donderdag 1 november 2012

Ouderlijk huis


Ik werd geboren en groeide op in Amsterdam Zuid in de Heinzestraat, nummer 21. Mijn opa en oma huurden de benedenwoning al vanaf het begin van de jaren vijftig en mijn vader is er blijven wonen tot de dood van mijn moeder in 1981. Het was een fraai voorbeeld van de bouwstijl van de Amsterdamse School; kleine ramen, lage plafonds en een onhandige indeling van de ruimte. Het was er altijd donker.
Toen ik een klein jongetje was, leefde mijn oma nog, die inmiddels seniel was geworden en door mijn moeder werd verzorgd. Ik herinner me dat zij een grote collectie Engelse literatuur had, vroege Penguin uitgaven met fraai vormgegeven omslagen, die ik – tot haar woede en wanhoop - elke dag opnieuw uit de boekenkast trok om er torens mee te bouwen.
De huiseigenaar die zelf de bovenverdieping bewoonde, kwam elke maand op vrijdagmiddag even langs om te informeren of alles nog naar wens was; klemden de deuren? moest het houtwerk gedaan?, we betaalden er tenslotte voor. Hij vroeg dan ook altijd op zakelijke toon aan mijn ouders hoe het met de seks ging. Dat vond hij belangrijk. Ik merkte dat mijn ouders daar niet zo goed raad mee wisten.
Hij had vier knappe dochters die ik enorm met seks associeerde. Misschien omdat hun vader er altijd over begon. Met een van hen heb ik voor het eerst gezoend. Toen we een paar keer geoefend hadden en het eindelijk lukte – dat gebeurde voor de voordeur, we speelden altijd buiten - belde ze aan. Haar moeder verscheen op het balkon. Trots riep ze naar boven: kijk mama, we zoenen al, en moest ik nog een keer.
Toen ik een jaar of twaalf was verkochten ze het huis.
De nieuwe huisbaas bleek psychotisch. Ze mishandelde haar zoontje, schreeuwde obsceniteiten vanaf het balkon en zorgde voor eindeloze overlast omdat ze vooral ’s nachts actief was. Ze dreigde de boel in de fik te zullen steken. Het huis was behekst, en alleen door het vuur kon de betovering verbroken worden. Wij waren er niet gerust op.
Mijn moeder was ziek, en dit konden we er eigenlijk niet bij hebben.
Zodra ze gestorven was, verhuisde mijn vader naar Bergen. Ik bleef achter in mijn ouderlijk huis, dat ik nu moest delen met een stiefzusje.
Op kerstavond was ik alleen thuis. Ik werd wakker van vreemde geluiden; begreep meteen wat er aan de hand was: de bovenbuurvrouw had haar dreigement uitgevoerd. Er was geknetter van brandend hout, en er vielen gloeiende spaanders naar beneden.
Ik belde de brandweer en vluchtte de straat op. De huisbazin stond in extase op het balkon. Ik sleepte mijn matras naar buiten en riep dat ze moest springen voor het te laat was, maar ze leek me niet te horen.
De brandweer kwam en haalde haar met een ladderwagen naar beneden.
Onze benedenverdieping had geen brandschade, maar het was een ravage vanwege het bluswater. Ik ben die nacht bij een vriend gaan logeren en realiseerde me toen dat ik, wat er ook gebeurde, nooit meer één nacht in het huis wilde doorbrengen. Het was genoeg geweest. Mijn opa was er overleden aan de gevolgen van een ongelukkige val in de badkamer, mijn oma was er seniel geworden, mijn moeder kreeg er kanker, mijn vader ook, en dan nog die psychotische bovenbuurvrouw. Ik ben niet bijgelovig, maar genoeg is genoeg.
Ik ben er nooit meer geweest, behalve om mijn spullen te verhuizen. Ik heb een jaar lang een zwervend bestaan geleid, maar nooit spijt van mijn beslissing gekregen.  
  

3 opmerkingen:

  1. Een huis dat zo gelinkt is aan vele nare gebeurtenissen kan je ziek maken, niet wegens kwade geesten of een boos oog, maar omdat je er zoveel verdriet en angst in hebt gehad.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Maar 1 opmerking. Ik moet er een tweede van maken.
    Gisteren zei ik toch morgen, jij praat over het verleden. Was de tijd voor jou en Bibian maar blijven stilstaan. Niemand had iets geweten. Het vervolg was nooit gekomen. Kan de klok niet worden teruggezet? Het is tijd voor de teletijdmachine.
    Tot horens,
    Paul.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb ook een sterke band met een oud herenhuis in de stad, maar dan uitsluitend positief. Ik heb er de mooiste tien jaar van mijn leven in doorgebracht maar sinds onze verhuis - op aandringen van mijn vrouw - naar een groot huis op het platteland, heb ik nooit meer die geborgenheid gehad die ik daar, in dat - MIJN - huis, heb gekend.

    BeantwoordenVerwijderen