Eindelijk begint de zon een beetje te
schijnen. Zondag hebben we met vriendin S. gewandeld in het Amsterdamse bos en
voor de kinderen een waterfiets gehuurd. Swip en Lulu sprongen al snel in het
ijskoude water, hebben de hele weg terug naar ons busje lopen klappertanden.
Lulu doet erg boos tegen mij over S. Sowieso
over vrouwen die te dicht in mijn buurt komen. Ze weet dat ik S. leuk vind, en
dat er iets tussen ons begint op te bloeien.
Dat mag niet. Ik mag alleen van mama houden.
Punt.
Ik probeer haar uit te leggen dat het één
niets met het ander te maken heeft. Dat ik natuurlijk nog net zoveel van mama
hou, en dat ook altijd zal blijven doen. Dat daar niets of niemand tussen kan
komen. Maar dat ik ook verder wil met mijn leven. Er iets van wil maken. Gelukkig
wil zijn. Dat ik dat ook nodig heb om een leuke en grappige vader te kunnen
zijn.
Valentijn en Swip hebben er minder moeite mee.
Die zeggen dat ze me het wel gunnen.
Ik begrijp Lulu heel goed. Ze is bang voor nog
meer veranderingen, heeft een loyaliteitsprobleem, en ze wil mijn onverdeelde
aandacht.
Ik voel mezelf natuurlijk ook schuldig,
ontrouw, in verwarring. Een verrader. Kan dit wel, mag dit wel. Ik weet het
niet. Is het niet veel te snel. Ja. Ongetwijfeld.
Je kunt alles uitstellen, wachten op een beter
moment. Eerlijk gezegd heb ik dat nooit gedaan. Bibian is op de tweede dag dat
we wat met elkaar kregen al bij me ingetrokken, bij eerdere relaties was ik
meestal degene die meteen maar ‘introk’. Onze kinderen hebben we ook niet
gepland. Liever er vol inspringen en misschien verschrikkelijk uitglijden, dan
wachten tot het moment voorbij is. Aan de andere kant heb ik nu wel de
verantwoordelijkheid voor drie kinderen.
We hebben besloten het van de zomer met onze
twee gezinnen te gaan proberen in de Karpaten in Transsylvanië. Daar zijn we
allebei nog nooit geweest.
S. verdiept zich in de aanschaf van een oude
Duitse brandweerbus waar we met z’n allen inpassen. Swip droomt al van een met
bloemen beschilderde hippiebus. S. zegt dat ze het een goed idee vindt. Als we
een bus vinden, mogen haar en mijn kinderen hem beschilderen. Het maakt me
vrolijk en verdrietig tegelijk.
Vriendinnen I. en L. zeggen dat Bibian het me
zeker gegund zou hebben. Dat ze wilde dat ik ook zonder haar weer gelukkig zou
worden. Ik betwijfel het. We hebben het er wel eens over gehad, de mogelijkheid
van een nieuwe liefde, maar ze wilde er niet van horen.
Het had denk ik ook niets uitgemaakt. Als ze
me had aangemoedigd toch vooral aan de toekomst te denken, had ik me net zo
schuldig en verward gevoeld.
Eerst maar eens een geschikte bus vinden.