dinsdag 11 mei 2021

 


 

In oktober 1965 gingen mijn ouders, toen 29 en 30 jaar oud, Kees ten Holt (1935 - 1990) en Ursula Roth (1934 - 1981) uit elkaar. Mijn moeder nam mij (5 jaar oud) mee naar Israel, om zich met mij in de nieuwe heilstaat te vestigen in kibboets Lahav in de Negev. Mijn ouders schreven elkaar dagelijks, en al snel werd duidelijk dat ze moeilijk zonder elkaar konden. De volledige correspondentie (in ca. zeventig brieven) is bewaard gebleven.
(afl. 71)


 

Lahav, dinsdag 24 januari 1966, Ursula

lieve Kees,

gisteren kreeg ik gelukkig mijn reispapieren, alles is dus in orde. Ik ben naarstig bezig alles te wassen, te stoppen, te strijken, Klaas en ik dragen onze oudste kleren en schoenen. Donderdag haal ik alles in mijn huisje overhoop, ga vast zoveel mogelijk pakken en de kamer schoonmaken. In de matpera moet ik pyjama’s maken, ik kan er nauwelijks mijn hoofd bijhouden. Alweer heb ik geluk, Nomi is er niet, ik kan niet bij de naaimachine, want de andere twee hebben echt veel belangrijker werk te doen. Eerst had ik nog knopen aan te zetten, maar dat is nu klaar. Dus toen ze eigenlijk niet wisten wat ze mij te doen zouden geven, zei ik maar vlug dat ik nog veel voor mezelf te doen had, en verdween naar huis, en heb verder de hele hele ochtend heerlijk in het zonnetje kleren versteld.
    Vanmiddag heb ik nog iets in de matpera genaaid, maar ook niet veel. Voor ik het vergeet, denk er wel om dat 3 februari een donderdag is en geen woensdag. Dat schreef je namelijk, dat je woensdag vrij ging vragen, het is donderdag. Je kunt misschien beter vrijdag vrij vragen. Of niet? Ik heb allerlei mensen een kaartje gestuurd, o.a. een beeldige aan Frankje en Henriëtte (buurkinderen uit de Heinzestraat, KtH), en een aan Anneke Roth (jongere zuster van Ursula, KtH). Ik heb er nog drie over, ik weet nog niet aan wie ik wat zal sturen. Ik zal er denk ik ook een aan Joost en Ria sturen. Klaas slaapt weer eens niet, ik heb hem z’n zaklantaarn en een boekje gegeven, want hij lag te zuchten en te steunen dat hij niet slapen kon. Nu is hij heel stil.
    Gisteren voelde ik me ziek, ik had keelpijn en koorts en voelde me bibberig. Ik heb de hele dag A.P.C. en sulfapillen geslikt, nu is het weer weg. Ik zal toch eens aan Beussie (Van Beusekom, huisarts van mijn ouders, KtH) vragen wat die van sulfatabletten denkt. Esther zei dat haar dokter ze haar zeer had ontraden, maar ze helpen erg goed tegen de keelpijn. Zij zei dat je er zwak van wordt en dat kan namelijk best zijn.
    Het licht is uit, er is geen elektriciteit, ik schrijf nu bij het licht van drie kaarsjes, romantisch hè? ’s Avonds is er bijna altijd elektriciteit wonder boven wonder, overdag valt hij om de haverklap uit, nu hoor ik de generator ook niet meer, hij is dus wel echt stuk. Erg stuk is hij nooit, Gabi krijgt hem altijd wel weer aan de gang. Buiten is het aardedonker, geen hand voor ogen te zien, ongelofelijk, geen enkel lichtpuntje. Als ik buiten sta vind ik het gewoon eng. Er is ook geen maan. Als je niet in je huis bent en je hebt geen zaklantaarn, dan vind je het niet terug. Soms wordt iets heel primitief gerepareerd, b.v. de elektriciteit of de waterleiding ergens, bij het licht van een gierende tractor. Dat is dan een wonderlijk gezicht. Het is nu zo stil buiten, alleen het loeien van een rund of het schreeuwen van een varken, of mensen die elkaar roepen. Ik hoor mijn klokje tikken. De generator maakt namelijk dag en nacht een hels lawaai. Vrijdag wordt de kibboets aangesloten op het elektriciteitsnet, dat wordt een feest.
    Ik heb niet veel te schrijven, zoals je ziet. Ik ben te onrustig om mijn gedachten te verzamelen. Het enige van de reis waar ik een klein beetje tegenop zie, is de dag die ik in Marseille moet doorbrengen, het beste zal toch wel zijn zolang een kamer te nemen en uit te rusten voor het gedender in de trein.
    Er is weer licht en lawaai. Klaas wordt meteen onrustig. Hij spreekt al heel aardig Iwriet. Hij weet meer dan ik, die kindertjes leren zo gauw, als hij hier nog een paar maanden zou zijn, zou hij het vloeiend spreken. Hij ligt nu te fluiten in zijn bed, hij wilde weten in welk land het eerste soep gemaakt werd. Hij vraagt me soms de oren van het hoofd, soms weet ik gewoon niet wat ik allemaal moet antwoorden. Vanavond heeft hij met grote ogen in het babyhuis rondgekeken, het deed mij ook zo wonderlijk aan, die bedjes bij elkaar, in elk een klein kindje dat lekker lag te slapen. Ze zullen nog jarenlang met elkaar zo in een kamer slapen als broertjes en zusjes. Toen Michel haar Inbal wilde voeden, wilde Klaas erbij zijn, dat mocht. Hij was er niet weg te slaan.
    Ik kan gewoon niet rustig zitten, Klaas zeurt en zeurt. Mammie ik wil eruit! Reuze vervelend. Wat doe ik ermee? Ik ben al bij hem gaan zitten praten, hij gaat nu huilen, maar niet echt, alleen proberen of het gaat, ondertussen klakt hij opgewekt met zijn tong.

Volgende morgen.
Liefje, ik heb geen tijd om te schrijven, veel liefs en omhelsd ook door Klaas.
Ursula.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten