woensdag 7 november 2012

Sovjet Unie


In 1976 was ik voor het eerst in de Sovjet Unie. Ik had me ingeschreven voor de jaarlijkse Ruslandreis, die werd georganiseerd door een geschiedenisleraar aan de Odorper School Gemeenschap. Hij had een jaar in Moskou gestudeerd, sprak de taal, en er werd gefluisterd dat hij voor de K.G.B. werkte.
We logeerden in een hotel aan de rand van de stad. Een enorm flatgebouw met uitzicht op sportvelden. Er lag een dik pak sneeuw, er werd gelanglauft. Wij vonden alles even pittoresk.
Het was vrijwel onmogelijk contact te maken met de Moscovieten. De enigen die een beetje Engels spraken waren de zwarthandelaars, maar die hielden het zo kort en zakelijk mogelijk.
Kamermeisjes en liftpersoneel waren kortaf en chagrijnig. Als je op straat de weg vroeg kreeg je zelden antwoord maar wel een boze blik. Wij waren immers de vijand, decadente kinderen van nog decadentere westerlingen, rijk geworden over de ruggen van de werkende klasse, fabrieksarbeiders die onder erbarmelijke omstandigheden de in de Sovjet Unie zo felbegeerde gymschoenen en spijkerbroeken produceerden.
Van ons hotel was het met de metro vijftien haltes naar het rode plein, naar het GUM-warenhuis, het Lenin Mausoleum en het Kremlin. Ongekende afstanden voor een Amsterdammer.
Het was voor mij de eerste keer dat ik mij realiseerde dat er naast mijn eigen vertrouwde wereld een parallelle wereld bestond, waar vrijwel alles anders was, andere vanzelfsprekendheden bestonden, maar waar toch ook mensen leefden, woonden en werkten.
Ik wist toen al dat ik terug zou komen. Het intrigeerde me en ik vond de taal onverstaanbaar mooi. We bezochten een eindeloos durende opera van Rimsky-Korsakov, mijn eerste opera ooit, en een soort Russische Snip en Snap revue met twee als vrouwen verklede komieken, diverse gasten, waaronder de Trololo-man, en acrobatiek. Het begeleidingsorkest speelde op futuristisch vormgegeven elektrische gitaren met soms wel vijf pick-ups en op Tesla versterkers.
Ik speelde zelf al behoorlijk gitaar en droomde ervan met een band in Rusland te kunnen spelen.
Van mijn zwarte roebels kocht ik een cassette met elpees van David Oistrakh, op superdun vinyl geperst. De doos verspreidde een weeë zoete geur, ik vermoed dat het de lijm was, die ik nog steeds ruik als ik hem in mijn handen houd.
Drie jaar later schreef ik me opnieuw in voor de zelfde reis. Hoewel ik al niet meer op school zat mocht ik toch mee, er waren nog plaatsen over wegens gebrek aan belangstelling.
Deze keer gingen we met de trein en bezochten we behalve Moskou ook Leningrad. Nu zag ik eindelijk wat van het Russische landschap; besneeuwde dorpjes met houten huizen met in bonte kleuren geverfde voorgevels en vervallen kerkjes met ui-koepels op de torens.
Toen het communisme op zijn eind liep en de glasnost inzette, greep ik mijn kans. Via de contacten van een klein Amsterdams reisbureau kon ik met mijn band Vijf Slag een Wijd op een toeristenvisum een week lang spelen in Moskou en Leningrad. Ik had inmiddels Russische les van de briljante alcoholische vertaler Frans S. die zichzelf later met een jachtgeweer van het leven zou beroven. Nu waren wij ineens niet meer de vijand, maar werden we overal uitgenodigd en binnengehaald. Eindelijk was ik geen toerist, maar kwam ik met een reden.    

 

2 opmerkingen:

  1. de "russen" in zijn algemeenheid
    het houdt het midden tussen
    melancholiek en chagrijnig
    ergens ook wel te begrijpen
    wij zijn nog steeds
    voor het merendeel van de "russen"
    stinkend rijk
    terwijl het gros van de mensen
    heel arm is
    de bezienswaardigheden
    en de muziek zijn prachtig
    het eten ronduit smerig
    de huizenblokken armoedig
    het weer in mei
    was geweldig 28 graden
    de petroeska's en
    farbege eieren
    de moeite waard
    geen spijt
    dat we geweest zijn
    nog een fijne dag voor jouw ,groet patty

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Aah, kus voor jou en die lieve Frans.
    Monique (Pelsin 97-99)

    BeantwoordenVerwijderen