijk door het roken. Ik rook veel te veel. Ik drink niet, en kom niet in cafés. Ik zal proberen minder te roken, maar ik heb een sterke behoefte aan iets. Ik hoop over een maand zo’n beetje m’n tentamen Amerikaanse literatuur te kunnen doen. Liefje, dit is een beetje een saaie brief, maar ik wil je toch schrijven. Jouw laatste twee brieven waren ook vrij vlak, wat feiten en feitjes. Dat hindert niets, je kunt niet voortdurend je hart uitstorten. Schrijf alsjeblieft vaak, al is het alleen maar over konijntjes.
    Krijg je ook brieven van anderen? Van Hennie b.v.? (Hennie van Dijk, vriendin van Ursula, KtH) Schrijf jij zelf aan veel mensen? Iets dat ik niet begrijp is dat je niet moet werken. Kan je me daar iets over vertellen? Schrijf ook veel over Klaas. Denk je veel na, nuchter? Ik zal dadelijk nog een briefje aan Klaas schrijven. Ik heb ook wat titels gevraagd van kinderboeken die leuk zijn. Ik ben benieuwd wanneer m’n pakje aankomt.
    Dag lieve Ursula, veel liefs en sterkte ende despereert niet.
    Ik zweef
    Ani ohef
    Otag*

    De hele dag

Weet je plaats en wees de vrouw van
Kees.

*(Ani ohef otag, ik hou van jou in het Hebreeuws, KtH)











Geen opmerkingen:

Een reactie posten