Op de terugweg van Sint Barbara, waar ik een nieuwe roos ging planten op het graf van Bibian en haar meteen even bijpraten over het wel en wee van ons middelste kind, gaat mijn telefoon. Het is S. die nu al een paar dagen in detox is bij de Jellinek kliniek en zich verveelt. Hij heeft de adapter van zijn laptop in het Belfort hotel bij Toby laten liggen, de Oost Europese jongen die hem eerst zou hebben verkracht, maar later toch weer niet.
Toby, die zoals ik inmiddels weet prostitué is en op kosten van zijn moeder - die hem niet thuis wil hebben vanwege zijn levensstijl en zijn drugsgebruik - in hotels woont, heeft zich nu in The Neighbours Magnolia aan de Willemsparkweg gevestigd. S. vraagt of ik zijn adapter daar wil gaan ophalen, zodat hij tijdens zijn detox kan Minecraften en films kijken.
Hoewel ik weinig zin heb om Toby opnieuw te ontmoeten, besluit ik toch maar te gaan. Ik denk na over wat ik tegen hem zal zeggen.
Don’t you ever contact my son again. Ik kijk hem hierbij zo intimiderend mogelijk recht in de ogen. If he ever contacts you, you don’t answer. I want you to delete his number from your phone.
We staan in de lobby van een hotel, een verstofte piano naast een boekenkast met thrillers en detectives, perzische tapijten, een donkerbruin portret aan de muur achter de balie, de manager en wat hotelgasten kijken nieuwsgierig onze kant uit.
If I find out you contacted him, I’ll know where to find you, Toby. I’ll find you and then I will hurt you so bad, you will never enjoy a decent meal again.
In mijn hoofd varieer ik hier nog wat op terwijl ik me afvraag of ik zoiets überhaupt uit mijn strot zou kunnen krijgen. Tony Soprano zou er wel raad mee weten.
S. belt om te zeggen dat ik in de lobby van het hotel moet gaan zitten, dan zal Toby me de adapter komen brengen. ‘Hij moet alleen nog even zijn schoenen aantrekken.’
Binnen zit ik een minuut of tien om me heen te kijken. Je vervelen is het enige dat je hier kunt doen. Een jongeman komt vanuit het souterrain naar boven en loopt via de gang naar de buitendeur: dat zal hem zijn.
‘Toby?’
Het is dezelfde rossige jongen uit het Belfort, klein postuur, niet onknap met een blik in zijn ogen als vanuit een andere dimensie. Hij overhandigt me de adapter. ‘How is S.?’ vraagt hij in zijn Oost Europese accent.
‘Listen Toby,’ zeg ik, terwijl ik probeer vast te houden aan wat ik me had voorgenomen. ‘I don’t want you to ever contact my son again.’
Hij kijkt me bezorgd aan. ‘I think that’s better too,’ zegt hij zacht. Hij heeft een prettige, wat zangerige stem. ‘It’s too much for him to handle. Those drugs are not good for him. Is he ok?’
Als ik kon, zou ik Toby ook willen redden, maar ik ben hier voor mijn eigen kind.
‘Just don’t ever contact him, Toby. And one more thing,’ voeg ik er in een opwelling aan toe, ‘take good care of yourself, will you?’
Buiten gooi ik de adapter in het bakje van mijn fiets. Het is een warme dag, een van laatste van deze zomer vrees ik. Mijn hoofd is leeg. Duizenden gedachten in mapjes en vakjes, klaar om geactiveerd te worden, maar nu nog even niet. Dan gaat opnieuw mijn telefoon. Het is S. om te vragen wanneer ik zijn adapter langs kom brengen.
maandag 18 augustus 2025
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten