dinsdag 21 maart 2023

In april, mei en juni 1989 speelde ik met mijn gitarenseptet The Seven Slowhands een reeks concerten in de Sovjet Unie, Mongolië, de Volksrepubliek China en Indonesië. We speelden muziek die ik speciaal had gecomponeerd voor het septet dat bestond uit gitaristen Vincent van Warmerdam, Corrie van Binsbergen, Edwin Ligteringen, Franky Douglas, Hans Croon, John van der Veer en mijzelf. Ik hield een dagboek bij.

1 juni
’s Morgens wordt ons een excursie naar de Borobodur aangeboden, ongeveer een uur buiten Yogya met de bus. Er is bijna geen wolkje aan de lucht en het is warm geworden. Eerst maken we nog een tussenstop bij een ander tempeltje waar we overvallen worden door verkopers van souvenirs en prullaria en manke of anderszins invalide bedelaars. Ik wijs steeds naar Edwin en zeg dat hij veel geld heeft en alles koopt. Dat helpt, en daarbij koopt Edwin ook alles. Het tempeltje is mooi, maar wordt toch wel een beetje ontsierd door de vele kraampjes er omheen.
    Dan rijden we door naar de Borobodur, een boeddhistische tempel uit de negende eeuw, een van de mooist en grootste buiten India, en pas in de vorige eeuw ontdekt door Thomas Stamford Raffles (luitenant-gouverneur van Java en schrijver van The history of Java 1817), toen India korte tijd in Engelse handen was, vlak na de Napoleontische tijd.


    Ook hier barst het van de souvenirwinkeltjes, maar voorbij de trap naar de tempel wordt het rustiger. Het toeristenseizoen is nog niet echt begonnen en er is dan ook bijna niemand op de prachtige tempel, trapsgewijs gebouwd in negen verdiepingen, overal versiert met reliëfs en beelden en grote, donkere, stenen wierookbranders in de vorm van klokken, met boeddha’s erin. De top van de tempel ziet er ook uit als een grote klok, maar alles van grove, donkere steen.
    Je kijkt uit op de bergen en de palmbomen en de vrijwel strakblauwe lucht met wat schaapswolken die regen voorspellen. Ik koop een beschilderde parasol en twee leren tassen in een van de vele kraampjes.
    We lunchen in het hotel en de rest van de middag hang ik een beetje in het zwembad en op mijn kamer. Ik voel me licht rozig van de zon. Om een uur of vier valt er weer een korte, maar zeer hevige stortbui die wat verkoeling brengt.
    Na het avondeten slenter ik een flink eind langs de vele winkeltjes op Malioboro street en kan ik het niet laten toch weer van alles te kopen. Een jongen spreekt me aan en vraagt of ik een toerist ben. Hij is student en bijna klaar met zijn studie, en wil hier weg; om persoonlijke redenen kan hij hier niet blijven. Ik moet naar de redenen raden.
    ‘Heb je problemen met je ouders?’ Goed gegokt.
    ‘Gaat het om een relatie die je ouders niet goedkeuren?’ Weer raak. We moeten eerst een zijstraatje in voor hij vertelt wat ik al had begrepen: hij is homoseksueel en dat is hier niet geaccepteerd. Naast zijn studie heeft hij ook nog een kapperszaak en hij hoopt in Europa als kapper te kunnen werken en dan een opleiding als modeontwerper te kunnen volgen. Volgen hem zijn tussen de vijfennegentig en de negenennegentig procent van alle mensen in de modewereld homoseksueel en dat spreekt hem wel aan. Hij is pas drieëntwintig, maar ik denk dat hij in Europa een goede kans maakt om werk te vinden, hij lijkt me een handige jongen. Hij leeft van zijn werk als kapper waarmee hij 400.000 roepia per maand (ca. ƒ 500,-) verdient en hij wil niet dat ik de drankjes betaal die hij me aanbiedt.
    Hij zegt dat hij zijn seksuele contacten altijd op straat opdoet, soms wel drie verschillende in een week en dat het hem erg ongelukkig maakt. Hij had gehoord dat homo’s in Holland kunnen trouwen, maar volgens mij is dat niet, of nóg niet zo; wél in Denemarken. Hij heeft een vriend in Amstelveen, en in oktober komt hij naar Nederland.
    Ik ga weer terug naar mijn hotel, drink nog wat en lig om half twaalf in bed.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten