Luchter
Ik zit op de bank in de woonkamer van mijn Amsterdamse huurhuis en kijk naar de kroonluchter van messing en kristal die ik voor mijn vijfenzestigste verjaardag van mevrouw Janssen heb gekregen. Het is stil in huis, oudste zoon slaapt, dochter is bij haar vriendje, bij de minste beweging trillen en flonkeren de kristallen hangers aan de luchter, maar nu niet. Pavese heeft het over huurkamers in de stad, je woont er een dag of een paar jaar, en als je weggaat blijven het lege hulzen, beschikbaar, dood; ik denk dat hij zich vergist, hetzelfde geldt voor koophuizen, alle huizen. Ik woon hier nu iets meer dan twintig jaar, langer dan ik ooit op één plek heb gewoond. Ook al is het een huurhuis: het is mijn huis.
Volgens mijn vriendin R. moet ik witte salie branden in alle hoeken omdat er hier zoveel gebeurd is. En inderdaad: Bibian is hier gestorven, ons kleine gezin heeft turbulente tijden gekend, en dus moet de ruimte schoongemaakt, bevrijdt, geobjectiveerd.
Zij zegt het, maar ik twijfel.
Bibians dood was een tragedie, misschien wel de grootste ramp die mij is overkomen, maar de manier waarop het ging - hoe wij vrijwel tot op het allerlaatste moment samen het leven vierden, gelukkig met elkaar waren, ons nooit van de wijs lieten brengen door wat anderen vonden of dachten dat je zou moeten doen in zo’n situatie, omdat we eigenlijk behalve elkaar niets nodig hadden en ons ook geen illusies maakten over de dood die komen zou - kan ik moeilijk als iets slechts of negatiefs zien dat ik uit alle hoeken van mijn huis zou moeten verdrijven. Ik wil het liever koesteren.
En ook de vele conflicten die daarna in deze gehuurde ruimte zijn uitgevochten, waarin de taal zich verknoopte en het zelden ging over waar het werkelijk om ging, dat immers niet uit te leggen is, want voorbij elke redelijkheid, pas werkelijk te benoemen wanneer je jezelf ten volle zou kunnen kennen en aan de ander openbaren en het besef van de onmogelijkheid daarvan, en dan toch steeds weer die strijd, tegen beter weten in, en daarna de pijn, het verdriet maar ook de verzoening - ongetwijfeld hangen ze hier nog, als gestolde emoties, verkleefd met de minuscule stofdeeltjes in de strepen zonlicht - maar hoewel we diepe wonden in elkaars zielen hebben geslagen, zoeken we elkaar toch steeds weer op, houden elkaar op de hoogte, delen een verleden, hebben een verbond.
Ik geloof eigenlijk niet dat ik dat wil uitdrijven met witte salie, uit angst dat er dan misschien ook iets verloren zou gaan dat juist essentieel is. En als ik hier zo op mijn bank zit en luister naar de geluiden van buiten en de stilte hier in huis, voel ik me op een rare manier verbonden met alles wat hier is gebeurd, een beetje alsof ik van boven naar beneden kijk en mezelf daar zie zitten, een al wat oudere man die zich afvraagt waarom het zo gelopen is, hoe de tijd zo snel kon gaan, op een bank van donkerblauw velours in deze ochtend die maar voortduurt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten